Herdenking Japanse capitulatie De Indiëherdenking eindigde zaterdag met een oproep van de derde generatie aan de eerste om te blijven vertellen. Excuses kwamen er niet.
Door Titia Ketelaar„Vertrouw ons met uw verhaal, wij dragen het verder”. Met die woorden besloot de zestienjarige Maddy Batelaan zaterdag de nationale herdenking van de Japanse capitulatie, op 15 augustus 1945. De overgave van de Japanners betekende het einde van de Tweede Wereldoorlog.
Met deze oproep van de derde aan de eerste generatie kwam er ook een einde aan het herdenkingsjaar waarin 75 jaar bevrijding werd gevierd. Herdenkingen die, door de coronapandemie, niet in alle grootsheid waarin ze waren opgezet doorgang konden hebben. De Dam was op 4 mei vrijwel leeg; zaterdag waren er bij het Indisch monument in de Scheveningse Bosjes in Den Haag 75 genodigden, onder wie de koning. Hij legde de eerste krans.
Nu de eerste generatie uitsterft, was het doel dit jaar om nieuwe tradities te stimuleren, passend bij een nieuwe tijd en passend bij generaties die de oorlog niet hebben meegemaakt. Door verhalen over oorlog en vrijheid door te geven. Juist degenen die de oorlog in toenmalig Nederlands-Indië meemaakten, hebben lang gezwegen. Vanwege de trauma’s én vanwege de koele ontvangst bij aankomst in Nederland, waar men hun oorlogsverhalen niet wilde horen.
Maddy Batelaan, wier grootvader werd geboren in Soerabaja, verwoordde het zo: „Mag ik zeggen dat ik teleurgesteld ben dat hij er zo weinig over kon praten? Het is toch ook mijn verhaal?”
De keukentafel van Rutte
De vader van Mark Rutte sprak wel, vertelde de premier. Hij werd krijgsgevangen genomen, zijn eerste vrouw overleed in een Japans interneringskamp. Aan de keukentafel werd veel gesproken over Indië, zei Rutte, maar „uiteindelijk bleef ook veel onuitgesproken, weggestopt”. „Je merkte ook dat je soms niet moest doorvragen. Dat er een donker hoekje bestond met herinneringen die mijn vader liever wilde ontwijken.”
Het was een persoonlijk verhaal van de tweede generatie. De premier bood geen excuses aan voor de behandeling door Nederland van landgenoten die hun wortels in Nederlands-Indië hebben, noch repte hij bijvoorbeeld over schadeloosstelling.
Vorige week begon de Stichting Japanse Ereschulden een rechtszaak tegen de Nederlandse staat om compensatie af te dwingen voor de fysieke en psychische schade die Nederlanders in Nederlands-Indië hebben geleden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Volgens deze organisatie weigert de staat verantwoordelijkheid te nemen voor de schade van slachtoffers van de Japanse bezetting, terwijl „de route naar volledige compensatie” door Japan is „afgesneden”, als gevolg van het in 1951 gesloten vredesverdrag met dat land.
Erkenning leed
Premier Rutte erkende wel „het leed van de burgers, militairen en verzetsstrijders uit álle bevolkingsgroepen die de Tweede Wereldoorlog in Indië doormaakten”, erkende dat „hun ervaringen, hun verhalen en hun trauma’s ertoe doen” en erkende dat „dit hoofdstuk van de Tweede Wereldoorlog onlosmakelijk onderdeel is van onze gezamenlijke geschiedenis”.
Vijf jaar geleden had de premier al „betreurd” dat er „bij de Indische gemeenschap een gevoel van miskenning is blijven bestaan over het gebrek aan begrip bij anderen voor de ondergane oorlogsverschrikkingen”.
Sommigen vinden dat de Indiëherdenking onderbelicht is – de koning is bijvoorbeeld niet ieder jaar aanwezig, maar eens in de vijf jaar. Het monument in de Scheveningse Bosjes, waarop zeventien figuren de vele gezichten van de pijn en het lijden vertegenwoordigen, kwam er pas in 1988. Daarvoor werd de herdenking op verschillende plekken gehouden, eerst op particulier initiatief. In 1999 erkende het kabinet-Kok II 15 augustus 1945 als het officiële einde van de Tweede Wereldoorlog in het Koninkrijk der Nederlanden.
Excuses hadden gekund in dit herdenkingsjaar. Dat begon immers met een – onverwachte – spijtbetuiging van de premier tijdens de jaarlijkse Nationale Holocaust Herdenking voor het feit dat het Nederlandse gezag niet méér had gedaan om de Joodse bevolkingsgroep te beschermen. „Nu de laatste overlevenden nog onder ons zijn, bied ik vandaag namens de regering excuses aan voor het overheidshandelen van toen”, zei hij.
In maart kwamen daar „spijt en excuses” bij van de koning voor „geweldsontsporingen van Nederlandse zijde” in de jaren ná de Tweede Wereldoorlog, toen Nederland met geweld een einde probeerde te maken aan de onafhankelijkheid van Indonesië.
Monument beklad
De nadruk zaterdag lag op stilstaan bij de slachtoffers. Álle slachtoffers, zo werd er een aantal maal benadrukt, die vielen tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië en andere landen in Zuidoost-Azië.
Het Indisch monument in het Westbroekpark was vrijdag beklad met onder meer de woorden ‘4 juta korban’ (vier miljoen slachtoffers), door een actiegroep die stelt dat bij de herdenking alleen „mensen met een Europese status” worden herdacht. De organisatie Aliansi Merah Putih vindt dat de herdenking „de kolonisatie legitimeert”, omdat er na de Japanse capitulatie nog een strijd volgde tussen Nederland en Indonesische onafhankelijkheidsstrijders.
De organisatie van 15 augustus noemde de actie „misplaatst”. Zaterdag zei voorzitter Erry Stoové in zijn toespraak: „De Tweede Wereldoorlog kent een grote diversiteit aan slachtoffers. Er zijn grote verschillen in ervaring en beleving. Daarom is het belangrijk naar elkaar te blijven luisteren en in gesprek te blijven, op een respectvolle manier.”
De Indiëherdenking eindigde met een defilé langs de kransen. In de lucht boven het park vloog een B25 Mitchell, het vliegtuig dat in 145 boven Java pamfletten uitstrooide om te vertellen dat de Tweede Wereldoorlog voorbij was.
Dit artikel verscheen eerder in het NRC, 15 augustus 2020.