De Nederlandse schilder Hal Wichers verloor tijdens de beginperiode van de Indonesische revolutie, de zogenoemde bersiap, zijn jonge dochter, een belangrijk deel van zijn kunstcollectie maar ook zijn afgelegen woonhuis met atelier aan de noordrand van Bandung. Wichers repatrieerde naar Nederland en sprak nooit meer over dit belaste verleden. Een zoektocht naar het werk en huis van Hal Wichers.
Door Louis Zweers
De schilder Hal Wichers (1893-1968), opgeleid aan de Rijksacademie te Amsterdam, keerde na zijn studie weer terug naar Indië waar hij was geboren. Daar werd hij vooral bekend door zijn romantische Indische werken. Zijn olieverven in impressionistisch stijl tonen tropische landschappen met vulkanen en rijstvelden, bloeiende flamboyants met felrode bloesem en Balinese tempelscenes. Halverwege de jaren dertig liet hij een vrijstaand huis met een groot atelier in de nieuwe villawijk Ciumbeleuit (het oude Berg en Dal) in de heuvels aan de verstilde rand van Noord-Bandung bouwen. De ruime tuin van bijna een hectare (een oppervlakte van twee voetbalvelden) stond vol met bougainvilles, kembang sepatu (hibiscus) en fruitbomen. Er werd een moestuin en een vijver met rotspartijen aangelegd. Een saillant detail was de nieuwe ondergrondse schuilkelder, een voorbode van de komende oorlog. Zijn huis met overdekt terras bood een panoramisch uitzicht op de hoogvlakte van Bandung met zijn imposante vulkanen. Vanuit zijn atelier had hij zicht op de kenmerkende Tangkuban Prahu vulkaan, in de vorm van een omgekeerde kano.
In de Japanse tijd ontkwamen Wichers en zijn oudste zoon niet aan internering. Zijn vrouw Nicolette Bleckmann had haar Duitse achternaam van haar vader gebruikt om te worden vrijgesteld van internering. Tijdens de oorlog verbleef ze met haar kleine kinderen in het afgelegen buitenhuis. Ze speelde heel goed piano. Nabij gelegerde Japanse militairen kwamen soms onaangekondigd op bezoek om naar haar muziek te luisteren. Weigeren was natuurlijk geen optie. De Japanners toonden zich gecharmeerd van haar kleine kinderen met blond haar. Tegelijkertijd verschafte ze heimelijk, met gevaar voor eigen leven, een onderduikplek aan een paar Nederlanders, onder wie de kleinkinderen Peer en Truitje van oud-minister van Koloniën Charles Welter. Ze verbleven in een verborgen ruimte van het atelier. Overmand door angst haalde hun bezorgde moeder de kinderen later weer op en daarna werden ze alsnog geïnterneerd. De twee andere onderduikers overleefden op deze afgelegen schuilplaats de oorlog. Over het algemeen was onderduiken, zeker voor blanke Europeanen, tijdens de Japanse bezetting riskant. Ze vielen bovendien op door hun huidskleur en lengte. En door de Kempetai was een hoge premie van vijfhonderd vooroorlogse Nederlandse guldens (in die tijd een gemiddeld jaarsalaris van een Indonesiër) beschikbaar gesteld voor elke aangebrachte Nederlandse onderduiker. Soms werden aangetroffen onderduikers en hun helpers door Japanse militairen onthoofd.
Overhaaste vlucht
Wichers overleefde het Jappenkamp en voegde zich weer bij zijn gezin in Bandung. In het onrustige najaar van 1945 slopen ’s nachts rampokkers (plunderaars) uit de omliggende kampongs naar de hoger gelegen villawijk om daar de Nederlandse bewoners te overvallen en te plunderen. Het rauwe geweld kwam nu heel dichtbij. In die bersiap-periode dreven zelfs regelmatig (Indo-) Europese lijken in de wild stromende Cikapundung-rivier beneden in de vallei. De situatie was erg gevaarlijk geworden. Op een nacht dook een groep wraakzuchtige pemuda’s op bij de nogal afgelegen woning van de familie Wichers. Halsoverkop vluchtten ze met achterlating van al hun bezittingen, inclusief de vele kunstwerken in zijn atelier. Ternauwernood ontsnapten ze aan de dood. De familie kon tijdelijk verblijven in een huis van vrienden met dichtbegroeide tuin verderop in het villawijk. Ze waanden zich veilig. Een misrekening. Op een avond in november 1945 kwamen ook daar Indonesische milities langs. Wichers’ oudste dochter, de achttienjarige Nicolette Henriëtte, roepnaam Colette, deed nog snel de stevig houten voordeur op slot maar op dat moment gingen de kogels er al dwars doorheen. Dodelijk getroffen werd ze. De jonge vrouw kreeg een graf op het christelijke kerkhof en werd later bijgezet op het Nederlandse ereveld Pandu in Bandung. Begin 1946 vertrok het aangeslagen gezin definitief naar Nederland. Ze waren alles kwijtgeraakt en kregen onderdak bij hun schoonouders in Nijmegen. Over zijn dramatische Indische verleden hulde Wichers zich in stilzwijgen. Slechts een gescheurde vooroorlogse zwart-wit foto toont nog de verloren panden. Op deze foto is vlak voor het atelier ook zijn cabriolet zichtbaar. De achtergebleven kunstwerken (er is geen inventarislijst beschikbaar) zijn voorgoed verdwenen. Hoogstwaarschijnlijk zijn ze in particuliere handen terechtgekomen of vernietigd. Overigens is de originele koopakte van het huis wel bewaard gebleven. In de zomer van 1947 constateerde een neef, die op dat moment op Java verbleef, dat het geheel leeggehaalde huis en atelier er nog stond, weliswaar zonder ramen en deuren. De eerste Indonesische bezitter was ongetwijfeld te kwader trouw en had het pand al snel doorverkocht.
Zoektocht naar Wichers’ huis
In de zomer van 2019 begin ik aan mijn zoektocht naar het huis van Wichers. Op een vroege ochtend loop ik door de rustige lanen, omzoomd met schaduwrijke kanaribomen, in het hooggelegen Ciumbuleuit (het vroegere Berg en Dal) in Noord Bandung. Daar woont nu de nieuwe Indonesische elite, familieleden van de voormalig president Sukarno en Habibie in hun villa’s verscholen achter lommerrijke tropische begroeiing en hoge muren. Van Wichers dochter Tjieke had ik zwart-wit foto’s van het vooroorlogse woonhuis aan de Jalan Ranca Bentang (de Randweg) gekregen. De eigenaar van het nabijgelegen Ethnic Cafe kan me niet verder helpen en andere Indonesiërs herkennen evenmin het koloniale huis op de oude foto’s. Ten slotte ontmoet ik twee Indonesische wegwerkers in bedrijfskleding die de open afvoer schoonmaken. Ze attenderen me op een villa verderop met een omvangrijke tuin met bamboebosjes en theestruiken. Daar woont iemand die me wellicht meer kan vertellen. Via de dichtbegroeide Jalan Gunung Putri, een zijstraat van de Ranca Bentang, kom ik bij de oprijlaan van het huis. Het hek staat open en op het terras staart een Europese man van middelbare leeftijd intensief naar zijn laptop. Twee honden komen blaffend aangelopen. De man staat op en stelt zich voor als Charles Jansen, Nederlandse rapporteur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), hij verricht onderzoek naar Indische oorlogsgetroffenen die eventueel recht hebben op een uitkering. De vader van zijn Chinees-Indonesische vrouw, eigenaar van een theeplantage, had deze villa na 1965 gekocht van een Nederlander, die het politiek turbulente Indonesië zo snel mogelijk wilde verlaten. Jansen blijkt geïnteresseerd in mijn zoektocht naar het huis van Wichers, roept zijn tuinman Komar, een veertiger, en vraagt of hij het huis op de zwart-wit foto’s herkent. Deze reageert direct positief. Hij zegt dat dit zonder twijfel het huis van een bekende Indonesische arts was. Ik ben nogal verbaasd. Hoe weet je dat? Omdat ik daarals kind altijd speelde met mijn vriendje, de dokterszoon. Op mijn vraag waar dat huis is gebleven, wijst hij naar het verderop gelegen imponerende hotel en appartementencomplex. Daar heeft het tot zo’n vijf jaar geleden gestaan.
De laatste eigenaar had het pand met een groot stuk grond verkocht aan een Chinese projectontwikkelaar. Het werd volledig gesloopt. Op deze toplocatie staat nu het witgepleisterdevijfsterrenhotel Art Deco van tien verdiepingen met een zwembad en restaurant op de bovenste etage en een ondergrondse parkeergarage met ingebouwde gebedsruimte voor het personeel en de gasten. Bij de met een hefboom afgesloten ingang staan altijd een paar geüniformeerde beveiligers. Na verkoop van het pand is de Indonesische medicus met zijn vrouw uit Java vertrokken. Hij heeft zich gevestigd in Cyprus waar hij een luxe appartement had gekocht. Daar heeft hij mogelijk het Cypriotische en Europese staatsburgerschap verworven; het controversiële golden passport.
Later heb ik de jonge Indonesische manager in zijn hagelwitte overhemd in de met marmer beklede lobby van hotel Art Deco met de foto’s en gegevens over het huis van Wichers geconfronteerd. “Dat is allemaal van voor de oorlog en daar weet ik helemaal niets van”, zegt hij enigszins nerveus. Dat is alles wat hij erover wil zeggen. Het tragische lot van Wichers kunstcollectie en huis – allebei definitief verdwenen – is een voorbeeld van hoe het vaak is afgelopen met het Nederlands-Indisch roerend en onroerend goed.
Het bleek dat het resterende landgoed van Wichers was verkaveld en volgebouwd met villa’s van de rijke Indonesische elite. Ik dwaalde wat rond in de tuin grenzend aan het Hotel Art Deco. Ik zocht de grond af en tussen de struiken en bladeren en vond vlakbij de plek waarop Wichers huis had gestaan nog een scherf van een Delfts blauwwitte pot of schaal.
Bronnen
Gesprekken van de auteur met Tjieke Deuss-Wichers, dochter van de schilder Hal Wichers, en uitgebreide mailwisseling; gesprek met Charles Jansen, adviseur van de SVB, Bandung juli 2019.
Dit artikel kwam tot stand met steun van het fonds freelance journalisten.