Volksverhaal van Midden-Borneo
Sangumang en zijn moeder leefden welvarend genoeg, zij kwamen niets tekort. Maar op een dag werd Sangumang ziek. Hij was erg ziek, zodat zijn moeder bezorgd werd, omdat hij al ik weet niet hoeveel dagen geen eetlust had. Zij slachtte een kip en maakte die heel lekker klaar, maar nog verbeterde de eetlust van Sangumang niet. Zij slachtte een varken, maar ook daarvan at hij niet. Toen vroeg zijn moeder Sangumang: “Hoe voel je je, kind? Wat zou je willen eten?” Sangumang antwoordde: “Het gaat wel, Moeder. Maar ik kan pas beter worden als ik gezouten gedroogde zeevis te eten krijg.” Zulke gedroogde vis was daar echter niet te koop, want Sangumangs woonplaats was in het binnenland en maar zelden kwamen mensen van de monding van de rivier zover stroomopwaarts. Daarom moest hij maar lijden en zijn ziekte werd steeds erger; er was geen geneesmiddel dat hem beter kon maken.
Toen op een dag kwam Asang Samaratih met al zijn mensen stroomopwaarts vanaf de monding van de rivier naar de woonplaats van Sangumang. Natuurlijk kwam Asang Samaratih daar om handel te drijven met de mensen van het binnenland. En hij zocht speciaal mensen op die in nood verkeerden, bedroog ze dan en nam hun bezit van hen af. In Sangumangs dorp hoorde hij dat Sangumang ziek was en dat hij als geneesmiddel gedroogde zoute zeevis zocht. Asang Samaratih had natuurlijk gedroogde zoute zeevis bij zich. Daarom zocht hij met zijn boot de aanlegsteiger van Sangumang op en bleef daar liggen. Toen Indu Sangumang zag dat er kooplui van stroomafwaarts lagen, ging zij naar de steiger en vroeg of ze misschien gedroogde zoute zeevis hadden. “Ik heb die wel”, zei Asang Samaratih, “maar die is niet voor geld te koop. Alleen, als jullie het willen, zou ik ze wel willen ruilen tegen een gong van de voorouders die als borg gebruikt kan worden, zo één waarmee je kan toveren.” Zeker bewaarde Sangumang zo’n gong, maar het was wel veel gevraagd die te ruilen. Indu Sangumang ging zonder iets terug, maar met een benauwd hart.
Toen zei Sangumang: “Houd op, Moeder, wees niet verdrietig, voor mij is de lucht alleen al genoeg om mij beter te maken. Leg mij daarom dicht bij hun vuurpot als zij straks gaan koken, zodat ik de lucht van de gedroogde zoute zeevis kan ruiken. Want zij zullen vast ook gedroogde zoute zeevis bakken.” Toen bracht zijn moeder Sangumang naar de steiger en liet hem naast de boot met koopwaren van Asang Samaratih liggen. Toen de mensen van Asang Samaratih rijst en groenten gingen koken en ook gedroogde zoute zeevis bakten, kwam de lekkere geur daarvan Sangumangs neusgaten binnen en meteen was hij beter. Hij stond op en ging vandaar gezond weg en zijn moeder was erg blij. Maar Asang Samaratih ging hen achterna, riep hen en vorderde de prijs van de geur van de gebakken gedroogde zoute zeevis.
Sangumang betwistte dit en wilde niet betalen, omdat dit helemaal geen eerlijke zaak was. Toen nam hij hem mee naar de dorpsoudsten om op te lossen wie er gelijk had, maar niemand van hen kon zoiets oplossen. Lange tijd kon die zaak tussen hen niet worden opgelost.
Omstreeks die tijd kwam het dwerghert in het dorp van Sangumang. Het dwerghert werd naar de rechtszitting geroepen om raad te geven, hoe toch die zaak tussen Sangumang en Asang Samaratih ten einde gebracht kon worden. Lang dacht het dwerghert na, hoe een vergelijk tussen die twee te treffen. Toen zei het dwerghert: “Breng de vooroudergong van Sangumang naar buiten. Breng hem hier. Asang Samaratih, ga eerst terug naar je boot, en Sangumang ga in je huis.” Nadat die twee die een rechtszaak met elkaar hadden ieder naar hun verblijfplaats waren gegaan, beval het dwerghert de mannen om op de gong te slaan. Toen er geruime tijd op de gong geslagen was, vroeg het dwerghert aan Asang Samaratih: “Heb je zopas het geluid van de gong vanuit je boot kunnen horen?” Asang Samaratih antwoordde: “Het was zeker goed te horen van hieruit.” Toen zei het dwerghert: “Jullie alle dorpsoudsten hebben de bekentenis uit de mond van Asang Samaratih gehoord. Op grond daarvan wil ik een goede oplossing geven. Nu Asang Samaratih het geluid van de gong al heeft ontvangen, behoort de gong weer terug te gaan naar Sangumang.”
Toen Asang Samaratih dat hoorde, wilde hij protesteren tegen die oplossing en de zaak opnieuw voorbrengen. Maar het dwerghert zei tegen hem: “Sangumang heeft de geur van jouw gedroogde zoute zeevis ontvangen en heeft de vis niet gegeten. Jij alleen hebt je honger verzadigd door ze op te eten. Daarom, zoals jij dat gedaan hebt, zo is het ook met de gong van Sangumang gedaan. Je recht is het geluid maar eenmaal te horen, zoals ook Sangumang de lucht van jouw vis eenmaal geroken heeft.”
Wegens die woorden kon Asang Samaratih niets meer zeggen, hoewel hij in zijn hart een dergelijke oplossing nog niet wou aanvaarden. Zo won Sangumang die rechtszaak en Asang Samaratih kreeg niets, hij verloor zelfs zijn koopwaar, want hij moest de kosten van die rechtszaak aan de oudsten van Sangumangs dorp betalen.
A. Klokke-Koster, A.H. Klokke en M. Saha, De slimme en de domme. Ngadju-Dajakse volksverhalen. In Verhandelingen KITLV 79, pp. 55-59. ´s-Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1976.