Quantcast
Channel: Java Post
Viewing all articles
Browse latest Browse all 529

Een land met toekomst

$
0
0

De landbouwkolonisatie Metro in Lampong

De bevolkingsdruk op Java, in combinatie met een algehele economische malaise, noodzaakte het gouvernement een kolonisatieprogramma op te zetten. Ingezet aan het eind van de jaren ’20, werd het programma verder uitgebouwd in de jaren ’30. De grootste kolonisatietransporten vertrokken naar de nabijgelegen Lampongse Districten op de zuidpunt van Sumatra.

Douane in Oosthaven

De belangrijkste kolonisaties in het Lampongsche vonden plaats onder het bestuur van twee residenten: F.J. Junius (1930-1933) en H.R. Rookmaker (1933-1937). Beiden werden daarvoor uiteindelijk bij hun afscheid door de lokale bevolking bedankt met een stoffelijk aandenken. Junius kreeg een naar hem genoemde bank in Telokbetong, Rookmaker een herdenkingszuil in de kolonisatie Metro.

Overbodig te vermelden dat niet zíj degenen waren die de spade in de grond staken en het oerbos voor bewoning gereedmaakten, maar toch: hun rol was verre van onbelangrijk. Zij waren degenen die een wat slaperig gewest nieuw leven inbliezen door de kolonistentransporten te organiseren, voorbereidingen te treffen voor de werkzaamheden van landmeters en waterstaatsingenieurs, richtlijnen verstrekten voor de houtkap, nieuwe wegen openden, Javaanse ambtenaren verwelkomden om hen te wijzen op de voordelen van de projecten etc. etc.. Meer dan een dagtaak, en het succes van hun arbeid was van levensbelang voor het welslagen van kolonisatieprojecten elders.

Onder het bestuur van resident Junius was Gedong Tataän, de eerste grote kolonie, tot stand gekomen. In deze kolonie ten noordwesten van Telokbetong zou uiteindelijk een 40 duizend nieuwe bewoners hun toekomst vinden. In 1932 werd geconcludeerd dat de grenzen van de groei in zicht waren. 

Het Nieuws van den Dag: ‘Het is bekend, dat de bevolking van de Javaanse landbouwkolonie bij Gedong Tataän in de Lampongsche Districten gedurende de laatste maanden sterk toenam als gevolg van de krachtige propaganda, welke ambtenaren van de Agrarische Inspectie speciaal in de overbevolkte streken van Midden-Java voor de emigratie naar Sumatra hebben gevoerd, en waarvan het effect natuurlijk niet weinig werd gestimuleerd door de economische nood van de desa bevolking.
Het terrein van Gedong Tataän, dat slechts een oppervlakte heeft van 17.000 bouw sawah (een bouw is 7096 m2-JP), biedt echter geen plaats meer aan nieuwe emigranten. (…) Men heeft nu een nieuw kolonisatieterrein ontdekt in de Afdeling Soekadana, dat zonder uitvoering van kostbare irrigatiewerken niet minder dan 40.000 bouw sawah kan opleveren.
Het oerbos, waarmede dit uitgestrekte gebied bedekt is, werd op enkele plaatsen reeds open gekapt, en met de ontginning van de maagdelijke grond werd intussen reeds een begin gemaakt. (…) Naar wij vernemen, wil men het grondbezit hier in ruimer mate toekennen dan tot heden gebruikelijk was. Elke kolonist krijgt, behalve zijn woonerf, twee bouw sawah; een oppervlak, dat te groot is om alleen door het gezin van de landbouwer te worden bewerkt. De uitgifte van percelen wordt opzettelijk zo ruim genomen om de kolonist voor de noodzakelijkheid te plaatsen tot het aanvragen van hulpkrachten, want op deze wijze wordt de landbouwkolonisatie vrijwel automatisch gestimuleerd.’

Het oerbos wordt gekapt

Kosten

De kosten waren gering. Eerdere kolonisatieprojecten op Sumatra waren kostbaar gebleken, die van Soekadana vielen daarbij in het niet. Omdat hier sprake was van niet op naam gesteld oerbos, kon de overheid het land wegschenken zonder enige consequenties voor de eigen financiën. Wél diende uiteindelijk een irrigatie-netwerk te worden aangelegd dat (bij veel zelfwerkzaamheid van de kolonisten) ongeveer een half miljoen gulden zou kosten, maar dan nóg bleef het alles goedkoop. De boodschap aan de kolonisten in spé luidde: ‘de overheid betaalt het transport en schenkt de grond; het overige regelen jullie zelf.’

Zó eenduidig was het echter nu ook weer niet. De kolonisten kwamen berooid aan, en moesten hard aan het werk vóór ze de konden oogsten. Om ze de eerste jaren door te laten komen, gaf de overheid op verschillende zaken steun: ‘Tot hij kan oogsten, krijgt de kolonist de bawon, het padi-loon. Van belasting is hij drie jaar vrijgesteld, de desalasten gaan onmiddellijk in. Van wat hij het eerste jaar verdient, betaalt hij de kleine voorschotten terug: voor bijl, golok en prioek. De honderd stuks atap voor dakbedekking van zijn eerste huisje zijn hem geschonken en het andere materiaal voor de bouw kapt hij zelf. Als schuld resteren dan de uitzendkosten van f. 12,50 die in drie jaar worden voldaan. Daarna is de kolonist, die mager en ondervoed zich een nieuw vaderland zoekt, een landbouwer met ruim voldoende grond voor zijn onderhoud, vrij van schulden en met de goudgele padi opgetast in zijn schuur.’

De aankomst

Als we naar de foto´s kijken die cameraman Jan van der Kolk maakte tijdens het filmen van Tanah Sabrang, in 1938, dan zien we aan boord van het transportschip Van Riebeeck bezorgde, bijna angstige gezichten. Bij de ontscheping in Oosthaven kan er echter alweer worden gelachten. Wat opvalt is dat alle kolonisten, zonder uitzondering, op blote voeten lopen, en dat het gezag dat hen verwelkomt, lokale ambtenaren en KNIL-ers, goed geschoeid is. Er wordt een enorme hoeveelheid barang meegenomen; bijna iedereen draagt kippen.

Die aankomst in Oosthaven laat zich verder kenmerken door een medisch onderzoek en een gang langs de douane. Ieder gezinshoofd krijgt hier een rond schildje met een transportnummer, dat hij geacht wordt rond zijn nek te dragen. Een trein brengt het hele transport verder naar Telokbetong, waar wordt overgestapt op bussen en vrachtauto´s. Nog dezelfde dag arriveert de groep in Soekadana.

Metro

Als we van de landbouwkolonisatie Soekadana spreken, dan hebben we het in de meeste gevallen over Metro. De kolonisatie in deze hoofdplaats, begonnen in 1932, had al snel ruimtegebrek en betrok daarom rond 1935 nieuwe terreinen meer naar het zuidwesten. Het was een geheel nieuw gebied, nog volledig onontgonnen. Een jaar later, in november 1936, schreef de Sumatra Post: ‘Midden in het ontzaglijke oerbos is thans reeds een centrum gevormd dat ‘Metro’ is gedoopt, met een passangrahan in Zwitserse stijl aan de aloon aloon, die zelf nog midden in het bos ligt. Over een paar maanden zal dit centrum al worden omringd door Javaanse huizen welke momenteel nog maar hutjes zijn een onderdak voor al deze pioniersgezinnen. Geleidelijk kan, wanneer de eerste ruwe grondbewerking achter de rug is, meer aandacht aan de behuizing worden geschonken zodat over een jaar of anderhalf een echt Javaans centrum in dit stukje Sumatra zal ontstaan. Ruimte is er nog voor velen: het beschikbare gebied heeft een capaciteit van ongeveer 100 tot 150.000 zielen, terwijl er thans nog maar 11 à 12.000 zijn.’

Chinese toko´s

Over de naam Metro, die nogal wonderlijk aandoet in deze omgeving, scheef journalist W.A. van Goudoever een jaar later: ‘Over honderd jaar zal er een geleerd ambtenaar met een diepgaande kennis van oud-Javaans en een hobby voor namen opstaan. Hij zal de blik, alsmede een dienstreis, richten op Zuid-Sumatra en bij de achterkleinkinderen van de Soekadana-kolonisten een onderzoek instellen naar de naam Metro, hun hoofdplaats. Hij zal er (…) vermoedelijk patjols en pikhouwelen bijhalen om de grond zijn geheim te ontfutselen, en vele theorieën opstellen die geen archief zal tegenspreken, omdat de rajaps hun werk grondig plegen te verrichten. Dan zal een nazaat van resident Rookmaker er van horen en de geleerde ontnuchteren: het was zomaar een grappige inval van m’n overgrootvader zaliger, en de rapporten en theorieën zullen worden bijgezet in het verzamelgraf van vele andere rapporten en theorieën. De ambtenaar, teleurgesteld en verontwaardigd over zoveel lichtvaardigheid, zal het hoofd schudden, – dat kòn zo maar in 1937!’

Als we dit verhaal mogen geloven (en waarom niet?), was het dus een verzinsel van resident H.R. Rookmaker, die in deze nederzetting een nieuwe Metropolis zag, een aan de Griekse beschaving ontleende ‘oerstad’, van waaruit het nieuwe land werd ontgonnen.

De meest gangbare Indonesische verklaring voor de naam is echter een andere. Het zou een verbastering zijn van het Javaanse woord voor ‘vriend’.

De opbouw 

We kunnen het ons nauwelijks voorstellen hoe hard hier moet zijn gewerkt in die beginjaren. De film Tanah Sabrang en de foto´s gemaakt door Jan van der Kolk in 1938 tonen geen werktuigen als zagen, en ook geen karbouwen om het hout weg te slepen. Werd dit enorme oerbos dan geveld met parangs? En wat gebeurde met al dat hout? Verbrand?

Als we naar de beelden van 1938 kijken, dan zien we dat in twee à drie jaar tijd een heel stadje uit de grond was verrezen, met een keur aan voorzieningen: een markt, winkels, een ziekenhuis, een moskee, een school en postkantoor. Het centrum werd – net als op Java – gevormd door een enorme aloon aloon, en het huis van de assistent-wedono.

Het allerbelangrijkste echter: de grond was rijk, en gaf terug wat het was ontnomen. De eerste oogsten waren overvloedig, en moeten de kolonisten hun twijfels over het verhuizen hebben weggenomen.

Grassnijden met de parang op Aloon-aloon. Op de achtergrond het gedenkteken voor resident Rookmaker.

Gedenktekens

Tijd voor bezinning. Voor de afscheidnemende resident Rookmaker werd hier dus in juni 1937 een gedenkteken opgericht. Het Bataviaasch Nieuwsblad: ‘Woensdag jl. is de gedenkzuil ter herdenking van het succesvolle kolonisatiewerk van de resident Rookmaker plechtig onthuld te Metro; de hoofdplaats en het centrum van de Soekadana-kolonisatie. Het gedenkteken is opgericht door alle bevolkingsgroepen in de Lampongsche Districten. Een comité bestaande uit 22 leden van verschillende landaarden en betrekkingen is er in geslaagd binnen een zeer kort tijdsbestek een zuil van 4 meter hoogte tot stand te brengen met gouden opschrift in marmer gebeiteld aan de voorkant, luidende: Ter herdenking aan het succesvolle kolonisatiewerk van den resident H. R. Rookmaaker, 1933 – 1937, terwijl aan de achterkant hetzelfde opschrift staat te lezen, doch in het Javaans.’

De onthulling, zoals gebruikelijk bij dit soort gelegenheden, had een sterk Nederlands karakter, d.w.z. met tientallen Europese genodigden uit Telokbetong, een KNIL-detachement en het Wilhelmus. Toch waren er ook verschillende toespraken van de inheemse vertegenwoordigers, en werd de bevolking een slametan aangeboden.

Het Tropenmuseum beheert een foto van nog een ander aan deze kolonisatie gerelateerd gedenkteken. Op een wegmarkering, ergens (bij de uitvalweg van Telokbetong naar het noorden?) werd een herdenkingstekst aangebracht: ‘Langs deze weg trokken op 3 april 1935 de eerste Javaansche kolonisten’, met daarboven een pijl en de aanduiding (afstand tot Soekadana?) 51 KM.

Geen van beide gedenktekens heeft het overleefd. Maar ja, past dat niet een beetje bij het karakter van de eerste bewoners?

Het is de toekomst, die telt. Toch?

x

Bronnen
Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië, 15 april 1932
Sumatra Post, november 1936
Bataviaasch Nieuwsblad, 12 juni 1937
Indische Courant, 15 juni 1937
H.C. Zentgraaff en W.A. van Goudoever, Sumatraantjes. ´s-Gravenhage, 1947.

x


Viewing all articles
Browse latest Browse all 529