Quantcast
Channel: Java Post
Viewing all articles
Browse latest Browse all 529

De Bougainvillea van Sarangan

$
0
0

Dit is een verhaal over mijn ouders, gedurende hun verblijf in Indië. Een verhaal zoals vele Hollanders uit vroegere tijd die in Indië hebben gewoond kunnen vertellen; maar vaak, en begrijpelijk, voor zichzelf houden. Toch is het jammer dat zulke verhalen niet vaker verteld worden. Het gaat niet alleen over mijn ouders, maar ook over mijn eigen zoektocht naar een tijd die verloren is gegaan…

Carpe Diem en Vita Brevis

Vita Brevis en Carpe Diem

Door Peter van Alting Geusau

Het verhaal begint eigenlijk bij mijn grootvader. Als luitenant nam hij dienst bij het koloniale leger. Hij is echter al op zevenentwintigjarige leeftijd gesneuveld. Dat gebeurde in de nacht van 25 op 26 augustus 1894 bij de overval op het kamp bij Tjakra Nagara (bivak Matarian) op Lombok. Hij was nog maar pas getrouwd en zo´n vier maanden voor zijn dood werd een zoontje geboren in Ambarawa. Mijn grootvader heeft zijn zoontje maar één keer in zijn armen gehad. Zijn jonge vrouw, die nu zo vroeg in haar leven alleen was komen te staan, ging met haar zoontje terug naar Nederland. Dat kleine jongetje werd mijn vader. 

Mijn vader heeft rechten gestudeerd en promoveerde op 23-jarige leeftijd in Leiden tot doctor in de rechtsgeleerdheid. In 1918 vertrok hij als rechterlijk ambtenaar naar Indië, waar hij in verschillende functies werkzaam was, onder meer als voorzitter van de Landraad in Kediri en als ambtenaar der secretarie in Batavia. Er zijn verschillende overplaatsingen geweest, hij heeft  onder meer in Poerwokerto, Poerbolinggo, Ngawi en Magetan gewerkt. Ook heeft hij enkele jaren in Semarang gewoond, waar zijn geliefde moeder, die altijd mee ging op zijn tochten, later op 72-jarige leeftijd is overleden.

De vestiging in Sarangan

In 1934 of 1935 kochten mijn ouders (mijn vader was inmiddels getrouwd) een stuk grond langs het prachtige kratermeer in Sarangan op java. Op een hoogte van dertienhonderd meter, net onder de ruim tweeëndertighonderd meter hoge geweldige Goenoeng Lawoe, was het klimaat lekker, laat in de middag en ´s avonds heerlijk koel, maar ´s nachts behoorlijk koud. Mijn ouders hadden vele plannen.

Vita Brevis en Carpe Diem

Vita Brevis en Carpe Diem

Ze lieten twee huizen bouwen aan de oostelijke kant van het meer. De huizen werden genoemd ‘Carpe-Diem’ en ‘Vita-Brevis’. Het huis Carpe-Diem waar ik geboren ben in maart 1937, werd betrokken in 1936. Het was geheel aangepast aan hun wensen.

Mijn vader was een goed pianist en mijn moeder danste veel op zijn pianospel. Vaak konden de mensen in Sarangan het pianospel van mijn vader horen dat weerklonk over het meer. Zo bevatte het huis een muziek- en een danszaal met een grote open haard. Het huis Via-Brevis was voor gasten, wat in die dagen niet zo ongewoon was. Ze hadden een prachtig uitzicht over het meer, waar ´s avonds de lichtjes, van het toen nog kleine dorp Sarangan aan de overkant van het meer, als een teken van leven weerkaatste over het glanzende water.

Ook kwam er een zwembad en kinderbadje bij, waar mijn broertje en ik dan in mochten spelen. Mijn moeder heeft mij verteld, dat mijn geboorte aldaar een groot feest is geweest, omdat ik de eerste Europese jongen geweest ben die daar geboren is (en wellicht de enige).

Mijn ouders genoten intens van het leven daar, ze voelden zich sterk verbonden met het land en de bevolking. Zo was er ook een plan om samen met een arts uit Madioen een polikliniek voor de Javaanse bevolking te openen. Ook kochten ze een aandeel in het Hotel Sarangan, dat er nu nog staat.

Mijn ouders behoorden tot de weinige mensen die in die tijd een auto hadden. Ik begreep van mijn moeder dat het een T-Ford was, model 1928. Die ging met de grootste moeite naar boven, want vroeger was het weggetje naar Sarangan een nauw en steil pad. Vanwege het wandelpad om het meer, dat er nog steeds is, kon de oude Ford niet bij de huizen komen en moest zodoende in het dorpje blijven. Eén keer per week gingen ze naar beneden naar Djokja, om boodschappen te doen, en dat was in die dagen nog een hele onderneming!

Nog één keer naar Nederland

In 1939 nam mijn vader vervroegd pensioen. Het gezin wilde nog één keer met verlof naar Nederland, met de bedoeling om later terug te keren naar dit paradijs om daar dan voorgoed te blijven. Kort voor hun vertrek naar Holland schreef mijn vader nog een gedicht over dit zo prachtig gelegen Sarangan, Toenggoe Mati (Waar ik de dood wil opwachten). Een gedeelte daaruit gaat als volgt:

In het land, waar alles tot begrijpen dwingt
Daar waar ik de roep der stilte heb verstaan
Daar wil ik dat mijn hart zijn graflied zingt

Het heeft niet zo mogen zijn. Ze zouden hun Carpe-Diem nooit meer terugzien. Hun droomhuis en alles wat daarin stond en ook het daarnaast gelegen Vita-Brevis werden het slachtoffer van oorlogsgeweld. Mijn vader was 46 jaar toen ze Java voor de laatste keer verlieten. Ik was twee. Wij kwamen begin 1940 in Europa aan. Holland was inmiddels door de Duitsers onder de voet gelopen. De oorlogsjaren werden doorgebracht in het dorp Santpoort bij Haarlem. Na de bevrijding vestigde mijn vader zich als advocaat en procureur te Assen, waar hij plotseling op 57-jarige leeftijd is overleden.

Terug naar mijn geboortegrond

Als kind wist ik altijd al dat ik op een dag terug zou gaan naar Sarangan. Die dag kwam in september 1982, ik was toen 46 jaar oud. Ik wilde Sarangan zien door mijn ogen op dezelfde leeftijd als toen mijn vader 46 jaar was. Dat was belangrijk voor mij, omdat ik zelf wilde begrijpen wat voor paradijs dit was. Ik wist helemaal niet wat mij te wachten stond. Ik had geen herinneringen aan Sarangan, ik was immers twee jaar toen ik daar voor het laatst was. Ik had verschillende foto´s bij me van die tijd en natuurlijk alle verhalen van mijn moeder die zo prachtig kon vertellen van haar tijd in dit prachtige Sarangan.

Met de bus van Surabaya naar Magetan duurt zo´n vijf uur. Zo’n bustocht kan trouwens levensgevaarlijk zijn. Vanuit Magetan in een bemo de berg op naar Sarangan. In deze betrekkelijk kleine wagentjes kunnen zo’n acht tot tien mensen. Wij gingen naar boven en… er zaten zestien mensen in in dit 1200 cc vervoermiddel! Ik zat op een klein houten kistje. Als je aankomt in Sarangan sta je vrij plotseling voor het prachtige meertje. En zo gebeurde het dat ik op die dag in september 1982 ietwat onzeker uitkeek over het meertje Pasir. Zo´n drieënveertig jaar nadat ik hier voor het laatst als klein jochie was.

De bougainvillea

Het werd mij al direct duidelijk dat de twee huizen Carpe-Diem en Vita-Brevis er niet meer stonden. Ik vond onderdak in het wat vervallen hotel Rahuyu, dat iets hoger aan de westelijke kant van het mer lag. Het had een terras met een prachtig uitzicht over het meer. Daar tegenover mij, aan de andere kant van het meer, lag een verloren paradijs… Wat ik niet had kunnen weten was, dat mijn aankomst in Sarangan niet onopgemerkt ging. Verschillende mensen van ‘vroegere tijden’ zagen een bekend gezicht. Nu lijk ik veel op mijn vader en ik had dezelfde leeftijd als mijn vader, toen hij Sarangan verliet in 1939. Zo kreeg ik onverwachts bezoek, één van deze mensen begroette mij met groot respect en zei: ‘Ayah Alting’. Het was één van onze baboe´s, Mas-Mikun. Ze dachten dat ayah Alting terug was gekomen naar Sarangan. Het tijdsverschilvan drieënveertig jaar drong niet goed tot hen door. Ze beseften niet dat ik de zoon was van ayah Alting. Het verbaasde mij dat deze rustige en beschaafde mensen mij bij mijn naam aanspraken. Ik had even tijd nodig om dat te verwerken. Op een tocht door de oude en armoedige kampong Sarangan, die iets achter het dorp Sarangan ligt, werd ik begeleid door een groep mensen en kinderen die naturlijk niet goed wisten wat er gaande was. Daar, in de kampong, in een armzalig hutje zonder vloer, ontmoette ik baboe Mangam Menit, die mij vroege ´s morgens moest baden toen ik drie maanden oud was.

De bougainvillea

De bougainvillea

Van Carpe-Diem staan nog een paar muurtjes overeind, de muziek- en danszaal met de grote open haard was een grote puinhoop. Het zwembad was er nog wel, maar het lag vol zand en was helemaal overgroeid. Het kleine kinderbadje was nog helemaal intact!

Vlak voor mijn ouders met ons naar Holland gingen, in 1939 dus, heeft mijn moeder een bougainvillea geplant aan de rand van het meer, tegenover het Carpe-Diem. Vaak heeft ze mij verteld: ‘Als we terugkomen op Sarangan, zullen we worden begroet door een zee van bloemen.’ Ze heeft het nooit mogen zien. En nu stond daar, aan de rand van het meer beneden het vergane Carpe-Diem een prachtige grote bougainvillea in volle bloei! Is het mogelijk dat deze prachtige bougainvillea dezelfde is die mijn moeder daar plantte, drieënveertig jaar geleden? Het moet haast wel! Ik werd begroet door een zee van bloemen!

Souvenirs

Ik ben zo’n vijf dagen in Sarangan gebleven. Een paar tegels van het vergane Carpe-Diem zijn mee teruggegaan naar ons eigen Carpe-Diem, hier op Tasmanië, dat wij in 1976 gebouwd hebben in de heuvels van het rustige Underwood. Ook heb ik in de puinhoop een oud verroest scharnier gevonden;  dat is weer helemaal schoongemaakt en bij ons in de voordeur gezet en het draait weer prachtig mee als de deur hier open en dicht gaat… een symbolische handeling.

Op mijn laatste dag heb ik twee zakdoekjes met aarde gevuld, daar waar het oude Carpe-Diem heeft gestaan. Die zijn meegegaan naar Holland. Eén zakdoekje met aarde is uitgestrooid over het graf van mijn vader die in Assen begraven ligt, het andere heb ik aan mijn moeder gegeven. Ik heb haar toen ook verteld wat er allemaal in Sarangan gebeurd is, in al die lange jaren. Een traan viel langs haar wat verouderde wangetje op het zakdoekje met Javaanse aarde… Ze heeft het zakdoekje nooit losgeknoopt. Ik heb altijd gevoeld dat mijn moeders hart is achtergebleven in Sarangan in 1939. Een paar maanden na mijn laatste bezoek aan Holland in 1993 is dat hart tot rust gekomen, ze was 87.

 

Dit artikel verscheen eerder in Moesson, 1 februari 1996.


Gearchiveerd onder:9. Java Post

Viewing all articles
Browse latest Browse all 529