Het lijkt soms of Nederland voormalige kolonie Indonesië heeft beroofd van alle kunstschatten, maar dat ligt net wat anders, laat Louis Zweers zien.
Door Louis Zweers
De laatste tijd is er veel aandacht voor de roof van kunst en cultuurvoorwerpen door westerse mogendheden in koloniale tijden. In oktober deed een adviescommissie van de Raad van Cultuur de aanbeveling dat koloniale roofkunst in bezit van Nederlandse musea – zonder enige voorwaarden – aan de landen van herkomst, zoals Indonesië, moet worden teruggegeven. Maar dat rapport vertoont een ernstige lacune in de geschiedschrijving.
In de depots van de Nederlandse volkenkundige musea liggen in totaal 286 duizend voorwerpen waarvan 172 duizend afkomstig uit Indonesië. Volgens directeur Stijn Schoonderwoerd van het Nationaal Museum van Wereldculturen is echter hooguit 10 procent te bestempelen als roofkunst. Sommige cultuurgoederen zijn inderdaad gestolen, gesmokkeld of tijdens militaire expedities zoals in Lombok (1894) en Bali (1906) buitgemaakt. Andere kostbaarheden zijn in de loop der eeuwen verzameld, legitiem gekocht, geruild en cadeau ontvangen en – deels door particulieren – aan Nederlandse musea geschonken.
Het rapport van de Adviescommissie Nationaal Beleidskader Koloniale Collecties van de Raad voor Cultuur uit oktober, met de titel Koloniale collecties en erkenning van onrecht, is een advies aan minister Ingrid van Engelshoven van OCW over de omgang met koloniale cultuurgoederen die in Nederlandse musea zijn terechtgekomen.
Beladen koloniaal erfgoed
Wat betreft dit beladen koloniale erfgoed, zo vermeldt de Raad, is al veertig jaar geleden, in 1978, de helft van de befaamde goudschat van Lombok, in totaal 243 gouden en zilveren voorwerpen, het 13de-eeuwse stenen beeld Prajnaparamita, ook wel de Mona Lisa van Azië genoemd, (Museum Volkenkunde Leiden) en een aantal objecten van prins Diponegoro, waaronder zijn zadel, speer en pajong (Museum Bronbeek Arnhem), aan Indonesië gerestitueerd. Sedertdien is een deel van deze goudschat spoorloos.
In het rapport van de Raad voor Cultuur staat, in slechts een korte alinea, dat na de soevereiniteitsoverdracht in december 1949 conform artikel 19 van de culturele paragraaf uit het akkoord van de Ronde Tafel Conferentie de collectie van het Koninklijk Bataviaasch Genootschap werd overgedragen. Maar wat het rapport níet vermeld is dat zeventig jaar geleden uiteindelijk alle musea en culturele en wetenschappelijke instellingen in het voormalige Nederlands-Indië, met bijbehorende collecties, de nationale bibliotheken en archieven werden overgedragen aan Indonesië.
Het gaat om honderdduizenden museale, wetenschappelijke, culturele en (natuur)historische objecten, boeken en manuscripten uit de voormalige kolonie. Uitsluitend de Indische Landsverzameling met de levensgrote olieverfportretten van de gouverneurs-generaal (deels beschadigd) en de Oranjes is grotendeels naar Nederland teruggekeerd.
Bataviaasch Genootschap
Het oudste museum van Azië, opgericht in 1778, het Koninklijk Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen (KBG), huisvestte een van de meest gerenommeerde porseleincollecties in Zuidoost-Azië, maar ook andere fenomenale verzamelingen met keramische, etnografische, archeologische en prehistorische voorwerpen. In totaal zo’n 50 duizend objecten conform het inventarisatierapport uit 1942. De waarde van deze collecties werd in 1945 getaxeerd op een bedrag van zo’n 15 miljoen Nederlandse gulden; de huidige marktwaarde is naar schatting 100 miljoen euro. Deze door Nederlandse wetenschappers in de afgelopen eeuwen verzamelde collecties – inclusief herkomstgegevens en wetenschappelijke documentatie – vormen nog steeds het belangrijkste deel van het huidige Museum Nasional in Jakarta.
Het KBG bezat ook een van de grootste boekencollecties, circa 500 duizend boeken en bijna vijfduizend vaak zeldzame en waardevolle manuscripten in het Maleis, Sundanees, Javaans en Arabisch. Deze bibliotheek werd de basis van de huidige Nationale Bibliotheek van Indonesië.
Daarnaast kwamen andere volumineuze collecties in bezit van Indonesië, zoals die van het Geologisch Museum te Bandung (opgericht in 1929), het Natuurhistorisch Museum te Buitenzorg/Bogor (deze natuurhistorische objecten zijn nog steeds te bezichtigen in de vooroorlogse vitrines) en het Sonobudoyo Museum in Yog-yakarta, met veel etnografica, hindoe-Javaanse beelden, Chinees porselein – vooral uit particuliere collecties, zoals die van de Nederlands-Indische familie Resink.
Botanische boeken
Verder werden veelal kleinere, regionale historische, archeologische en etnografische musea met collecties aan Indonesië overgedragen. Voorts kwam de Bibliotheca Bogoriënis uit 1842 met ruim 100 duizend bijzondere botanisch boeken van onschatbaar wetenschappelijk belang in handen van Indonesië. Ook het Landarchief in Jakarta opgericht in 1892 (het huidige Arsip Nasional Indonesia) met zijn vele staatsarchieven in het bijzonder het Decima-archief en de omvangrijke VOC-archieven zijn achtergebleven.
Deze volledige overdracht – een ware schat aan cultuurgoederen – stond Nederland zeventig jaar geleden zonder politieke tegenwerking af aan de Indonesische autoriteiten. Deze museale en culturele voorwerpen, boeken, archiefstukken en documenten zijn een voorbeeld van gedeeld cultureel erfgoed. Ze vormen de basis van de huidige Indonesische universiteiten, musea, archieven en bibliotheken.
Terecht vindt de Raad dat ook geroofde kunst in Nederland aan landen als Indonesië moet worden teruggeven. Dat geldt overigens ook omgekeerd. De kunst en cultuurgoederen uit voormalig Nederlands-Indië die door de Japanners, en ook Indonesiërs, in oorlogstijd (1942-1950) zijn geroofd zouden ook in aanmerking moeten komen voor restitutie.
Dat is bijvoorbeeld van toepassing voor zes prominente schilderijen en pasteltekeningen van de Nederlandse schilder Willem Hofker, met een gezamenlijke waarde van 1,5 miljoen euro, die zich nog onrechtmatig in de Indonesische staatscollectie bevinden.
Louis Zweers is kunsthistoricus en auteur van het nieuwe boek ‘Buit. De roof van Nederlands-Indisch cultureel erfgoed 1942-1950.’
Dit artikel verscheen eerder in De Volkskrant, 13 december 2020.