Quantcast
Channel: Java Post
Viewing all articles
Browse latest Browse all 529

De Spijkerploeg

$
0
0

Terwijl de laatste overlevenden van de beruchte Birma-spoorlijn op het punt staan te overlijden, kan niemand zich meer voorstellen dat deze episode ook positieve herinneringen heeft voortgebracht. Toch was hiervan wel degelijks sprake. In ieder geval kort na de oorlog, toen de vreugde over de bevrijding nog de slechte herinneringen verdrong. Zoals in het geval van de Spijkerploeg.

Op 2 maart 1948 verscheen een kleine annonce in het Bataviaasche Dagblad:

“SPIJKERPLOEG MENSEN. Alle ex-krijgsgevangenen, die in Siam behoord hebben tot de bekende Spijkerploeg, onder leiding van de toenmalige kapiteins Badings en Schnerr, worden verzocht hun naam op te geven aan één van twee onderstaande adressen: D.M. Kamerling, Madoeraweg 22 pav., en N. Vredevoogd, Thibaultweg 31.”

Onderschrift bij de foto van de reünie in 1948: HOT SWEET COFFEE  “'t Is hot en het is sweet, maar koffie is het niet

Onderschrift bij de foto van de reünie in 1948: HOT SWEET COFFEE “’t Is hot en het is sweet, maar koffie is het niet” dichtte de kampdichter op de koffie van de hospik, die beroemd werd door zijn brouwsel, dat steeds gereed was om de dorstigen te laven. Kampgenoot De Regt lust nog wel een bakje.

Een maand later vond een reünie plaats. Uit het zelfde blad, onder de kop ‘Reünie van de Spijkerploeg:  Herinneringen aan de zonnige zijde van het kampleven’:  

`Over het algemeen zijn herinneringen uit de tijden van internering en krijgsgevangenschap somber en weemoedig. Het zijn herinneringen aan leed en ellende, honger, ziekte en dood. Het zijn tijden geweest vol verschrikking, tijden waarin schier iedereen iets moest missen van datgene wat hem het liefste was. Doch onverbrekelijk zijn aan deze naargeestige gedachten verbonden herinneringen aan ogenblikken, waarop de drukkende last wegviel en de zonnige kant van het leven doorbrak, als om te bewijzen, dat er toch niets veranderd was. Deze goede ogenblikken blijven meestal langer bij ons dan de gedachten aan de sombere perioden!

Dank zij de leiding

Wanneer er een dagboek geschreven zou worden over de krijgsgevangenschap, dan zou één van de meest sombere hoofdstukken waarschijnlijk dat zijn, waarin geschreven werd over de aanleg van de Siamese spoorlijn. Wij weten niet precies hoeveel mensen het leven daar verloren hebben, doch wij mogen aannemen, dat het er tallozen zijn geweest. Cholera en dysenterie eisten ontelbare slachtoffers; vooral in de kampen van niet-Europeanen, waar niet zo streng de hand gehouden werd aan de hygiëne, stierven de mensen bij honderden. En toch, wanneer deze geschiedenis geschreven zou worden, zou daarbij ook melding gemaakt worden van het kamp, dat alle ellende en alle gevaar trotseerde met een elan, waarvoor zelfs de dood moest Wijken. Dit kamp werd gevormd door de Spijkerploeg, 400 Nederlanders en 1600 Engelsen, die 1,5 jaar de lijn langs trokken om de rails op de dwarsleggers te spijkeren. En zoals meestal in dergelijke situaties het geval is, had dit kamp zijn uitzonderlijke positie te danken aan het doorzettingsvermogen, de moed en de vindingrijkheid van een paar leidende figuren. Aan hen is het te danken, dat van de 400 Nederlanders geen door ontbering of een besmettelijke ziekte om het leven kwam. Aan hen is het te danken, dat duizenden het lot van krijgsgevangen te zijn draaglijk gemaakt werd. Aan hen is het te danken, dat ook velen, die buiten hun gemeenschap leefden, het leven behielden, doordat de Spijkerploeg in staat was het hun weer te geven.

Reünie

Het leggen van de rails

Het leggen van de rails

Een kleine groep van hen, die tot de Spijkerploeg behoorden, is Zaterdagavond j.l. bijeen geweest ten huize van de heer N. Vredevoogd op Noordwijk. Daar ontmoetten wij de heer D. M. Kamerling, de geestelijke vader en de uitvoerder van de plannen, die leidden tot de oprichting van de kampkantine Tai Tai en de kampbank. Daar waren de kampdokter Wolthuis, die 5 kilometer een cholerapatiënt op zijn rug droeg, omdat hij hem niet alleen wilde laten sterven, en de natuurkundige Keukens, die van oude lenzen en alle mogelijke onderdelen een microscoop in elkaar zette, die meer dan 250 maal vergrootte, waardoor de dokter in staat was honderden het leven te redden en die te middernacht aan het glasblazen toog om instrumenten te maken voor het toedienen van zoutinjecties; kortom, daar waren velen die de dank van tallozen verdienen. Dit alles geschiedde met medeweten en volle steun van de kampleiding, de toenmalige kapiteins Badings en Schnerr. (S. Badings en W.T. Schnerr – JP)

Toko Tai-Tai

Het was een feestelijke reünie. “Natuurlijk is dit een feest”, merkte één der aanwezigen op. “Wij hebben immers alle reden om feest te vieren. In krijgsgevangenschap hebben wij het altijd beter gehad dan de anderen, wij hadden onze toko Tai Tai, die U hier ook ziet, waar wij praktisch konden kopen wat wij wilden. Chocolade, sigaretten, tabak, toiletzeep, sardines, koekjes, vruchten, eieren, vlees en vis in blik, kortom, alles wat wij nodig hadden om mens te blijven. Daar zorgde Kamerling voor, die er elke maand op uittrok, met een bewaking van Jappen notabene, om inkopen te doen. Hij zorgde voor alles met Nico Vredevoogd, Kieft hield de boekhouding bij en kocht van de winst die de toko maakte, medicamenten voor de dokter. ledereen kon in de toko terecht, zij was van ons allemaal omdat wij er allen via de kampbank ons aandeel in gestoken hadden. Die kampbank ‘was ook iets heel bijzonders. Niemand van ons kreeg het geld dat hij verdiende in handen, Het ging rechtstreeks naar de bank waar het als tegoed geboekt werd. Kocht je iets in de toko, dan werd dat van je tegoed afgeschreven. Moest je iets betalen aan een ander, dan kon je dat doen per giro via de bank. Alles wat we uit deze toko aan etiketten van blikjes en doosjes hebben bewaard, hebben we hier weer om oude blikjes geplakt en verzameld. Daar in dat gebouwtje zijn alle gegevens bijeengebracht, die betrekking hebben op feestavonden, cursussen en al zo meer. Er zijn gedichten en liedjes bij die Nico Vredevoogd maakte en voordroeg, gedichten en tekeningen die alle een bijzondere herinnering zijn aan onze kamptijd.”

Er zijn die avond weer de oude kampliedjes gezongen. Er zijn grappen verteld en talloze herinneringen opgehaald. De heer Kamerling vertelde ons nog hoe hij met gebruikmaking van alle middelen zijn plannen bij de Jap wist door te drijven. Hoe hij tezamen met de Engelse vrienden contact onderhield met de buitenwereld, illegale blaadjes het kamp binnensmokkelde, in de rimboe cheques verzilverde en verbindingen onderhield met de Siamese ondergrondse. Dit alles was mogelijk in de Siamese rimboe. Discipline en eensgezindheid, doorzettingsvermogen en naastenliefde hebben het in die moeilijke omstandigheden gewonnen. Het is een goede episode uit een geschiedenis vol tragiek.´

Birma-reünie in 1967

Dat hier nauwelijks sprake was van grootspraak, blijkt uit andere krantenartikelen. Ook tijdens een latere reünie, in 1967 in Scheveningen, werd naar hartenlust gerelativeerd. Het feit dat deze reünie financieel mogelijk werd gemaakt door Albert Heijn, ontlokte de eveneens aanwezige Wim Kan de grap dat de mannen tijdens de oorlog steeds met Magere Hein aan tafel hadden gezeten. “Wie had toen gedacht, dat we ooit nog eens met z’n allen niet bij Magere Hein, maar bij Albert Heijn aan tafel zouden zitten? Overigens, die spoorlijn heeft me altijd aan een lintworm doen denken. Hoe langer hij werd, hoe magerder werden wij.”
De Telegraaf-verslaggever ontmoette er ook een aantal leden van de Spijkerploeg:

Spijkers van de spoorlijn

Spijkers van de spoorlijn

`De Spijkerploeg vond ik beneden, onder het terras: de mannen, die met lange hamers stompe railspijkers uit een afgebrande opslagplaats in Singapore in loodzware en steenharde djatihouten biels dreven, drie kilometer rails per dag. Ik vond daar ook een grijs geworden dokter De Monchy, die samen met dokter Wolters de 500 man sterke spijkerploeg dwars door een cholerastreek wist te loodsen, waar de koelies met duizenden langs de spoordijk crepeerden en de lijkengeur niet van de lucht was, zonder één enkel geval van besmetting!´

Voor geen goud

In 1988, weer twintig jaar later, werden enkele Bronbeek-bewoners geïnterviewd door het Nieuwsblad van het Noorden. Eén hunner, Guus van Gorp (1912) , vertelde:

`”De Spijkerploeg stond onder en boven de wet. Of, eigenlijk, er waren geen wetten. Het was een uitverkoren groep. Van een Thaise vrouw kochten we koffie. Dat verkochten we langs de lijn. Daar zijn we rijk van geworden, kapitalisten. Rijk heeft niet te maken met de hoeveelheid geld, maar wat je je onder een bepaalde situatie kunt veroorloven. Zo kwamen, we aan medicijnen en verband, die hele spoorweg lang. Ja, sommige mensen zijn dankzij onze ploeg in leven gebleven. Ik zelf bijvoorbeeld. Het was bijna gebeurd, een amoebe, de darm moest er uit, met een zakmesje, zonder verdoving.” Hij trekt z´n trui omhoog. Een wanstaltig litteken. “Daar mag geen plastisch chirurg aankomen. Dat litteken gaat mee m’n graf in. Misschien ben ik er wel trots op. (…)
Het kamp had ik voor geen goud willen missen al zou ik het nooit meer over willen doen. Daar heb ik geleefd met vrienden, betrekkelijkheid geleerd. Want zeg nou zelf: als de Hollanders Japan waren binnengevallen, zouden wij dan lief zijn geweest? Ik heb er geen hoge pet van op. Oorlogsmisdadigers zijn overal.”
– In Holland begon de kruisweg?
“Ja. Nou ja, soedah, laat maar. Een koloniaal wordt met de nek aangekeken. Afijn. Laten we maar vijftig jaar overslaan.” Hij schuift een knipsel over de tafel, een rouwadvertentie: dr. Frits Herman Wolthuis, officier in de orde van Oranje Nassau, drager van de Verzetsster. “Dood, kanker”, zegt Guus. “De Spijkerploeg heeft hij vlak voor zijn dood uitgenodigd voor een reünie in Krimpen aan de IJssel. Voor hem en voor ons is dat een ongelooflijke belevenis geworden.”
“En, nou ja, soedah, nondejuu.” Hij probeert te lachen maar kan de tranen niet tegenhouden. “Dokter Wolthuis is in stilte begraven, met één uitzondering. Ja, ik, de verpleger van de Spijkerploeg.”´

Uit de weinige interviews komt het beeld naar voren dat de mannen van de Spijkerploeg zó sterk hebben moeten zijn tijdens de oorlogsjaren, dat zij hun bravoure nog enkele jaren hebben kunnen behouden, maar daarna toch langzaam maar zeker hun krachten hebben verloren. Bijzonder blijft het verhaal van de Spijkerploeg natuurlijk wél: van alle 18 duizend Nederlandse krijgsgevangenen die aan de spoorlijn hebben gewerkt heeft bijna 20% de dood gevonden. Van de Spijkerploeg overleed niemand.

x

x


Gearchiveerd onder:9. Java Post

Viewing all articles
Browse latest Browse all 529