De staat kan zich niet beroepen op verjaring van martelingen en executies, zeventig jaar geleden in Nederlands-Indië, omdat het hof de zaak te ernstig vindt.
Door Bastiaan Nagtegaal
De staat kan zich niet beroepen op verjaring in twee zaken rond martelingen en executies in voormalig Nederlands-Indië. Dat heeft het gerechtshof in Den Haag dinsdag bepaald. Nabestaanden van vijf geëxecuteerde Indonesische oud-strijders en een man die werd gemarteld eisten bij de rechter een schadevergoeding voor misdragingen door Nederlandse militairen in 1947.
Een van de twee zaken was aangespannen door de kinderen van vijf mannen die in 1947 werden geëxecuteerd op Zuid-Sulawesi. De mannen werden zonder enige vorm van proces gedood. Ook zijn gevangenen op een gewelddadige manier verhoord. De andere zaak draait om een Indonesische oud-strijder die werd gemarteld in Oost-Java. Hij werd met een stok op zijn hoofd geslagen, en er is een sigaret op zijn hoofd uitgedrukt. De kinderen willen een schadevergoeding van de Nederlandse staat.
De staat stelde bij het hof dat de claims verjaard zijn omdat de gebeurtenissen meer dan zeventig jaar geleden plaatsvonden. Daardoor zou het moeilijk zijn om bewijs te verzamelen. Volgens het hof zijn de feiten echter te ernstig en is er een „grote mate van verwijtbaarheid”.
Bewijzen
Dat er zoveel tijd verstreken is, kan het verzamelen van bewijzen inderdaad bemoeilijken, erkent het hof, maar daar hebben vooral de eisers last van. Ook heeft de staat de problemen met de bewijzen voor een groot deel aan zichzelf te wijten, doordat niet is vastgelegd wie doodgeschoten of mishandeld is, en ook later weinig heeft gedaan om de zaken goed te documenteren. De eisers hebben de staat volgens het gerechtshof binnen een redelijke termijn aansprakelijk gesteld.
Het is nu aan de rechtbank om vast te stellen of de eisers inderdaad kinderen zijn van de geëxecuteerde strijders, en daarmee recht hebben op een schadevergoeding. Smartengeld krijgen ze niet. De (inmiddels overleden) man die werd gemarteld is een schadevergoeding toegekend, plus 5.000 euro smartengeld.
Dit artikel verscheen eerder in de NRC, 1 oktober 2019.