Op het eerste gezicht is het een aardige foto van enkele Europeanen en een tentje, ergens in Indië. Een nadere beschouwing leert ons echter meer. Het onderschrift, ooit gegeven door medewerkers van het Tropenmuseum, luidt: “Bivak van een patrouille in de Bataklanden met assistent-resident Welsink en Controleur van Dijk”, datering: vóór 1894.
Het beeld is een vastlegging van een bijzondere gebeurtenis, zoals ieder contact in die periode tussen Europese bestuurders en inlanders een bijzondere gebeurtenis moet zijn geweest. Assistent-resident Louis C. Welsink (hier in het midden, gezeten) maakte met een aantal andere ambtenaren een rondreis door het gebied dat hem bestuurlijk was toegewezen, maar waarvan hij nog maar moest zien of de bevolking hem altijd goed gezind was. Het tentje hielp hem daarbij. Het houden van besprekingen met inlandse leiders in hún woningen zou zijn onderhandelingspositie ondergraven. Een tentje (let op de Nederlandse vlag!), met daarin een tafel en enkele stoelen, was meer neutraal terrein.
Welsink was een goed bestuurder, niet alleen voor zijn superieuren, maar ook – zo lijkt het – voor de bevolking van zijn bestuursgebied Taroetoeng. In de Europese pers werd hij althans afgeschilderd als iemand die meer dan wie ook de gave bezat met de lokale bevolking te kunnen communiceren. Misschien wel dankzij dat tentje, maar misschien ook omdat hij een Batakse vrouw schijnt te hebben gehad, een vrouw die hem tien kinderen schonk, negen meisjes en een jongen.
Toen hij 57 was, kwam hij te overlijden. Uit het overlijdensbericht in De Telegraaf, 17 juli 1908:
“L. C. Welsink werd in 1898 tot resident te Taroetoeng werd benoemd. Hij maakte zich bijzonder verdienstelijk, werkte in de Bataklanden, ´aan de harten der inwoners´ gelijk het in een rapport luidde. Hij was reeds twee maal onderscheiden, had de Militaire Willemsorde en de Nederlandsche Leeuw; zijn grote verdiensten werden dus blijkbaar erkend. Daar ontving hij in maart als resident een aanschrijving, dat hij moest zorgen dat in den loop dier maand de belasting moest worden geïnd bij de Batakkers. Welsink, die zijne Batakkers door en door kende, weigerde dit, doch gaf tevens te kennen, dat met een maand speling de lui wel zouden betalen. Edoch, dit werd niet goedgekeurd. Welsink nam daarop ontslag, hetgeen verleend werd.
Toen hij bij de hoofden kwam om afscheid te nemen, wilde men hem niet laten gaan. Er was echter niets aan te doen en Welsink moest vertrekken. Hij deed dit zo stil mogelijk, doch de Batakkers waren er toch achter gekomen. Toen Welsink zich aan boord van de stoomboot begaf, die op de rede van Ajer Bangis lag, kwamen de Batakkers met prauwen aangeroeid, hesen zich aan boord, en verwekten een begin van een oproer, dat spoedig onderdrukt werd. Welsink, die het afscheid van de Batakkers, met wie hij jaren lief en leed had gedeeld, zeer zwaar viel, heeft zich dit incident zó aangetrokken, dat hij, de 57-jarige krachtige man, plots in elkaar zakte en overleed. Zijn lijk is te Padang aan wal gezet. Aan boord bevonden zich drie van zijn dochters, die het stoffelijk overschot vergezelden. Uit het huis de zuster zijner schoonzuster werd Louis Welsink daarop begraven. Inderdaad een tragische geschiedenis.”
Inderdaad, een tragische geschiedenis. Welsinks lankmoedigheid jegens de inlanders werd hem niet nagedragen door de Europese gemeenschap. We weten niet precies in welk jaar, maar waarschijnlijk moet het zo rond 1910 geweest zijn, dat deze gemeenschap een monument voor hem oprichtte in Sibolga, de hoofdplaats van de residentie Tapanoeli. Berichtgeving over dit monument hebben we niet aangetroffen in de beschikbare kranten. Wél echter zijn enkele foto´s bewaard gebleven. Een stadsplattegrond uit 1945 vermeldt nog meer bijzonderheden: Sibolga kende niet alleen een Welsinkpark, maar ook een Welsinkstraat, de hoofdstraat van de stad, waaraan het residentiekantoor en de residentiewoning waren gelegen.
Bijna dertig jaar later wijdde de Sumatra Post nog een retrospectief aan deze bijzondere bestuurder. Het blad schreef hierin:
“Deze Resident was in waarheid een vriend van de inlander en door zijn gestadige omgang met de Tobanezen was er een gelukkige wisselwerking ontstaan die zich uitsprak in zijn geheel optreden, in zijn altijd gelijkmatig en opgeruimd humeur, zijn grote minzaamheid en zijn nederigheid, die afkerig was alle omslag en zelfverheffing. Als een pacificator in de beste zin, was hij tegenstander van militair geweld. Wel was hij dikwijls genoodzaakt de hulp der bajonetten in te roepen, maar zij dienden hem alleen als dreigement. Bij verschillende langdurige excursies, wanneer b.v. dorpen in zijn gebied door stammen uit de onafhankelijke waren verontrust en aangevallen, stuurde hij boden uit om de vijandelijke hoofden tot een samenspreking uit te nodigen. Op de inlandse manier die hij zo goed kende, paste hij dan met onuitputtelijk geduld alle overredingsmiddelen toe en eerst wanneer de onderhandelingen niets hadden uitgewerkt, gaf hij toestemming tot een gewapend optreden. In de meeste gevallen was het verlies van een enkele gewonde bij de tegenpartij voldoende om tot een vergelijk te komen.”
Welsink werd dus vooral geroemd om zijn onderhandelingsvaardigheden. Een conclusie die ons terugbrengt naar de foto van het tentje. Want dáár, onder dat door een gekapte boomtak gedragen zeildoek, dáár lagen dus de kracht en de basis van zijn bestuur.
Bronnen
Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië, 17 juni 1908
De Telegraaf, 17 juli 1908
Sumatra Post, 10 augustus 1908, 28 januari 1922 en 2 december 1936
Algemeen Handelsblad, 14 april 1917
Gearchiveerd onder:9. Java Post