Uitputtende biografie van Wim van den Doel over arabist en avonturier Christiaan Snouck Hurgronje.
Door Abdelkader Benali
Het leven van Christiaan Snouck Hurgronje zou als een avonturenroman verteld kunnen worden. Geboren uit een buitenechtelijke relatie, cum laude afgestudeerd in de arabistiek aan de Leidse universiteit koos deze briljante jongeman ervoor om zo op te gaan in de islamitische cultuur dat hij door kon gaan voor moslim in Mekka.
Het onderzoek aldaar beschreef hij in een meeslepend boek, waarna hij zich meldde bij het koloniale bestuur in Nederlands-Indië. Daar zet hij zijn onderzoeksdrift naar de lokale bevolkingen in om leger en koloniaal bestuur de middelen in handen te geven om hun gezag te vestigen, onder andere op Atjeh. Ondertussen trouwde hij met een Indonesische vrouw om na zeventien jaar afscheid te nemen van de Archipel en zijn wetenschappelijke loopbaan voort te zetten aan het Leidse Rapenburg. Zijn Indonesische kinderen zou hij nooit meer zien.
Hij werd adviseur van de regering voor Nederlands-Indië en leidde een nieuwe generatie arabisten en oriëntalisten op die aan zijn karakter en snibbige toon een trauma overhielden. Hij stierf op 26 juni 1936, 97 jaar oud. In zijn laatste jaar schreef hij nog een bijdrage ter verdediging van Joodse wetenschappers en nam hij thuis examens Atjehse taal af.
Eminent wetenschapper
In Snouck heeft biograaf Wim van den Doel, hoogleraar geschiedenis, er voor gekozen dit verhaal niet te vertellen als dat van een avonturier, maar van een eminent wetenschapper, zoals ook blijkt uit de ondertitel van zijn boek: Het volkomen geleerdenleven. Van den Doel, die eerder onder meer Zo ver de wereld strekt schreef, concentreert zich op de enorme bijdrage van Snouck Hurgronje aan de arabistiek en oriëntalistiek.
De vroege jaren van Christiaan Snouck Hurgronje worden in nog geen twintig pagina’s verteld en dan zitten we al aan de Leidse universiteit waar de student zich al snel onderscheidde door zijn intelligentie, brede ontwikkeling en werklust én zijn studie naar de oorsprong van de vroege islam. Nadat Nederland in 1872 een consulaat in Djeddah had geopend, groeide de noodzaak om te onderzoeken of Indische pelgrimgangers aan politieke beïnvloeding bloot stonden in Mekka. Kwamen wellicht met de terugkerende hadji’s ook het koloniale bestuur onwelgevallige ideeën over een moslimkalifaat naar Nederlands-Indië? Dit was een kolfje naar de hand van Snouck Hurgonje. Het levert ook de mooiste hoofdstukken op in het boek.
Genotshuwelijk
Hij nam de moslimnaam ‘Abd al-Ghaffar aan, liet zich besnijden en trok in Arabisch gewaad naar de heilige stad. Dan zien we ook zijn oneindige aanpassingsvermogen. Enerzijds laafde hij zich aan de islamitische cultuur door zich in Mekka bij een Arabische schriftgeleerde te voegen en een genotshuwelijk aan te gaan met een Ethiopische vrouw: dat hier sprake is van een vorm van slavernij redeneerde hij weg. When in Rome do as the Romans do. Tegelijkertijd stelde hij dat het Westen superieur is aan de islam en dat het geloof binnen een aantal generaties zal uitsterven. Hij maakte als eerste westerling foto’s van de bedevaartstad, maar moest na een diplomatieke rel Mekka halsoverkop verlaten. Het boek dat hij over zijn belevenissen in Mekka schreef is een antropologisch en literair meesterwerk, nog altijd goed leesbaar.
In de jaren daarna richtte hij zijn blik op de Archipel. Welke status had de islam daar? In 1889 kwam hij in Nederlands-Indië aan, op een moment dat het er broeide. Islamitisch verzet op Java werd door het leger bloedig neergeslagen. Om zich de mores eigen te maken integreerde hij in de lokale Javaanse elite door met een Soendanese vrouw te trouwen met wie hij vijf kinderen kreeg. Het was in die tijd normaal dat Nederlandse mannen met Indonesische vrouwen trouwden. Dit dubbelleven leiden ging hem makkelijk af. Door zijn fenomenale talenkennis en diepe ingraving in de lokale cultuur kwam hij tot de conclusie dat dé islam niet bestaat, maar grotendeels gevormd wordt rond lokale gebruiken en tradities.
Volgens hem begreep het koloniale bestuur de religieuze zeden van het land niet, waardoor het ook niet goed kon optreden. Er zou veel meer gebruik moeten worden gemaakt van het intellectuele kapitaal van de lokale bevolking, aldus Snouck Hurgronje, die voorzag dat Nederlands-Indië op den duur onbestuurbaar zou worden zonder machtsdeling. Hij verzette zich ook tegen de heersende racistische vooroordelen over Indonesiërs. Een opgeleide Indonesiër kon het werk van een Nederlandse ambtenaar net zo goed doen, wellicht zelfs beter. De incompetentie en kortzichtigheid van het koloniale bestuur waren hem een doorn in het oog. Men was te weinig begaan met de lokale gevoeligheden. Zolang Nederlands-Indië zuiver als wingebied werd gezien, zou de situatie instabiel blijven.
In 1891 reisde hij naar Atjeh om onderzoek te doen naar de rol van de islam in de opstand daar. Het was een andere wereld dan Java. Na jaren van oorlog leek het conflict uitzichtloos. Het koloniale bestuur had grote moeite de brandhaarden te blussen en ging over tot het plegen van oorlogsmisdaden. Snouck Hurgronje concludeerde dat Nederland te weifelachtig optrad op het eiland. Volgens hem leefde op Atjeh de geest van jihad, het had alleen geen leider. Stabiliteit kon alleen gewaarborgd worden als de lokale bevolking godsdienstvrijheid werd gegeven en handel werd bevorderd. Het lokale bestuur, de oelèëbalangs, representeerde stabiliteit, daar moest in worden geïnvesteerd.
De Atjeh-oorlog droeg het stempel van Snouck Hurgronje
Maar om tot volledige pacificatie van Atjeh te komen moest eerst begonnen worden met verpletterend militair optreden, daarna zou de zachte hand het helende werk kunnen doen. De Atjeh-oorlog die Nederland van 1896 tot 1904 voerde droeg het stempel van Snouck Hurgronje. De harde lijn van generaal Van Heutsz ondersteunde hij volledig. Dat kinderen en vrouwen gedood werden leek ‘Abd al-Ghaffar niet te deren. Wel zou hij zich de rest van zijn carrière inzetten voor een grotere deelname van Indonesiërs aan het koloniale bestuur, een pleidooi dat op weinig bijval kon rekenen bij de politici in Den Haag en het koloniale bestuur in Batavia.
Wim van den Doel heeft een uitputtende biografie geschreven, wellicht om de mythevorming en controverse uit te bannen die sinds de jaren tachtig om Snouck Hurgronje hangt. Toen bracht arabist Van Koningsveld naar voren dat hij als spion het vertrouwen van vele moslims en Javanen had misbruikt om de koloniale politiek van Nederland te dienen. De biografie neemt dat beeld niet weg, wel wordt het genuanceerd.
In de dagen voor zijn dood ontwaakte Snouck Hurgronje uit een diepe bewusteloosheid om zijn testament bij te stellen. Hij liet zijn kinderen in Nederlands-Indië elk 5000 gulden na.
Wim van den Doel, Snouck. Het volkomen geleerdenleven van Christiaan Snouck Hurgronje. Prometheus; 448 blz. € 49,99.
Dit artikel verscheen eerder in Trouw, 13 februari 2021