Quantcast
Channel: Java Post
Viewing all articles
Browse latest Browse all 529

‘Nederland heeft zichzelf uit Indonesië verjaagd’

$
0
0

Over de vrijheidsvlag die op 17 augustus 1945 in Djakarta werd gehesen.

Door Kester Freriks

‘Veel Nederlanders zaten op de ochtend van dinsdag 27 december 1949 gekluisterd aan de radio. Ze luisterden naar de uitzending van de korte plechtigheid in het paleis op de Dam, ter gelegenheid van de soevereiniteitsoverdracht over Nederlands-Indië aan de Republiek der Verenigde Staten van Indonesië. Van enige feestelijkheid was geen sprake. Het geringe aantal mensen dat zich ’s morgens op de Dam had verzameld, wekte ook niet de indruk dat er sprake was van een historische gebeurtenis. Alleen de aanwezigheid van dranghekken, de installatie van luidsprekers voor het paleis en de vlaggen die op het dak wapperden, duidden erop dat er iets bijzonders gaande was. De stemming op het plein was even somber als het weer op die loodgrijze decembermorgen. Apathie en verslagenheid overheersten: Nederlandse soldaten waren voor niets gesneuveld.’

Soekarno roept de republiek uit, 17 augustus 1945

Soekarno roept de republiek uit, 17 augustus 1945

 

Met deze alinea opent historicus Hans Meijer het eerste deel van zijn omvangrijke, indrukwekkende studie Den Haag-Djakarta. De Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1962. In een noot voegt hij eraan toe dat Trouw van 28 december 1949 in een sfeerbeschrijving repte over ‘vlaggen die her en der in Amsterdam halfstok hingen’. In behoudend politieke kringen werd de ‘onvoorwaardelijke en onherroepelijke’ overdracht van de soevereiniteit als een ‘amputatie’ gevoeld en vreesden koloniaal-conservatieven dat Nederland niet meer zou zijn dan een ‘overbevolkte boerderij aan de Noordzee’ en gedoemd zou zijn voortaan als een onbetekenend landje, ‘in rang vergelijkbaar met Denemarken’ voort te bestaan. 

In contrast met de soberheid in Amsterdam stond de ‘euforie’ in wat toen nog Batavia heette. Om negen minuten voor zes ’s avonds werd in paleis Rijswijk aan het Koningsplein ‘de Nederlandse vlag gestreken en de Indonesische rood-witte gehesen’. Meijer rept met geen woord over de vrijheidsroes in Batavia, maar citeert wel de dramatische woorden van fractievoorzitter van de KVP, mr. C.P.M. Romme van begin december 1949: ‘Gelooft ge nog, dat er na de amputatie des Rijks (en vooral de vernederende wijze waarop) er nog één Nederlander is die trots is op zijn Nederlanderschap?’ Romme vreesde dat ‘Indië straks onder slavernij en onszelf tot de bedelstaf’ werden veroordeeld.

Het is, in alle bescheidenheid, van belang enkele kanttekeningen te maken bij Meijers observaties. Dat de opkomst van belangstellenden op de Dam ‘gering’ is, klopt niet helemaal. Het is een hardnekkige beeldvorming die ertoe dient de overdracht liefst te willen maskeren of bagatelliseren, althans, vanuit Nederlands perspectief. Er is een tien minuten durende uitzending gemaakt, die zich bevindt in het RVD Filmarchief, waarop duidelijk te zien is dat een royale menigte zich uitstrekt vanaf het paleis tot aan het Rokin. Belangstellenden zijn zowel Nederlanders als Nederlands-Indische mensen. De spanning en aandach

De Proklamasi

De Proklamasi

edenis, misschien wel het allerbeslissendste. Nergens in Meijers boek komt de datum van 17 augustus 1945 in beeld. Op die dag, een vrijdag, om tien uur ‘s morgens,  verklaarden Soekarno en Hatta Indonesië onafhankelijk. Soekarno sprak de Proklamasi uit, die slechts bestond uit twee regels: ‘Wij, het volk van Indonesië, verklaren Indonesië hierbij onafhankelijk. Aangelegenheden met betrekking tot de overdracht van de macht en andere kwesties zullen op ordelijke wijze en zo snel mogelijk worden geregeld.’

Opmerkelijk is dat de plaats van ondertekening van de Proklamasi niet Batavia is, maar Djakarta. Voor de republikeinen heette vanaf dat moment de hoofdstad opnieuw naar haar allereerste naam, Jayakarta, ofwel stad der Overwinning. De Nederlanders bleven hardnekkig vasthouden aan Batavia, stad der Batavieren. Voor Indonesiërs bood de proclamatie alle reden tot blijheid, gejuich, een alles overheersend gevoel van vrijheid. Het staat allemaal prachtig beschreven in het boek Herinneringen aan 17 augustus. Oud-leerlingen van de Koning Willem III School (Batavia) aan het woord, verschenen in Jakarta in 2000 ter gelegenheid van het jubileum van de onafhankelijkheid. Niemand die geïnteresseerd is in de Indonesische vrijheidsidealen en de sfeer in Batavia op die bewuste dag mag dit boek ongelezen laten. In geen enkel historische studie ben ik het echter tegengekomen, onbegrijpelijk. Toch weer, helaas, een teken van geringe belangstelling aan Nederlandse zijde voor dat wat ik noem het Indonesische perspectief. Ik geef graag een voorbeeld van een van de herinneringen: ‘De mensen die de verklaring hadden aangehoord, klapten in de handen. Ik was ontroerd. Ik wilde huilen, maar er kwamen geen tranen. Ik besefte dat met de proclamatie er een eind was gekomen aan de tijd dat onze politieke strijders in de gevangenis verdwenen.’

Het ontbreken van de dag der Proklamasi in Meijers zevenhonderd tellende studie – het woord ontbreekt bijvoorbeeld zelfs in het register – is tekenend voor de manier waarop Nederland met deze historische gebeurtenis omging. Toegegeven, Den Haag-Djakarta begint in 1950, maar zonder ook maar een woord te wijden aan de Proklamasi ontbeert het boek een fundament, een basis.

Eerst even een korte schets, een belichting van het onderwerp vanuit Indonesische zijde die ik ontdekte tijdens mijn recente reis naar Jakarta en Jogjakarta voor mijn boek Echo’s van Indië. Ik sprak daar met de vrijheidsstrijders van toen, mannen van nu in de tachtig. Ze spraken Nederlands, sommigen hadden in Nederland aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda gestudeerd of aan de Militaire Academie in Bandoeng. Pemoeda’s van toen brachten het tot commandant in het Nationale Indonesische Leger (Tentara Nasional Indonesia, TNI). De Japanse bezetting had de Indonesiërs onomwonden duidelijk gemaakt dat de blanke overheersing gebroken kón worden. Na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 ontstond er een machtsvacuüm. Daarin grepen de Indonesische republikeinen hun kans. Ze waren ervoor beducht dat opnieuw een buitenlandse mogendheid het land kwam opeisen – in hun ogen was Nederland een buitenlandse mogendheid. In dit detail schuilt een voor de Nederlanders even pijnlijke als dramatische waarheid. Na drieënhalve eeuw koloniale overheersing was Nederland kennelijk allesbehalve een vertrouwde mogendheid. Een van de vrijheidsleuzen van destijds luidde niet voor niets: ‘ INDONESIA never again the life blood of any NATION!’ Let op: ‘any nation’. Dus niet alleen de Nederlandse natie.

Na tal van onderhandelingen die tot diep in de nacht van de 16de augustus duurden kwam er een ultrakorte onafhankelijkheidsverklaring op papier. Eerst handgeschreven door Soekarno, naderhand uitgetypt. Het huis waar de Proklamasi werd opgesteld, heet thans het Museum Proklamasi. Dat bestaat nog. De gehele wordingsgeschiedenis van de Proklamasi is er uitgebeeld in de verschillende kamers waar het zich afspeelde, tot aan de hal toe waar een zwarte vleugelpiano stond. Daar, op de dichtgeslagen klep, ondertekenden Hatta en Soekarno die nacht de proclamatie. Soekarno begaf zich naar zijn verderop gelegen huis aan de Jalan Pegangsaan Timur no. 56. Onderweg bedacht hij zich dat bij de plechtigheid van de volgende ochtend de rood-witte Indonesische vlag gehesen moest worden. Inderhaast naaide zijn vrouw Fatmawati een strook rood, van haar selendang, en een strook wit, van het overhemd van haar man of van het echtelijke beddenlaken, aan elkaar. Ze gebruikte daartoe een Singer-naaimachine.

Om tien uur die vrijdagochtend kwam een kleine groep mensen bijeen. Het gerucht dat de onafhankelijkheid uitgeroepen zou worden had zich verspreid. Na Soekarno’s woorden werd, aan een bamboestok, de rood-witte vlag gehesen en het Indonesische volkslied Indonesia Raya gezongen. De volgende dag werd de regering gevormd met Soekarno als president en Hatta als vicepresident.

Geen nieuws

En hoe brachten de Nederlandse kranten in augustus 1945 het nieuws van de proclamatie van de Indonesische onafhankelijkheid? Ze brachten het níet. Wel meldde het ANP dat er op die bewuste dag 70.000 sollicitanten waren voor functies in het bestuur van Nederlands-Indië. Dat is een opmerkelijk verschijnsel dat ik in geen van de geschiedenisboeken ben tegengekomen. Het grote aantal sollicitanten voor ambtelijke en bestuurlijke betrekkingen kan alleen maar impliceren dat Nederland na de oorlog in de archipel het vooroorlogse beleid én bewind wilde voortzetten.

Pas op 22 september, ruim een maand later, kwamen de eerste berichten in de pers. Maar op uiterst neerbuigende manier. Aan de bittertafels in de sociëteiten te Batavia en elders in het land deed men de Proklamasi af als ‘onafhankelijkheidsgedoe’ en een ‘stamboel’, dit is een komisch stuk voor twee heren. Het was in de ogen van de Nederlanders een ‘operette’ en ‘farce’. In Nederland nam geen enkele krant de Proklamasi serieus. Dagblad Trouw verwachtte dat de Nederlandse regering spoedig korte metten zou maken met het clubje ‘fanatici’ van Soekarno. Op maandag 17 september, juist een maand na dato, kon de krantenlezer in het vaderlandse Algemeen Handelsblad de volgende passage aantreffen: in Indonesië was een ‘zogenaamde repoebliek’ uitgeroepen door Soekarno ‘als president’ en ‘een zekere Hatta als vicepresident’.

Het Nederlands-Indische persbureau Aneta (Algemeen Nieuws- en Telegraafagentschap), opgericht in 1917, maakte melding van gestencilde biljetten, ‘geteekend door Soekarno en Mohammed Hatta, als zijnde de regeering van de republiek Indonesië’. Deze berichten kwamen uiteindelijk, na lang aarzelen, weliswaar in de Nederlandse pers terecht, maar de Aneta-verslaggever meldt er geruststellend bij dat de ‘opstandige elementen slechts een uiterst gering deel van Java’s bevolking van veertig miljoen zielen uitmaakt, zoodat zelfs het zwakste geallieerde bezettingsleger alleen reeds door zijn aanwezigheid alle mogelijke moeilijkheden in de kiem zou smoren’.

Trouw opent op 24 september met vette koppen: ‘Jappen heulen met Soekarno. ‘Regeering’-Soekarno eischt erkenning.’ En voorts onder het tussenkopje ‘slechts enkele fanatici’ brengt het dagblad een lichtpuntje: Soekarno en zijn beweging hebben zich nu blootgegeven ‘zoodat de Nederlandsche autoriteiten straks korte metten met haar kunnen maken.’

Het Parool verzekert de lezers dat nationalistische elementen onder de inheemse bevolking een ‘republiek Indonesië’ hebben gevormd. Met nadruk vermelden de kolommen dat Soekarno is toegejuicht door een menigte die de ‘fascisten-groet’ bracht. Ondertussen biedt het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP) een interview met Soekarno aan, afkomstig van het Britse persbureau Reuter. De president van de Republiek komt eruit naar voren als een gematigd nationalist die laat weten dat zijn vrijheidsstrijders zijn beïnvloed door het voorbeeld van de Congrespartij in Brits India. Ze zijn beslist niet anti-blank en verzetten zich slechts tegen de voortzetting van de ‘Nederlandse koloniale uitbuiting’.    Soekarno acht een ‘botsingen tussen Indonesische en geallieerde troepen uitgesloten’. Geen enkele krant in Nederland was bereid het interview te plaatsen.

De bevrijding van Indonesië van de strijdlustige vrijheidsstrijders verliep heel anders dan verwacht. Nederland voorziet groot levensgevaar voor de Europese bevolking als het revolutionaire vuur, aangewakkerd door pemoeda’s, de felle vrijheidsstrijders, werkelijk losbrandt. Ontegenzeggelijk is deze angst bewaarheid geworden. De Indonesische opstand is een ingewikkelde kluwen van georganiseerde militairen en de zogenoemd ‘rampokkende’ bendes. Dit verhaal is voor Nederlandse zijde aangrijpend. Blanken die deze periode meemaakten, de bersiap, hebben mij hierover hartbrekende details verteld.

Het was een grote teleurstelling voor Nederland dat Engeland weigerde tegen de nationalisten te gaan vechten om het land voor Nederland terug te veroveren. De Britten waren ervan overtuigd dat Nederland met de Republiek moest gaan onderhandelen. Volgens generaal Philip Christison, op wie Nederland alle hoop had gevestigd, ‘vormt de Republiek de facto het gezag op Java.’

Deze aanvaarding van het nationalistische standpunt inspireert Trouw tot een fel geschreven artikel met als kop: ‘Schandelijke situatie op Java:  Britten erkennen marionettenregeering.’ Het redactionele commentaar luidt als volgt: ‘Een van de dingen die voor ons onomstotelijk moeten zijn en die ook de nationalisten in Indië als onomstotelijk dienen te aanvaarden, is het feit dat het Nederlandsch gezag in Indië als wettig gezag terugkeert en als zoodanig moet worden aanvaard.’ Over deze gezagshandhaving kan niet worden gemarchandeeerd, want ‘overheid is overheid, en rebel is rebel’.

De publieke opinie in Nederland was, anders dan in Engeland, slecht voorbereid op de dekolonisatie. Officieel stond het koloniaal beleid in het teken van voogdijschap: het opvoeden tot zelfstandigheid. Maar alle tekenen wijzen erop dat Nederland steeds had geweigerd een termijn te noemen voor deze zelfstandigheid. In Nederlandse kranten verschijnen berichten dat Soekarno een ‘onderwereldfiguur’ is, een demagoog die zich laat meeslepen door zijn retorische talenten en in dit opzicht een ‘bedreiging voor de vrede’.

Aneta

Persbureau Aneta wijzigt opvallend zijn standpunt; aanvankelijk was het pro-Nederlands, tijdens het verloop van de vrijheidsstrijd kiest het geheel voor de republikeinse kant. Generaal Simon Spoor, bevelhebber van het Nederlandse leger, ergerde zich aan het nieuws afkomstig van dit agentschap. ‘Aneta heeft vertegenwoordigers in Nederlands-Indië die er veel werk van maken alle publicistische agitatie die van de republikeinse zijde tegen ons uitgaat in de wereldpers te brengen,’ aldus Spoor in 1947 in de Raad voor militaire aangelegenheden van het Koninkrijk. Spoor verdenkt het persbureau ervan dat het in de toekomst de republiek tot klant wil hebben. Aneta putte inderdaad uit republikeinse bronnen als radio Djokja, het persbureau Antara en het dagblad Merdeka. De Aneta-verslaggevers reisden regelmatig naar Djokjakarta waar, uit veiligheidsoverwegingen, de republikeinse regering zetelde. Dat was een goede keuze van Soekarno: hij werd gesteund door sultan Hamengkoeboewono IX en de verwachting was dat Nederlandse soldaten de heilige kraton niet durfden aan te vallen. Dat klopte inderdaad: het kraton is nooit toneel van gevechtshandelingen geweest. De strijdlustige Spoor dacht daar echter anders over, hij wilde het ‘republikeinse nest uitroken’.

Soekarno

Soekarno

Geconcludeerd kan worden is dat de Nederlandse pers het ernstig heeft laten afweten tijdens de Indonesische crisis. Vergoelijkend kan gezegd worden dat destijds er een gebrek aan middelen bestond. De internationale persbureaus hadden eigen verbindingen met Batavia, maar het ANP niet: de PTT stond een directe lijn met Aneta niet toe. De telegrammen van Aneta naar Den Haag waren zeven tot negen uur onderweg.

Maar dat is een schijnargument. Zeven tot negen uur hoeft nog niet te leiden tot een verzwijgen van de Proklamasi en de gevolgen daarvan voor de duur van ruim een maand. Pas heel geleidelijk verdwijnen in de kranten de aanhalingstekens bij ‘Republiek’ en de toevoeging ‘zogenaamde’. Maar een nog verdergaande conclusie is dat Nederland hardnekkig en volhardend bleef weigeren de Proklamasi serieus te nemen. Het moment als ‘een stamboel’ te beschouwen,  een klucht of operette, Soekarno af te schilderen als ‘onderwereldfiguur’ en de republiek min of meer opzettelijk ‘repoebliek’ te noemen, dat is nu, terugblikkend, pijnlijk en schaamtevol.

Voor Soekarno was de Proklamasi een plechtigheid waarop na bijna vierhonderd jaar Nederlandse overheersing de rood-witte vlag, ‘onze  Merah Poetih’, voor het eerst in ‘drie eeuwen vrij mocht wapperen’.

De geschiedenis moet herschreven worden, herschreven in die zin dat voor die datum van 17 augustus 1945 alsnog in de geschiedenis tussen Nederland en Indonesië respect zou moeten komen. In zekere zin is dat al gebeurd: minister Ben Bot van destijds Buitenlandse Zaken heeft op 17 augustus 2005 zowel in Jakarta als Den Haag gesteld dat Nederland de 17de  augustus ‘politiek en moreel’ te accepteren als de dag waarop het Nederlandse koloniale bewind Indonesië haar onafhankelijkheid gaf. Het is het begin van de herschreven geschiedenis.

Ik zou zelfs willen voorstellen in een verregaande conclusie dat niet Soekarno, niet de vrijheidsstrijders of generaal Soedirman de Nederlanders het onmogelijk hebben gemaakt hun aanwezigheid te bestendigen in de kolonie, maar dat de Nederlanders zelf hieraan schuldig zijn en hiervoor verantwoordelijkheid dragen. Nederland heeft zichzelf uit Indonesië verjaagd. Door een even harteloze als onbuigzame houding jegens het Indonesische vrijheidsverlangen.

 

 

Keuze uit de geraadpleegde literatuur:
Ineke van Kessel, Nederlandse kranten ‘misten’ de onafhankelijkheid van Indonesië. In: Trouw, zaterdag 17 augustus 1985
Giebels, Lambert J., De Japanse handreiking. In: De Groene Amsterdammer, 16 augustus 1995
Giebels, Lambert, Soekarno. Nederlandsch onderdaan. Amsterdam 1999
Idris, Imrad, Herinneringen aan 17 augustus. Oud-leerlingen van de Koning Willem II School (Batavia) aan het woord. Jakarta 2000
Meijer, Hans, Den Haag-Djakarta. De Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1962. Utrecht 1994
RVD Filmarchief, ‘Soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië’

 

Op 18 augustus 2015 verschijnt van Kester Freriks: Echo’s van Indië. De Indonesische onafhankelijkheid in verhalen en herinneringen. Uitg. Athenaeum-Polak & Van Gennep, 368 blz. prijs € 21,50


Gearchiveerd onder:9. Java Post

Viewing all articles
Browse latest Browse all 529