Een verhaal dat ons terugbrengt naar Indië, maar niet meer het Indië zoals het ooit was.
Door Bert Immerzeel
Er ging een huivering door Den Haag. Op 6 juni 1956 berichtte de pers dat een dag eerder in het Zuiderpark een gruwelijke moord had plaatsgevonden. Door de knulligheid van de uitvoering konden de meeste details meteen al worden ingevuld. Het wie, wat, waar en wanneer waren meteen al bekend.
We volgen hier het verslag van De Tijd:
“Om een pistool te kunnen bemachtigen heeft een veertienjarige jongen dinsdagmiddag in een afgelegen politieposthuis in het Zuiderpark in Den Haag de dienstdoende hoofdagent A. J. Ax met een bijl het hoofd ingeslagen. De man – die getrouwd was en vijf kinderen heeft – moet op slag dood zijn geweest. De moord werd tegen drie uur ontdekt door twee agenten, die hun collega kwamen aflossen. Een aanwijzing in het posthuis leidde tot arrestatie van de dader.
Met een dolkmes trok hij naar het politieposthuis, voorgevend dat hij een boekje als gevonden voorwerp aan te geven had. Dit boekje was van zijn zus. Hoewel de dienstdoende agent alleen was had de jongen op dat moment niet de moed zijn plan te volvoeren. Dinsdag bleef de knaap van de ambachtsschool weg en ging ’s morgens, weer met de bijl bij zich, naar het posthuis. Hij gaf bij de hoofdagent Ax, die een collega bij zich had, een boekje over migratie af, dat hij zei gevonden te hebben. De agent schreef zijn naam en adres in het daarvoor bestemde register. De jongen ging daarna naar de straat in Den Haag waar hij woonde. Tegen kwart over een keerde hij terug in het Zuiderpark. De hoofdagent was nu alleen. De knaap zei deze maal een vulpen gevonden te hebben. Terwijl de politieman dit inschreef haalde het kind de bijl uit de tas en sloeg de man met een klap met de scherpe kant van de bijl de hersens in. Hij griste vervolgens de koppel met het pistool — die onder een jas aan een haak hing — mee, stopte het pistool in zijn zak en de koppel in zijn tas en slingerde de bijl het kreupelhout in.
Daarna slenterde de jongen naar de binnenstad waar hij enige tijd bleef. Later in de middag ging hij naar het Zuiderpark terug, om de bijl te halen. Het park was toen afgezet. Hij ging daarom naar huis. Na de gruwelijke ontdekking van de moord door twee agenten werden onmiddellijk de autoriteiten gewaarschuwd. Intussen werd het park doorzocht, onder meer met behulp van de leden van het toevallig achter het Park repeterende politie-muziekkorps. De bijl werd dicht bij het posthuis gevonden. De aantekening van de naam en het adres van de jongen was de enige, die in het register van het posthuis stond. De hoofdinspecteur H. van Harskamp, een inspecteur en een brigadier zijn daarop naar het bewuste adres gegaan om mogelijke inlichtingen. De moeder van de jongen ontving hen. De jongen zelf hing een fantastisch verhaal op over een man met een aktentas, die hij in de omgeving van het posthuis had zien lopen. Hij vertelde dat uit de tas een goor stuk hout stak. Het leek wel het handvat van een bijl, zo zei de knaap. Op de kamer van de jongen vonden de politiemannen allerlei avonturenstrips, beeldverhalen en speelgoedwapens. Terwijl de hoofdinspecteur die argwaan had gekregen met de moeder praatte, trachtte de jongen plotseling de beide andere politiemannen die zijn kamer doorzochten neer te schieten. Het pistool weigerde en men slaagde erin de knaap te overmeesteren. Hij werd op het hoofdbureau van politie ingesloten.”
Over het slachtoffer schreef De Tijd nog dat zijn stoffelijk overschot op de begraafplaats Nieuw Eik en Duinen te Den Haag ter aarde zou worden besteld, op verzoek van de familie zonder korpseer.
Het motief
Over het ‘waarom’ bleven vele vragen. Waarom doodt een jongen van 14 jaar een agent met een bijl? Slechts om een wapen?
Het enige motief voor de moord, afgaande op de verklaringen van de jongen, was gelegen in het verlangen van de jongen om naar Nieuw-Guinea te gaan. ‘Ik had een pistool nodig om over de grens te komen’, zo zei hij. In 1950 was hij, na de dood van zijn vader, met zijn moeder en zusje uit Indonesië teruggekeerd. Maandenlang liep hij met het plan rond een pistool te bemachtigen.
Naar het schijnt had hij een broer die in Nieuw-Guinea woonde. Naar verluidt had de jongen onlangs een man ontmoet, met wie hij sprak over zijn plan om ook naar Nieuw-Guinea te gaan. Deze zou toen gezegd hebben: ‘Dan mag je wel zorgen, dat je een pistool of een geweer bij je hebt.’ Dit schijnt hem op het idee gebracht te hebben op de politiepost een pistool buit te maken. Hij was ook nog van plan bij een wapenwinkel in het centrum van Den Haag een geweer te bemachtigen door een etalageruit in te slaan.
Den Haag, stad bij uitstek van Indische repatrianten, moet zich hebben afgevraagd wat een 14-jarige jongen tot deze daad had gedreven. Wat maakte Nieuw-Guinea zo aantrekkelijk, en Den Haag zo veracht?
De diepere motieven van de jongen zouden nooit bekend worden. Zijn eigen moeder beschouwde hem als een leugenaar en fantast. De politie-agenten die zijn kamer doorzochten vonden avonturenstrips, beeldverhalen en speelgoedwapens. Gezond voor een 14-jarige, maar in dit geval verdacht.
De veroordeling
Op 7 februari 1957 werd de jongen door de Haagse rechtbank ter beschikking van de regering gesteld ‘om van harentwege te worden verpleegd’. Dat betekent dat de jongen hoogstwaarschijnlijk op zijn 21ste weer in vrijheid zou worden gesteld. De maatregel was conform de eis van de officier van justitie. Er werd verder geen straf opgelegd.
Rest slechts de vraag hoe de instelling die de jongen op het rechte pad moest brengen hem duidelijk heeft kunnen maken dat Indië, zoals het was, niet meer bestond.
Bronnen De Tijd, 6 juni 1956, Het Vrije Volk, 6 juni 1956, Arnhemse Courant, 6 juni 1956 en 7 februari 1957, Nieuwe Haarlemse Courant, 6 juni 1956, De Telegraaf, 25 januari 1957.
PS In de media werd het slachtoffer meestal aangeduid als ‘A.J.Ax’ , alsof hij een voetbalsupporter zou zijn. In werkelijkheid ging het echter om Jeip Andries Ax, en dus J.A. Ax.