Het debat over het onderzoek naar geweld in Indonesië tijdens de dekolonisatie overschrijdt grenzen, waarschuwt het Niod. Onderzoekers worden voor landverraders uitgemaakt.
Door Harriët SalmWetenschappers die het gebruik van extreem geweld tijdens de dekolonisatieoorlog in Indonesië onderzoeken, krijgen steeds vaker harde en soms persoonlijke aanvallen te verduren. De drie uitvoerende instituten van het onderzoeksprogramma maken zich zorgen. “De laatste tijd signaleren we een tendens de wetenschappelijke en persoonlijke integriteit van onderzoekers en het programma als geheel in twijfel te trekken. Dit vinden we een zorgelijke ontwikkeling, daarmee worden grenzen overschreden”, melden zij vrijdag in een persbericht.
“Het debat over de dekolonisatietijd ontspoort”, verklaart Niod-directeur Frank van Vree. “Wetenschappelijke onderzoekers worden in allerlei uitingen NSB’ers, landverraders of racisten genoemd. We juichen discussie toe, maar dit gaat ruim over de grens van een goed inhoudelijk debat.” Het Niod is een van de drie deelnemers aan het programma dat met overheidssubsidie in 2016 van start ging. In acht deelstudies onderzoeken het Niod, het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) en het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) de aard, omvang en oorzaken van grensoverschrijdend geweld in Indonesië in de periode 1945 tot 1949.
Van Vree haalt de website van veteranenplatform Maluku4Maluku aan als voorbeeld van in zijn ogen ontsporend taalgebruik. “Het Niod wenst een standpunt in te nemen dat de militairen in voormalig Nederlands-Indië oorlogsmisdadigers zijn”, valt daar te lezen. Volgens de tekst pleegt het Niod zelf oorlogsmisdaden met vooringenomen standpunten. “Wij zien dit als verraad, zoals de NSB dat ook deed.” Leo Reawaruw, woordvoerder van Maluku4Maluku, noemt het in een reactie ‘perfect’ dat het Niod vindt dat de discussie ontspoort. “Stop dit vooringenomen onderzoek maar meteen helemaal. Ik ben voor vrijheid van meningsuiting en bezig straattaal, dat mag toch zeker?”
Geen aangifte van bedreiging
Van Vree: “Je ziet de laatste maanden een verharding van verschillende kanten. We krijgen soms teksten toegeworpen als: jullie krijgen nog met ons te maken. Daar zou je zelfs een dreigement in kunnen lezen. We wilden met dit persbericht een signaal afgeven en iedereen uitnodigen om inhoudelijk met elkaar te blijven debatteren en niet te vervallen in ongegronde scheldpartijen of beschuldigingen.” Aangifte van bedreiging heeft het Niod vanwege de algemene termen in het taalgebruik niet overwogen.
Scherpe kritiek komt, overigens al sinds de start van het onderzoek, uit twee hoeken. Aan de ene kant van mensen die vinden dat de gehele koloniale periode zou moeten worden onderzocht en niet alleen het geweld in de periode van dekolonisatie. Bovendien zeggen zij dat het onderzoek niet onafhankelijk is, omdat het Nederlandse onderzoekers zouden zijn die moeten bekijken wat hun eigen voorvaderen hebben aangericht. Ook nog eens gefinancierd door de Nederlandse overheid. Volgens Van Vree zijn er ook Indonesische historici bij betrokken en is er een klankbordgroep ingesteld met mensen uit allerlei maatschappelijke organisaties. De overheid heeft niets te zeggen over de wetenschappelijke uitkomst, stelt hij.
Vrees voor onderbelichte rol politiek verantwoordelijken
Aan de andere kant staan critici, veelal uit de kring van veteranen en hun nakomelingen, die bang zijn dat de onderzoekers juist als doel hebben Nederland in een kwaad daglicht te zetten. Zij zijn gealarmeerd sinds historicus Rémy Limpach in 2016 concludeerde dat Nederland zich wel degelijk schuldig heeft gemaakt aan structureel extreem geweld in Indonesië. Zijn geruchtmakende boek ‘De brandende kampongs van generaal Spoor’ vormde de directe aanleiding voor dit grotere onderzoek. Veteranenorganisaties wijzen er telkens op dat ook aan Indonesische zijde extreem geweld is gebruikt. Zij vrezen dat die kant, evenals de rol van de politiek verantwoordelijken, onderbelicht zal blijven. Van Vree: “Wij zijn dat wel degelijk aan het onderzoeken, dus wacht de resultaten gewoon af”.
Die resultaten komen pas eind volgend jaar naar buiten; enkele maanden later dan afgesproken. Dit omdat archieven vanwege Covid-19 maandenlang gesloten waren.
Dit artikel verscheen eerder in Trouw, 14 augustus 2020.