Propaganda voor het toerisme in de Padangsche Bovenlanden
In 1917 werd in het Bataviaasch Nieuwsblad kond gedaan van de oprichting ´eener vereeniging’ ter bevordering van het toerisme op Sumatra:
“Te Padang is opgericht de ´Vereeniging Touristenbelang´ op Sumatra die, zoals de men reeds zegt, het bezoek aan Sumatra’s Westkust en haar schone omgeving wil bevorderen en vergemakkelijken. Hoe mooi de Westkust ook is, – zij is, vooral onder onze eigen landgenoten, nog veel te weinig bekend. Zelfs de Vereeniging Touristenverkeer in Batavia heeft hieraan slechts weinig verbeterd, waar zij zich in hoofdzaak tot Java bepaalde. Zij werkte trouwens ook meer op de vreemde tourist, terwijl de nieuwe vereniging in de eerste plaats op de in Indië verblijvenden landgenoot wil werken. Vooral nu de reis naar Europa zo moeilijk is, zal een korter of langer verblijf in de Padangse Bovenlanden met hun goddelijk klimaat voor velen een uitkomst wezen.”
“Nu de reis naar Europa zo moeilijk is”… had natuurlijk alles te maken met de Eerste Wereldoorlog. Het neutrale Nederland kon nog wel worden bereikt, met de trein vanuit Genua via Duitsland, maar echt vakantie vieren was natuurlijk anders. Een paar maanden voor de publicatie van dit bericht vielen bij de Slag om Verdun naar schatting 150 duizend doden.
Nee, dan liever naar Sumatra. “Touristenbelang ziet niet voorbij, dat voor veeleisende touristen nog veel ontbreekt; dat de hotels, klein en niet geheel eerste rangs zijn, maar zowel die hotels als de gehele gelegenheid tot reizen, kunnen ook thans reeds de vergelijking met de bergstreken van Java doorstaan. En dan stelt men zich voor hierin zoveel mogelijk verbetering te brengen, worden plannen bevorderd tot oprichting van een goed hotel te Fort de Kock, is een nieuwe bewerking van de bestaande gids onder handen, wordt de uitgifte van een auto kaart, de organisatie van de passanggrahans voorbereid enz.enz”
Enz. Enz.
Er moest nog wél heel wat worden gedaan om dat toerisme (destijds met een ´u´ geschreven) te faciliteren. Uit het jaarverslag van de vereniging over 1919 blijkt dat de gemeente Padang een subsidie verstrekte van f 600,-. Wat werd met dit geld zoal gedaan?
“Propaganda. In 1919 worden door den secretaris 251 mondelinge en 40 schriftelijke inlichtingen verstrekt. Het inlichtingenbureau. Dinsdag en Donderdags van 7 tot 8.30 n.m. in de sociëteit „De Eendracht” geopend, trok de minste touristen, de meeste inlichtingen werden op kantoor of aan huis verstrekt. Aan 11 hotels op Java en 4 in de Straits werden mooie, sprekende foto’s van de Bovenlanden gezonden, hetgeen het toeristenverkeer naar deze kust zeer zal bevorderen. Onze propagandaboekjes worden geregeld naar de verschillende agenten der stoomvaartmaatschappijen en de hotels verzonden. Waarschuwingsborden. In 1919 worden 173 waarschuwingsborden in dit gewest geplaatst. Waar deze borden door de zorg van een Maleischen mandoer geplaatst zijn, moet de plaatsing van verscheidene verbeterd worden en hiertoe de hulp van het civiel bestuur ingeroepen.”
Wat deed die Maleische mandoer precies fout? Plaatste hij de borden bij de verkeerde lokaties? In de verkeerde richting? “Do ist der Bahnhof!?”
De pasanggrahans
“Hotels Pasanggrahang. Het nieuwe hotel te Fort de Kock van den heer Kranich werd in verslagjaar geopend, het beheer van het andere hotel, thans Parkhotel geheten, ging in betere handen over. Fort de Kock biedt nu dan ook voldoende logeergelegenheid aan. Pajacombo daarentegen bezit een minderwaardig hotel; de toeristen verblijven aldaar niet langer dan hoog nodig is. De pasangrahangs In het gewest zien er over het algemeen zindelijk uit en zijn geriefelijk ingericht.”
De overnachtingsmogelijkheden waren zeer beperkt en blijvend een punt van zorg. In 1926 schreef de Indische Courant nog dat het eigenlijk onverantwoord was reclame te maken voor het toerisme op Sumatra zolang er niet meer hotels waren. En passant werd de vloer aangeveegd met de bruikbaarheid van de ambtenarenhotels, de zogenaamde pasanggrahans:
“In totaal zijn er in Kotta Nopan en Moeara Sipongi maar acht kamertjes in deze twee pasanggrahans en men houdt zijn hart vast als men bedenkt wat er moet gebeuren, als in maart de aangekondigde trip van 21 Amerikanen arriveert! Bovendien mag men deze mensen niet blootstellen aan weggejaagd te worden, als toevallig een of meer ambtenaren komen binnenvallen. Men moet hier niet gering over denken! In de kamers toch hangt een reglement, waarin staat dat particulieren alleen toestemming tot logies kunnen krijgen, indien de kamers niet bezet of besproken zijn door in dienst reizende ambtenaren. Het grootste gevaar levert echter de bepaling, luidende als volgt: ´De verlening der toestemming (aan particulieren) heeft immer slechts plaats onder het voorbehoud dat niet-aangekondigde later op den dag arriverende, in dienst reizende ambtenaren voorrang behouden op logeergelegenheid, zodat zo nodig plaats moet worden ingeruimd door de particulieren of de niet in dienst reizende ambtenaren, die daarvoor het eerst in aanmerking komen.´ Plaats bespreken geeft ook al niets, want het reglement vervolgt: ´Mondelinge of schriftelijke voor het uur van aankomst gedane kennisgeving of plaatsbespreking verbindt tot niets, echter is wel aan te bevelen.´ Hoe verklaarbaar dergelijke draconische bepalingen ook zijn, hoe nodig misschien ook, duidelijk is het echter, dat zij het gebruik der pasanggrahans voor het grote toerisme praktisch uitschakelen.”
Tenslotte, nog steeds uit het zelfde jaarverslag: Reisgidsen: “Nóg steeds werden de nieuwe gidsen niet ontvangen, hoewel hierop bij de Vereeniging Toeristenverkeer op Java werd aangedrongen. Deze vereniging liet ons lelijk in den steek en schreef eindelijk in Februari 1920, dat een gids voor Java zou voorgaan. Wij vragen ons dan ook af, of het niet beter is dat wij in ’t vervolg zelf voor onze uitgaven van drukwerken zorgdragen.”
Een monument
Het moet een lastige taak zijn geweest om onder deze moeilijke omstandigheden het toerisme te propageren. Desalniettemin bleek het werk van de vereniging aan te slaan. Vooral de route Padang-Medan via Fort de Kock en Tobameer was succesvol.
We weten niet precies in welk jaar, maar het moet zo rond 1925 zijn geweest, dat de Vereeniging Touristenbelang het initiatief heeft genomen om in Bondjol, een kilometer of 50 ten noorden van Fort de Kock, een gedenkteken neer te laten zetten op het punt waar de reizigers de evenaar passeerden. Een mooi punt om even de auto langs de kant van de weg te zetten en een paar foto´s te nemen.
Dit monument bestaat al lang niet meer. De gemeente Bonjol heeft er echter wél iets anders, en veel groters voor in de plaats gezet: Een soort lelijke overkapping met groene dakpannen, geflankeerd door een blauwe wereldbol. We passeren hier de tekst: “Anda melintasi khatulistiwa/You are crossing the Equator”, met het logo en de naam van de subsidieverstrekker, de bank Rakyat.
De vooruitgang eist zijn tol. Toch mogen de toeristen hier niet klagen. De weg is hier inmiddels keurig geasfalteerd en gemarkeerd, en da´s ook heel wat waard.
x
x
x
Nawoord
Misschien is het door overdreven achterdocht, misschien door overdreven precisie, maar we keken tóch nog even naar de exacte locatie van het huidige equator-monument.
Google Earth vertelt ons dat de evenaar ongeveer 120 à 130 meter ten zuiden van het huidige monument ligt! Zie de markering op onderstaande luchtfoto en straatbeeld. Het werkelijke punt zou ongeveer ter hoogte liggen van Toko Arifah. Nu is het natuurlijk mogelijk, dat Google Earth onvoldoende accuraat is. Een studie uit 2011 toont echter dat de GE-afwijking op het horizontale vlak slechts enkele meters bedraagt.
Dus: afbreken en opnieuw beginnen? Of de tekst aanpassen: “You have crossed the Equator”?
Gearchiveerd onder:1. Het vooroorlogse Nederlands-Indië