Een pro-Japanse opstand op de Aroe Eilanden
Hoe meer de tijd verstrijkt, en hoe verder Indië van ons wegglijdt, des te meer raken we verstrikt in onze eigen pogingen om de geschiedenis te begrijpen. Als het groot nationaal onderzoek bedoeld was om duidelijkheid te krijgen over de periode 1945-1950, dan is dat mislukt. Natuurlijk zijn vragen beantwoord, maar werden even zovele andere vragen opgeworpen. En wat erger is, niemand lijkt tevreden. We willen er niet aan. Onze eigen antwoorden zijn belangrijker dan die van de wetenschappers. Ligt dat aan die wetenschappers? Nee, natuurlijk niet. Het ligt aan ons. We vinden het te ingewikkeld. Hóe ingewikkeld het is, toont ons de oorlogsgeschiedenis van de Aroe Eilanden.
Door Bert Immerzeel
Ter introductie: Aroe maakt deel uit van de Oostelijke Molukken, en ligt onder de zuidelijke kust van Nieuw-Guinea. Met een oppervlakte, vergelijkbaar met de provincies Noord- en Zuid-Holland tezamen, en slechts ca. 10 duizend inwoners, was het zeer dun bevolkt. Let wel, het was ‘van ons’: het maakte deel uit van Nederlands-Indië, en viel als zodanig bestuurlijk onder het beheer van de assistent-resident van Toeal op de nabijgelegen Kei-Eilanden. Als vertegenwoordiger van het Nederlandse gezag functioneerde het hoofd van het plaatselijk bestuur (HPB) te Dobo, de heer C.W. Wolff.
Pais en vree onder een tropische zon? Vergeet het maar. Daarvoor was de bevolking te heterogeen. Je had de oorspronkelijke Aroenezen die zich voornamelijk bezig hielden met wat visserij en de verbouw van sago, er was een grote gemeenschap van Chinezen die in de handel zat, en verder een meerderheid van verschillende volkeren die – om reden van de parelvisserij of de houtkap – zich ooit op Aroe had gevestigd en zich vooral liet leiden door zijn eigen economische belangen. De komst van de Japanners zou die verschillen alleen maar vergroten.
Toen Ambon viel, in de eerste week van februari 1942, was het de verwachting dat de rest van de Molukken ook snel zou volgen. Omdat de bezetter zich echter eerst op Java richtte, duurde dit langer dan voorzien. De oostelijke Molukken vormden nu een doorvoerzone voor vluchtelingen die uitweken naar Australië. Ook op Aroe werd het druk. Zo vestigden zich hier enkele honderden medewerkers van de Petroleum Maatschappij uit Babo.
Een opstand
Aroe verloor zijn inkomsten, en wachtte af. Het was het bestuur van de HPB Wolff die uiteindelijk tot een opstand zou leiden. Wolff stond bekend om zijn ontactisch optreden, waarbij hij de indruk wekte de christelijke bevolking te bevoordelen ten nadele van de islamitische. Een voormalig medewerker van oliemaatschappij uit Babo, een zekere Slamat, leidde de opstand. Op 30 april werd Wolff gevangen gezet en enkele aanwezige veldpolitie-agenten overrompeld. Samen met drie anderen werd Wolff in een prauw gezet en overgevaren naar Ambon om hem daar – als teken van goede wil – over te dragen aan de Japanners.
Met de opstand was Aroe in feite ‘Japans’ geworden zonder een Japanner te hebben gezien. Omdat de toestand echter verder niet veranderde, kon een ruime twee weken later al weer een nieuwe coup plaatsvinden. Op 17 mei verzamelden zich tweehonderd trouw aan het Nederlandse gezag zijnde en met bamboe roentjing bewapende Tanimbarezen en Timorezen, en omsingelden de opstandelingen. ‘De rebellen gaven zich terstond over.’ Er werd een nieuw bestuur gekozen o.l.v. de Aroenees en hoofd van de volksschool S. Jacob, en Slamat en een aantal andere rebellen werden per prauw naar Tanimbar gevaren om daar te worden gefusilleerd. Vanuit Australië werd nu controleur H.J. Heijnen naar Dobo gestuurd om het bestuur van Jacob over te nemen.
Eind goed, al goed? Nee, natuurlijk niet, want het wachten was nog steeds op de Japanners, en lang zou het dit maal niet duren. Op 30 juli werd Heijnen in de vroege ochtend gewekt door inheemsen die hem toeriepen: “Djepan datang! Djepan datang!” De Japanners zijn gekomen! Er lag een Japans schip op de rede, en enkele Japanse vliegtuigen cirkelden boven Dobo. Een van de eerste Japanners die uit een landingssloep stapte begon met gulle hand papiergeld uit te delen aan de lokale bevolking. Een paar uur later bevond Heijnen zich aan boord van het schip dat hem naar Ambon zou brengen. Het was inmiddels de derde wisseling van de wacht in minder dan drie maanden tijd.
Door al deze schermutselingen stond Aroe inmiddels wél helder op de kaart, en waren Japanners én Geallieerden overtuigd van zijn geostrategisch belang. Na nog een nieuwe poging van Nederlandse kant de macht terug te krijgen, bleef Aroe tot het eind van de oorlog in Japanse handen en werden er krijgsgevangenen aan het werk gezet om vliegvelden aan te leggen.
Omdat Aroe op de grens kwam te liggen van de Japanse invloedssfeer en Australië, zijn de opstanden in die eerste helft van 1942 goed gedocumenteerd. Bij de Japanse capitulatie was die grens opeens verdwenen, en dus daarmee de noodzaak om nog navraag te doen naar het wel en wee van de Aroenezen. Het eilandenrijk verviel tot de relatieve onbelangrijkheid van weleer: wat visvangst, parelduikerij, houtkap en sago. De Indonesische onafhankelijkheid heeft daarin geen verandering gebracht.
En zelfs het groot nationaal onderzoek ging aan Aroe voorbij…