In een opiniestuk betoogde een gastconservator van het Rijksmuseum dat de term Bersiap racistisch is. Directeur Taco Dibbits neemt daar afstand van. „Wij ontkennen op geen enkele wijze het geweld en het leed.”
Door Bart Funnekotter
Taco Dibbits wil meteen aan het begin van het gesprek duidelijk gezegd hebben: het Rijksmuseum doet de term ‘Bersiap’ niet in de ban. En die term is ook niet racistisch, aldus Dibbits. Het museum was deze week het middelpunt van een rel nadat Bonnie Triyana, een Indonesische gastconservator van de binnenkort te openen tentoonstelling ‘Revolusi, Indonesië onafhankelijk’, een opiniestuk in NRC had gepubliceerd. Daarin schreef hij dat „het team curatoren besloten [heeft] om het woord Bersiap niet te gebruiken als gangbare term die verwijst naar de gewelddadige periode in Indonesië tijdens de revolutie”. Reden: als het begrip „in zijn algemeenheid” wordt gebruikt, heeft het „een sterk racistische lading”.
De term Bersiap (letterlijk: ‘wees paraat’) staat in Nederland voor de fase (eind 1945-begin 1946) in de Indonesische revolutie waarin vele duizenden (Indische) Nederlanders, Chinezen en van ‘collaboratie’ verdachte Indonesiërs werden vermoord. Triyana vindt echter dat deze periode niet los gezien kan worden van al het geweld tijdens de revolutie – en dat daarom dus de term Bersiap niet meer gebruikt kan worden.
Zijn artikel leidde tot ophef in de Nederlands-Indische gemeenschap, aangifte bij de politie en Kamervragen. Dibbits, directeur van het Rijksmuseum, wil de gemoederen tot bedaren brengen. Hij geeft samen met conservator Harm Stevens tekst en uitleg en kiest daarbij zijn woorden zorgvuldig. Sommige antwoorden leest hij deels voor van papier.
Wat is er racistisch aan de term Bersiap?
Dibbits: „U citeert uit een opiniestuk. In het stuk staat wat de auteur daar racistisch aan vindt. Dat kan ik moeilijk voor hem verwoorden.”
Stevens: „Het woord racisme gebruiken wij niet.”
Heeft de heer Triyana, een van de vier conservatoren van de tentoonstelling, dan besloten op eigen houtje dit artikel in te sturen?
Dibbits: „Het is een opiniestuk. Dit is duidelijk zijn opinie. De tentoonstelling gaat over de Nederlandse én Indonesische geschiedenis. Wij vinden het als Rijksmuseum belangrijk beide delen van de geschiedenis te vertellen. Dus daarom hebben we ook twee Indonesische conservatoren uitgenodigd. Over de terminologie die we in de tentoonstelling gebruiken, is gesproken. De term Bersiap zal hij niet gebruiken, maar we gebruiken hem wel in de tentoonstelling en in het begeleidende boek.
„Wat ik duidelijk wil zeggen: het Rijksmuseum schrapt de term Bersiap dus niet én wij ontkennen op geen enkele wijze het geweld en het leed waarnaar de term verwijst. Die suggestie is wel gewekt in de media. Wij leggen de term uit, we duiden hem en plaatsen hem in de historische context van al het geweld in die tijd. In het opiniestuk geeft Bonnie Triyana aan dat hij er zélf de voorkeur aan geeft om het woord niet te gebruiken.”
Nou, hij schrijft dat het team curatoren iets besloten heeft. Is dit artikel de deur uitgegaan zonder dat zij ernaar gekeken hebben?
Dibbits: „Het stuk is op persoonlijke titel geschreven.”
Is het vooraf ingezien door u of uw afdeling communicatie?
Dibbits: „Het is niet ingezien. Het stuk is op persoonlijke titel geschreven.”
Het is dus niet de mening van de andere conservatoren?
Dibbits: „Nee.”
U plaatst de Bersiap in de tentoonstelling in de context van al het geweld tijdens de onafhankelijkheidsoorlog. Sommige mensen vinden dat daarmee het genocidale karakter ervan tekort wordt gedaan.
Stevens: „In de wetenschap is hier inderdaad een terminologische discussie over, maar het laatste woord is daarover volgens mij nog niet gezegd. We vertellen in onze tentoonstelling de persoonlijke verhalen van twintig mensen uit diverse bevolkingsgroepen, met behulp van objecten en teksten. Dit soort grote termen zijn daarvoor minder goed bruikbaar.”
In het tentoonstellingsboek schrijft u dat het Rijksmuseum probeert bij te dragen aan wederzijds begrip en verbinding tussen de vele groepen in de Nederlandse samenleving op wie de Indonesische revolutie een sterke, blijvende invloed heeft. Van begrip en verbinding leek weinig sprake de afgelopen dagen.
Dibbits: „Daarom lijkt het me ook goed dat mensen eerst de tentoonstelling zien voordat ze een oordeel vellen over wat het Rijksmuseum heeft gedaan. Er wordt nu een discussie gevoerd zonder dat helder is welk verhaal wij in de tentoonstelling vertellen.”
Dit soort onderwerpen – denk ook aan uw slavernijtentoonstelling van vorig jaar – zijn dermate polariserend dat er altijd wel iemand boos wordt. Kiest u met de inhoudelijke afwegingen die u maakt niet sowieso partij in een discussie – en is verbinden daardoor niet een illusie?
Dibbits: „Het is onze taak deze onderwerpen te agenderen. Wij geven kennis en stimuleren het gesprek. Als we dat níét zouden doen, wordt die polarisatie nog veel sterker.”
Het Rijksmuseum krijgt van sommigen het verwijt dat het de laatste tijd té progressief is, woke zelfs.
Dibbits: „Wij zitten niet in de progressieve hoek. Wij maken tentoonstellingen over belangrijke onderwerpen in de Nederlandse geschiedenis. Daar betrekken we verschillende conservatoren bij, zodat we een breed spectrum kunnen bieden aan het Nederlandse publiek. Daarbij geeft het museum ruimte aan dialoog, maar we dwingen geen meningen op.
„We hoeven ons niet schuldig te voelen of schaamte te hebben; de Nederlandse geschiedenis is. We moeten nu met zijn allen vooruit. Daaraan kan het Rijksmuseum een bijdrage leveren. Dat zo’n tentoonstelling vervolgens wordt gepolitiseerd, ligt niet aan ons. Ik beschouw mijzelf – en ook het Rijksmuseum – niet als woke. Wij staan als nationaal museum voor iedereen.”
Stevens: „Wij maken onze tentoonstellingen op basis van langdurig wetenschappelijk onderzoek. Daarmee wil ik niet zeggen dat het museum een neutrale plek is, maar er zit een stevige basis van research onder hetgeen wij laten zien. Ik zou dat niet progressief willen noemen, maar je zoekt wel naar nieuwe dingen. Wij zetten het raam open. Zo kan je een breder verhaal vertellen.”
Dit artikel verscheen eerder in NRC, 14 januari 2022.