Quantcast
Channel: Java Post
Viewing all articles
Browse latest Browse all 529

Spoorzoeken op Sulawesi

$
0
0

Waar te zoeken naar ooggetuigen van een guerrilla tegen de Japanners op het toenmalige Midden-Celebes, waarover archiefstukken meer vragen opwerpen dan beantwoorden? Deze reconstructie van de geschiedenis van een KNIL-legertje begint met een radiobericht.

Kolonodale

Door Michiel Hegener

Op 11 juni 1942, drie maanden nadat Nederlands-Indië zich overgaf aan Japan, werd in het noorden van Australië dit radiobericht opgevangen: (…) Under my command in Middle Celebes are 150 soldiers from the Netherlands Indies army who don’t want surrender to the Japanese. We need help because we are in great danger. Please send money and 20 carabine guns with ammunition by aeroplane, which can easily land in bay of Kolonodale. (…) Don’t let me beg for help in vain. At any hour my radio can be destroyed by the Japanese (….).

Als de Nederlands-Indische gemeenschap in Australië kans had gezien binnen een paar dagen inderdaad een watervliegtuig met de gevraagde machinegeweren naar de baai van Kolonodale te sturen, was alles zeker anders gelopen. Maar Nederland betekende op dat moment in Australië niets, en de geallieerden alles. Via een lange reeks militair-bureaucratische schijven bereikte het verzoek het bureau van generaal MacArthur, die er zijn fiat aan gaf, waarna opnieuw veel tijd verloren ging voordat de opdracht terug was op het hiërarchische niveau waar de uitvoering plaats kon vinden.

Pas vijf weken na ontvangst van de noodkreet werd de missie uitgevoerd. In de vroege ochtend van 15 juli verscheen een kolossale Amerikaanse Liberator B-24 bommenwerper boven het stadje Kolonodale en cirkelde een uur en drie kwartier boven het gebied waar de KNIL-militairen verwacht konden worden. Maar de Nederlandse officier-luchtwaarnemer die zich aan boord bevond, kon geen enkel teken ontwaren: geen rokend vuur, geen gezwaai met een vlag, geen wit kruis op een grasveld. Toen de benzinevoorraad een snelle terugkeer naar Australië nodig maakte, werd de lading vijf kilometer ten westen van Kolonodale in drie runs afgeworpen. Aan oranje parachutes daalden blikken fruit en biscuit, kisten met laarzen, machinegeweren en munitie, geld en een paar bewonderende brieven naar een heuveltop. Niet lang daarna liepen Japanse soldaten op de laarzen en konden zij de machinegeweren aan hun arsenaal toevoegen.

Luitenant J.A. de Jong,1936

Vier weken na de dropping werden de laatste resten van de KNIL-groep ingerekend. Op 13 augustus volgde in Kolonodale de onthoofding van acht Nederlandse en vijf Indonesische leden van de groep. De overigen werden gedwongen toe te kijken. De 28-jarige luitenant Jaai de Jong, die aan het hoofd van de groep had gestaan en het radiobericht had opgesteld, en zijn 27-jarige second, luitenant Willy van Daalen, werden onthoofd op de avond van 25 augustus – achter de kazerne van Manado, bij het licht van de koplampen van een auto. Tijdens de strijd die achter hen lag waren twee van hun ondergeschikten omgekomen en ongeveer 100 Japanners.

Op dat moment was nog één KNIL-militair in vrijheid: de 23-jarige sergeant Jan Klinkhamer werd door een familie uit de kampong Bente verborgen gehouden in een alang-alang veld, en een paar maanden later overgebracht naar een bergtop waar minder kans bestond dat de Japanners hem zouden vinden. Daar wachtte hij tot de oorlog voorbij was en kwam toen weer naar beneden. Hij schoor zijn baard af en begaf zich naar Kolonodale waar hij van november 1945 tot februari 1946 het Nederlandse gezag droeg, tot de geallieerden daar kwamen.

Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog besteedt aan de guerrilla op Midden-Celebes twee pagina’s met veel halve en hele onjuistheden. Misschien is dat vergeeflijk bij een kwestie waarover alleen maar snippers informatie bestaan: de Japanse militaire archieven zijn hermetisch gesloten en over de KNIL-zijde van het verhaal bestaan niet veel documenten. Bij de Sektie Militaire Geschiedenis van de Landmacht liggen tien korte, rommelige opstellen die na de oorlog werden gemaakt door Indonesische deelnemers aan de guerrilla, en twee uitvoerige, over het geheel genomen betrouwbare stukken die in 1946 werden geschreven door Klinkhamer en een Indonesische sergeant – twee van de 150 lijnen die door het verhaal lopen. Al met al roepen die twaalf archiefstukken meer vragen op dan ze beantwoorden. Een deel van die vragen kan worden beantwoord door Klinkhamer – still going strong, en gezegend met een goed geheugen. Een paar anderen in Nederland kunnen vertellen over de aanloop van de guerrilla. Maar de meeste ontbrekende delen van de puzzel zijn niet hier. Naar Indonesië dus.

Tijdens mijn eerste wandeling op Sulawesi, door het centrum van Ujung Pandang, word ik aangesproken in vloeiend Nederlands – want Hasan Hamudi had zo wel gezien waar ik vandaan kwam. Nederlands leerde hij op de lagere school, en hij onderhoudt het met een dagelijks bezoek aan de bibliotheek waar hij Nederlandse periodieken raadpleegt, onder meer twee weken oude nummers van De Volkskrant. En verder luistert hij vaak naar de Wereldomroep uit Hilversum. Misschien, opper ik, is het een idee als Hamudi me helpt om Jeconias Penggele te vinden, leraar op een school hier, met wie ik heb gecorrespondeerd over de gebeurtenissen in 1942. Hij had gereageerd op mijn oproep in een Indonesische krant waarin ik vroeg om ooggetuigen van de guerrilla.

Geen probleem. Een oogwenk later racen we in een minibusje door de straten van het vroegere Makassar. Bij Penggeles school krijgen we zijn huisadres, want de guru is al maanden ziek. Hij zou een leverkwaal hebben; iemand anders houdt het op chronische hoofdpijn. Maar thuis is pak Penggele ook niet, hij ligt al tijden in het ziekenhuis.

Geen enkele verpleegster daar weet of er een patiënten-administratie wordt bijgehouden, laat staan waar – dus Hamudi gaat me voor, zaal in zaal uit, voortdurend ´Penggele? Penggele? voor zich uit tetterend. Per zaal raken gemiddeld tien zieken en dertig familieleden bij mijn probleem betrokken. Patiënten wenden zich tot elkaar en herhalen de vraag. Hun bezoekers proberen het in weer andere zalen: ´Penggele???´ Na twintig zalen zeg ik Hamudi dat we maar beter ergens thee kunnen gaan drinken, dit wordt niks. “Geduld is een schone zaak”, laat hij me weten, en hij gaat roepend verder tot de laatste zaal. Maar geen Penggele.

Drie dagen later zit ik in een van de betere huizen van Palu in een rood pluchen stoel te wachten op de oudste levende zoon van Owuluh Marunduh (1875-1950). Owuluh was in 1942 radja in het koninkrijkje Mori, waar de guerrilla plaatsvond. En omdat bij iedere guerrilla de rol van de plaatselijke bevolking doorslaggevend is, moet Pirau Marunduh interessante dingen kunnen vertellen – als hij het zich nog herinnert. Een zacht, langzaam geschuifel gaat vooraf aan het moment waarop de oude prins met een breekbare glimlach mijn blikveld betreedt.

Schuilplaats Klinkhamer

“We waren erg bang voor de Japanners; ze onderzochten alles”, vertelt Marunduh die in 1942 in Tomata districtshoofd was – een echelon hoger dan kamponghoofd. “De Japanners waren boos en sloegen erop los. Ze verzamelden mensen van de kampongs om mee te helpen zoeken. Op een gegeven moment had De Jong gevraagd om de radja te ontmoeten, en hij stuurde eerst een Ambonese sergeant. Ik fungeerde als gids om hem naar de radja te brengen. Maar ik ben meteen daarna teruggegaan omdat ik bang was dat de Japanners erachter zouden komen.”

“Later moesten we met de Japanners van desa naar desa om De Jong te zoeken. Ik herinner me wel dat we er gevangen hebben, bij de kampong Ensa. Indonesiërs en Nederlanders. Later werden ze in Kolonodale geslagen, voor het militaire kamp.”

In Palu is Marunduh een van de weinigen die zinvolle dingen kunnen zeggen over de guerrilla. Maar 650 kilometer naar het noordoosten, in en om Manado, moeten er nog tientallen rondwandelen.

Het lijkt een gewone villa in een nette buurt, maar achter de voordeur ziet het groen van de beeldschermen: het redactiekantoor van de kwaliteitskrant van Manado. Tot voor een jaar waren Manadonese krantelezers veroordeeld tot de in moordzaken gespecialiseerde Manado Post, maar Lanny Politton heeft daar verandering in gebracht met de oprichting van de Cahaya Siang die inmiddels op menige straathoek te koop is.

Misschien, dacht ik, ziet de Cahaya Siang wel iets in een stukje over mijn plannen in Manado. Dat zou mooi zijn, want dat zou me op een eenvoudige manier in contact kunnen brengen met de KNIL-veteranen die ik zoek. En anders wil ik wel een oproep-advertentie betalen. Kranteredacties elders in de archipel hadden vermoedelijk de voorkeur gegeven aan een advertentie, maar dit is de Minahasa: de volgende dag mag ik meemaken dat krantenjongens me mijn eigen beeltenis te koop aanbieden – bovenaan de voorpagina, met maar twee spelfouten in mijn naam, en begeleid door een vijf-koloms tekst die overleest met een foto van letnan De Jong ernaast.

In de koloniale tijd heette de Minahasa ´Nederlands twaalfde provincie´, en in 1988 spreekt men hier in gegoede kringen nog af en toe Nederlands. In een willekeurig woonhuis waar ik werd binnengeleid, lag bovenop de leestafel een stapel Panorama’s — de bovenste van 8 oktober 1955. Er bereikten me berichten over Minahasische vrouwen die meer over ons koninklijk huis weten dan de koningin zelf; prinses Juliana en prins Bernhard werden hier een paar jaar gelegen onstuimig ontvangen; en een verhaal over KNIL-troepen die na de capitulatie vijf maanden tegen de Japanners doorvochten, wordt in de Minahasa graag gelezen: een paar dagen nadat het in de Cahaya Siang heeft gestaan, vraagt Politton me een nog langer vervolgartikel te schrijven, want lezers hadden gebeld en geschreven dat ze hier meer van willen weten. Interessanter nog zijn de lezers die zelf informatie kunnen verstrekken: in totaal elf deelnemers aan de guerrilla en een ex-chauffeur van luitenant De Jong komen naar mijn hotel, of sturen iemand die beter ter been is om een afspraak te maken.

(het vervolg van dit verhaal leest u HIER)

 

Dit artikel verscheen eerder in De Volkskrant van 27 augustus 1988.


Viewing all articles
Browse latest Browse all 529