Quantcast
Channel: Java Post
Viewing all articles
Browse latest Browse all 529

Schrap term ‘Bersiap’ voor periodisering want die is racistisch

$
0
0

De term ‘Bersiap’ is te generaliserend om te gebruiken als naam voor de periode na de Japanse capitulatie. Volgens Bonnie Triyana heeft de term daardoor een racistische lading.

Oorspronkelijk bijschrift: ‘We leven in Bersiap-tijd, de tijd waarin gevochten werd om de onafhankelijkheid van Indonesië. Ieder contact met de Nederlandse vijand werd de betrokkenen noodlottig. Het verhoor loog er niet om. Het oordeel stond tevoren vast.’ (foto ANP)

Door Bonnie Triyana

Voor de tentoonstelling ‘Revolusi, Indonesië onafhankelijk’, die volgende maand geopend wordt in het Rijksmuseum te Amsterdam, heeft het team curatoren besloten om het woord bersiap niet te gebruiken als gangbare term die verwijst naar de gewelddadige periode in Indonesië tijdens de revolutie (1945-1950). Waarom niet? Wat is het achterliggende probleem met deze term die veel meer Nederlanders kennen in vergelijking met Indonesiërs?

Op het moment dat Japan op 15 augustus 1945 capituleerde en twee dagen later de onafhankelijkheid werd uitgeroepen door Soekarno en Hatta, wandelde de jonge Nederlandse vrouw Elien Utrecht, geboren in 1921 in Indonesië, met haar moeder het Japanse interneringskamp uit in Semarang. Enkele Indonesiërs groetten hen vriendelijk, maar Elien voelde zich ontdaan door de vele Indonesiërs die een woord schreeuwden waarvan zij de betekenis niet begreep. „Ze gilden het woord merdeka, vrijheid. Ik kende dat woord niet en begreep ook niet meteen de betekenis van het woord”, schrijft Elien in haar memoires Twee zijden van een waterscheiding.

Elien is een van de vele tienduizenden Nederlanders die gevangen werden genomen toen Japan Indonesië bezette, begin 1942. De beschrijving die zij geeft van de situatie buiten het gevangenenkamp geeft een beeld van hoe ver de Nederlanders afstonden van de Indonesische nationalistische politieke bewegingen die zich al sinds de jaren twintig ontwikkelden.

Vurige drang

Utrecht beschrijft de gewelddadigheden die veel geïnterneerden troffen net na hun bevrijding. Zij werden vaak het doelwit van de woede van Indonesiërs die een vurige drang naar vrijheid hadden. Deze jonge Indonesiërs riepen dan vaak „bersiap!” (sta paraat!) als strijdkreet. De Nederlanders die deze tijd meemaakten spreken over de ‘Bersiap-periode’. Een tijd waarin Indonesiërs bezeten waren en burgers aanvielen met een witte huid, Indo-Europeanen, Ambonezen, inheemse Chinezen of wie dan ook die zij als koloniale collaborateurs beschouwden. Maar klopt dat beeld?

Tegelijkertijd begonnen bijvoorbeeld in Banten, West-Java, de strubbelingen. Een groep mensen omsingelde op 16 augustus 1945 het huis van het districtshoofd Tubagus Mohamad Arsad. Zij eisten dat Arsad rijst zou verdelen onder het volk. Hij weigerde en uiteindelijk werden Arsad en het hoofd van de politie Raden Sukrawadi gelyncht door de hongerige bevolking.

Aan de noordkust van Midden-Java, precies als in Banten, werden een dorpshoofd en een groep aristocraten doelwit van woede. Het dorpshoofd werd beschouwd als onrechtvaardig en als een toegewijde dienaar van de bezetter.

In Sumatra had het sultanaat Langkat te kampen met een opstandige menigte. Tengku Amir Hamzah, lid van een vooraanstaande familie en een prominent dichter kwam om het leven bij een volksgericht. Gedurende de Nederlandse koloniale tijd genoot het sultanaat Langkat privileges van de koloniale machthebbers. Het feodalisme werd vanaf het begin van de komst van het kolonialisme gezien als een weg die de exploitatie van de kolonie vergemakkelijkte.

Deze omstandigheden werden door Multatuli in Max Havelaar afgeschilderd als ‘twee zwepen van de macht’ die het volk geselden om te buigen voor de koloniale machthebbers. Historici noemen deze lokale uitbarstingen van geweld kort na de Japanse capitulatie een sociale revolutie, die voortkwam uit een structurele spanning sinds de koloniale tijd en de Japanse bezetting. Hetzelfde geldt voor het geweld tegen Nederlandse burgers na de onafhankelijkheidsverklaring. Zij werden gezien als een symbool van het kolonialisme dat gebaseerd was op de hiërarchie van ras en een feodale machtsrelatie.

Racistisch

Als we het begrip ‘bersiap’ in zijn algemeenheid gebruiken voor geweld dat tijdens de revolutie plaatsvond tegen Nederlanders, krijgt het een sterk racistische lading. Meer nog omdat bij het begrip ‘bersiap’ altijd primitieve, ongeciviliseerde Indonesiërs als daders van de gewelddadigheden worden opgevoerd, wat niet geheel vrij is van rassenhaat. De wortel van het probleem ligt in het onrecht dat het kolonialisme creëerde en dat een structuur vormde van een op racisme gebaseerde hiërarchische samenleving die de exploitatie van de kolonie omhult.

In Indonesië is de term ‘bersiap’ in deze context onbekend, maar er zijn wel veel andere termen die gebruikt worden om verschillende gebeurtenissen tijdens de revolutie een naam te geven om het geweld te verhullen. In diezelfde tijd verwijst ‘gedoran’ naar een actie van jongeren in Depok, bij Jakarta, die huizen binnenvielen van mensen die werden verdacht van collaboratie met de Nederlanders. In Midden-Java spreekt het volk van ‘gegeran’ over de tijd van de revolutie en in Banten en een deel van West-Java kennen ze de term ‘ngeli’ die verwijst naar de tijd waarin vele burgers hun dorpen ontvluchtten.

Het gebruik van de term ‘bersiap’ draagt dus ook de risico van simplificatie in zich omdat het ertoe neigt de diversiteit aan feiten te generaliseren. Een dergelijke houding wordt de basis van een vooroordeel, van een misdaad door associatie. Alleen omdat enkele mensen een fout maken, moeten alle leden van deze groep de last van deze fout dragen.

Geweld was algemeen

Relevant om in herinnering te brengen, is dat de Nederlandse regering die na de oorlog Indonesië opnieuw wilde bezetten de republiek Indonesië als onbeduidend beschouwde. De republiek werd ervan beschuldigd onder de invloed van het Japanse fascisme te staan. En Indonesiërs werden niet in staat geacht de situatie te kunnen controleren. Sutan Sjahrir, samen met Soekarno en Hatta een van de voorlieden van de republiek, heeft inderdaad toegegeven dat er gewelddadigheden plaatsvonden tegenover burgers met een witte huid, Indo-Europeanen en leden van etnische groepen die als collaborateurs van de kolonialen werden gezien. Dit heeft hij beschreven in een brochure met de titel Perdjoangan Kita, (Onze Strijd) die eind oktober 1945 werd uitgegeven. Dat geweld keurde hij af en ook Soekarno, Hatta en andere republikeinse leiders spraken zich daar tegen uit.

Zoals gezegd, geweld was vrij algemeen tijdens de Indonesische revolutie. Maar er was nog een factor die bijdroeg aan de gewelddadige ontlading. Daarvoor voer ik hier de journalist Rosihan Anwar op die ooggetuige was van de revolutie. In zijn memoires Kisah-Kisah Jakarta Setelah Proklamasi  (Verhalen van Jakarta na de Proklamatie) vertelt Anwar dat de spanningen opliepen nadat het bericht zich verspreidde over de terugkeer van Nederlandse soldaten samen met het geallieerde leger om de geïnterneerden uit de Japanse kampen te bevrijden. Het geallieerde leger kwam inderdaad uiteindelijk op 15 september 1945 aan in Jakarta. Vele pemoeda, jonge strijders, maakten zich zorgen over de Nederlandse terugkeer. De historische feiten wijzen erop dat Nederland probeerde Indonesië te rekolonisereen met gebruik van strijdkrachten.

Geschiedenis gaat inderdaad over wat al gebeurd is, niet over wat mogelijk zou zijn gebeurd. Maar wanneer je de omgekeerde feiten gebruikt om de geschiedenis te bekijken kun je de vraag stellen: wat als de Nederlandse regering toentertijd niet haar hartstocht om in Indonesië te heersen had gevolgd en niet was teruggekeerd om Indonesië te rekoloniseren? Zeker is dat de term ‘bersiap’ nu niet bekend zou zijn in Nederland.


Dit artikel verscheen eerder in het NRC, 11 januari 2022.


Viewing all articles
Browse latest Browse all 529