Quantcast
Channel: Java Post
Viewing all articles
Browse latest Browse all 529

Een vergeten strafkamp op Flores

$
0
0

Een ruime eeuw geleden, in 1921, verscheen in Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië een bijzonder artikel over een ‘vergeten’ strafkolonie. Bert Immerzeel denkt er het zijne van.

Poelau Tjiendeh/Pulau Kinde

Door Bert Immerzeel

Het Nieuws van den Dag: ‘De Portugese missionaris Sombomenti, een bekend etnoloog, heeft op weg naar Dilly het kleine eilandje Poelau Tjiendeh bezocht met het doel een onderzoek in te stellen naar de vraag waarom de zeden en gewoontes van de bewoners daarvan zo geheel anders zijn dan die van het zo nabij gelegen Flores.

Hoe was het te verklaren, dat een eilandbevolking niet in het bezit werd aangetroffen van ook maar één enkele prauw of sampan, dat volgens hen het bezit daarvan taboe was, dat op het eiland geen stuk gekapt hout van groter dan een depa, vadem, lengte aanwezig was, dat het bezit, gebruik of vervoer daarvan taboe heette, dat de persoonsnamen zo geheel afweken van die op de vaste wal van Flores gebruikelijk, dat de huizen alle van zandsteen zijn opgetrokken en zich zo aanpassen aan het terrein, dat ze op enige afstand daarin zelfs absoluut niet te onderkennen zijn? Hoe kon hier het wel elders, maar niet op Flores bekende verbod van het doden van krokodillen weer opduiken?

Het is aan de ijverige nasporingen van pater Sombomenti te danken, dat op al deze vragen te langen leste het antwoord is gevonden. Het toeval heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld.

De gids, tevens tolk, die de pater over het eiland leidde, heette Mok, voor Flores inderdaad een vreemdsoortige naam.

Men weet dat de naamgeving bij de Indische volken niet iets willekeurigs is, althans in oorsprong niet, dat iedere naam een betekenis heeft. Het woord Mok komt echter in de Florenese talen niet voor en valt bovendien buiten de gewone woordvorming in Midden-Flores, waar alleen woorden met open lettergrepen bestaan. Dan nog is het vreemdsoortig dat geen dubbele naam genoemd werd zoals elders op Flores, waar bijvoorbeeld Mbaki, als zoon van Mbani, Mbaki Mbani heet.

Sombomenti ging aan het speuren.

‘Hoe heet Uw vader, Mok?’ ‘Dim, Heer,’

‘Heet gij dan geen Mok Dim?’

Een grijns. ‘Nee, Toean, mijn officiële naam is Badifemonahusak, dat wil zeggen – en hij nam een stuk papier en potlood om het uit te leggen – K, zoon van Badifem en Onahusa, maar dat is te lang voor dagelijks gebruik en daarom word ik genoemd Mok, dit is K, zoon van M en O. Mijn vader heet officieel Badifem, maar zijn zuigelingsnaam is M; mijn moeder Onahusa heeft als zuigelingsnaam O.”

Sombomenti had hiermee een hoogst belangrijke vondst gedaan, dankzij het door Mok genoten onderwijs, anders was hij zeker niet zo gauw achter het stelsel gekomen.

Dit kwam dus hier op neer, dat men voor de naamvorming de letters van het alfabet bezigde, en wel, zoals bij verdere navraag bleek, medeklinkers voor jongens en klinkers voor meisjes.

Zo heette Mok’s zuster Imo, dat wil zeggen I, dochter van M en O, haar officiële naam was Ibadifemonahusa.

Toen Mok zijn vader Dim noemde, beduidde dat dus M, zoon van B en I, de zuigelingsnamen van Mok’s grootvader en grootmoeder, wier initiële namen dus respectievelijk waren Bad, dit is B, zoon van B en A, en Ife, dit is I, dochter van F en E.

Een ieder had dus drie namen; een zuigelingsnaam, bestaande uit een enkele letter; een korte naam, bij jongens, door plaatsing van de zuigelingsletter achter de gekoppelde zuigelingsletters van vader en moeder, bij meisjes door vóorplaatsing; een officiële naam, bij jongens door plaatsing van de zuigelingsletter – achter de gekoppelde officiële namen der ouders, bij meisjes door vóórplaatsing.

Waar bij koppeling dor ouderlijke namen altijd eerst die van de vader (medeklinker) en dan die van de moeder (klinker) werd geschreven, was dus het resultaat: gesloten lettergrepen voor jongensnamen, open lettergrepen voor meisjesnamen.

Een werkelijk zeer vernuftig stelsel; maar hoe kon dat ontstaan zijn, wie moest dat uitgedacht hebben?

Sombomenti zou het langs empirische weg bewijzen! Hij noteerde nu zoveel mogelijk namen. De langste officiële naam droeg het eenjarig dochtertje van de bakker. Zij heette Abesinokurapelarikofudalimonika, kortweg Ari. De kortste namen droegen de hoefsmid Hap, een oudoom van Mok aan moeders zijde en Ife, zijn grootmoeder aan vaderszijde.

Leeftijd en lengte der namen bewoners Tjiendeh

Officiële namen uit een enkele letter bestaande kwamen niet voor. Dat geslacht was dus blijkbaar uitgestorven. De dragers en draagsters der namen groeperende naar de leeftijd, kwam, er een verrassend verband aan het licht tussen aantal letters en leeftijd (hoe ouder de persoon, des te korter de naam). De eerste geboorten hadden omstreeks 1834 plaats, het ontstaan van het stelsel moest in dien tijd gezocht worden.

Een andere omstandigheid zou aan de oplossing van het raadsel medewerken. Men heeft in de Florenese talen voorslag-medeklinkers die in de Westerse talen niet voorkomen, bijvoorbeeld mb, nd, ngg, bp. Geen der namen was met een dezer voorslagmedeklinkers samengesteld; men gebruikte uitsluitend het Latijnse alfabet. Dit wees op een Westerse regeling.

Met zeer veel moeite wist Sombomenti eindelijk grootmoeder Ife aan het vertellen te krijgen.

‘Hoe kwamen haar ouders toch aan de namen F. en E., wie had hun die gegeven, wie waren haar grootouders?’

Het bleek dat zij haar grootouders nooit gekend had, ze wist niet waar die vandaan kwamen, voor haar ouders was het taboe geweest daarover te spreken. Alleen hadden zij haar onder grote geheimhouding verteld dat zij kwamen van Tanah Djawa (het eiland Java-JP), dat zij gestraft waren door ‘een Grooten Heer’, die hun verboden had om ooit weer hun eigen naam uit te spreken; toen zij naar het eiland Tjiendeh gebracht werden, werd gezegd dat ze voortaan F en E zouden heten.

Politieke bannelingen dus, die men nu niet als misdadigers in de gevangenis nummers gegeven had, maar letters!

Het werd Sombomenti nu hoe langer hoe meer helder, want eenmaal op haar praatstoel vertelde het oude vrouwtje verder:

De bannelingen mochten niet meer van het eiland af. Het werd streng verboden om prauwen of sampans te maken en daarom mocht op het eiland geen hout langer dan een vadem aangetroffen worden.

Haar ouders konden daarom ook geen huis bouwen, trouwens niemand mocht weten dat Tjiendeh nu bewoond was door bannelingen en de woningen mochten dus ook van verre niet zichtbaar zijn. Zij moesten van zandsteen opgetrokken worden en zich volkomen aanpassen aan het terrein. Wat de Groote Heer bevolen had, dat werd nu taboe. Behalve Ifa wist dan ook niemand op het eiland hoe alles in zijn werk was gegaan, want het was taboe om er over te spreken.

‘En waarom mogen jullie nu eigenlijk geen krokodillen doden?’

‘Ach, Toean, dat zijn onze natuurlijke bewakers; de Groote Heer verbood ons ze te doden, dus werd ook dát taboe voor ons.’

Het geheim was opgelost. Tjiendeh was een vergeten deportatiekolonie.

Toen Sombomenti eenmaal zó ver was, was het voor hem een kleine moeite dwars door Flores naar de Zuidkust, naar de hoofdplaats Endeh te gaan.

Hij vroeg en kreeg verlof in de oude archieven te snuffelen en succes bekroonde zijn moeite. Hij vond een bundel wel niet geheel compleet maar toch voldoende om de laatste duisterheden op te heffen, n.l. een brief van de militaire commandant van Soerabaja namens de Gouverneur-generaal aan de gezaghebber van Flores ten geleide van een aantal bannelingen, wier juiste namen niet genoemd werden, ook voor eeuwig onbekend moesten blijven, en die door letters aangeduid werden, de mannen door medeklinkers, de vrouwen door klinkers.

De lezer kent nu reeds het systeem. De overste schreef de gezaghebber aan om hem door middel van het lettersysteem altijd op de hoogte te houden van de mutaties, die hij, overste, dan overbrengen moest op de stamboeken met, de juiste naam, in zijn geheim archief.

Tot 1860 zijn getrouw de mutaties aan Soerabaia gemeld; nadien ontbraken de gegevens in het Endehse archief. Maar de bevolking van Tjiendeh heeft trouw tot op de huidige dag de eenmaal gegeven bevelen, die voor haar heilig zijn geworden, opgevolgd.

Pater Sombomenti heeft een paar foto’s van het eiland kunnen maken. Jammer genoeg zijn ze alle door een ongeluk op reis bedorven. Alleen één gezicht op het dorp is nog vrij goed bewaard gebleven.’

Poelau Tjiendeh [Google Earth]

Twijfels

Aldus het artikel over het ‘vergeten strafkamp’ in Het Nieuws van den Dag voor Nederlands-Indië.

Ik weet niet hoe het u, lezer van de Java Post, vergaat, maar ik had nogal wat vragen over dit verhaal. Er zou dus op dit kleine eiland Poelau Tjiendeh in bijna een eeuw lang misschien wel een honderdtal personen hebben gewoond, zonder contacten met de buitenwereld. Hoe was dit mogelijk?

Een blik op de kaart maakt duidelijk dat dit vrijwel uitgesloten moet worden geacht. Poelau Tjiendeh gaat tegenwoordig door het leven als Pulau Kinde. Het is een met gras begroeide rots van ca. 90 meter hoog op slechts een kilometer of twee van het vasteland, Tandjoeng Kaboeria. Aan de oevers groeien slechts enkele struiken, aan de zuidkant bevindt zich een strandachtige uitloper. Het eiland is minder dan een vierkante kilometer groot, en je zou er dus, bij wijze van spreken, omheen kunnen zwemmen. Maar ja, dan had je natuurlijk die krokodillen. Waren er eigenlijk wel krokodillen? Dat moet dan de zeekrokodil (Crocodylus porosus) zijn geweest. We hebben echter geen idee of en hoeveel van die beesten daar rondzwommen in de 19de eeuw.

Waar zouden deze bannelingen en hun nazaten van hebben geleefd? Het eilandje biedt geen gelegenheid tot landbouw, en het is te klein om te bejagen. Resteert slechts de mogelijk van visvangst. Overleven onder dergelijke omstandigheden zou slechts mogelijk zijn geweest als met regelmaat voedsel zou zijn aangevoerd vanaf de vaste wal, maar daarvan rept het artikel niet.

Zo blijven meer vragen onbeantwoord. Als sprake was van een verbanningsoord van politieke delinquenten, vanaf de jaren ’30 van de 19de eeuw, op grond van welke overtredingen werden zij verbannen? Het wordt niet vermeld, zoals evenmin wordt vermeld hoe deze groep zich kon uitbreiden door het krijgen van zoveel nageslacht. Werden ook vrouwen verbannen?

In het artikel vertrekt pater Sombomenti van het eiland, tevreden omdat hij het raadsel van de herkomst had opgelost. Als de autoriteiten deze groep hadden ‘vergeten’, was het dan niet logisch geweest ze er nog een keer op te wijzen dat de bevolking van Poelau Tjiendeh na zo veel tijd naar ‘huis’ kon worden gestuurd, wáár dat dan ook was? Ook de pater heeft dit waarschijnlijk vergeten.

Of was het wel de schrijver van het artikel die vergat te melden dat het eiland later weer werd vrijgegeven. We weten het niet. Wat we wel weten, is dat het huidige eiland niet bewoond is, en slechts een enkele maal wordt aangedaan door toeristische vaartuigen om de opvarenden wat kiekjes te laten maken voor hun Instagram-account, of in de omgeving een beetje te snorkelen.

We lezen het artikel nóg een keer, en komen er nog steeds niet uit. Waarom zo veel aandacht voor de namen van de bannelingen, en zo weinig voor hun herkomst en voor hun toekomst? Wat missen we? En dan opeens, dom-dom-dom, zien we de datum van de krant. Het zou toch niet…?

 

Bronnen
Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië, 1 april 1921

 


Viewing all articles
Browse latest Browse all 529