Quantcast
Channel: Java Post
Viewing all articles
Browse latest Browse all 529

In dienst van de Republiek

$
0
0

Een Britse diplomaat geïnspireerd door ‘Indische jongens’ aan de Birma-spoorweg

De Nederlandse geschiedschrijving van de totstandkoming van de Republiek Indonesië is grotendeels gebaseerd op Nederlandse militaire bronnen. Het conflict had echter een sterk internationaal karakter. Vele niet-Nederlandse invalshoeken werden over het hoofd gezien, en bronnen bleven ongebruikt. Peter Schumacher vraagt onze aandacht voor de rol van de Britse diplomaat en ondernemer John Coast.

Door Peter Schumacher

John Coast (1916-1989)

Aan de beruchte Birma-spoorweg, die overigens voor het grootste deel door Thailand liep, werkten tijdens de Tweede Wereldoorlog krijgsgevangenen uit verschillende landen, onder wie Britten, Australiërs en Nederlanders. Bij de laatsten zaten ook duizenden Indo-Europese dienstplichtigen van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL). Veel van deze zogeheten ‘ex-POW’s’ hebben na de oorlog hun ervaringen te boek gesteld, zo ook de Engelsman John Coast. Wat zijn Railway to Death zo bijzonder interessant maakt zijn de beschrijvingen van zijn ontmoetingen met mensen die hij aanvankelijk ‘Dutch Eurasians’ noemt. Later, als hij hen beter heeft leren kennen, begint hij in zijn boek de benaming te gebruiken die zij zichzelf geven: ´Indische Jongens´.

Coast zit in een basiskamp waar groepen krijgsgevangenen korte tijd verblijven voor ze verder trekken naar het harde werk aan de spoorbaan en waar ze maanden later uitgemergeld en doodziek naar terugkeren. Hij  leert voor het eerst een ´Indische jongen´ kennen tijdens een potje schaak. Als blijkt dat deze man naast een uitstekend schaker die praktisch nooit verliest ook nog eens een veelgevraagd portrettekenaar én een zeer verdienstelijk violist is, noteert Coast verbaasd en niet zonder zelfkritiek: ‘Met volstrekt misplaatste arrogantie verwonderde ik me er toen over wat een klein scheutje Europees bloed voor effect kan hebben.’

Coast wordt in 1941 als Brits dienstplichtig officier vanuit Engeland naar Singapore gestuurd om te helpen een Japanse militaire opmars uit het noorden tegen te houden. Onmiddellijk na zijn aankomst moet hij al strijd leveren. Zijn eenheid lijdt grote verliezen, maar Coast heeft geluk en raakt niet eens gewond. Toch komt hij, het lijkt onvermijdelijk, al snel terecht in een Japans krijgsgevangenenkamp. Als groot liefhebber van toneel zet hij in het basiskamp vele voorstellingen op touw. Voornamelijk met Britten, maar ook met Indische jongens. De meesten van hen kunnen muziek maken en een zekere Tari blijkt uitstekend klassiek Javaans te kunnen dansen.

Door steeds intensievere samenwerking met ´zijn´ Indische Jongens raakt Coast in de ban van de Javaanse cultuur. Hij besluit rond danser Tari een hele voorstelling te bouwen, met geïmproviseerde decors, kostuums en een Balinees gamelanorkest. De Indische mannen blijken een buitengewoon talent te hebben om van nagenoeg niets de mooiste muziekinstrumenten te maken. Het lijkt een topvoorstelling te worden. Maar dan slaat het noodlot toe. Het grootste deel van de instrumentenbouwers en musici moet plotseling op transport naar het noorden. De voorstelling gaat, noodgedwongen in uitgeklede vorm, tóch door. Tari oogst een ovationeel applaus, maar in de Thaise jungle zijn helaas nooit gamelanklanken gehoord.

Onder de groep Indische jongens die niet op transport hoeven zit nog wel een aantal dat gitaar en ukulele speelt en graag zingt. Bijna altijd zijn het krontjongliedjes: liedjes met Indonesische teksten in de vorm van pantoens, gedichtjes van vier regels. Uit de laatste twee regels blijkt waar de symbolen die in de eerste twee regels geïntroduceerd worden naar verwijzen. Ambonezen hebben hun eigen repertoire. Coast verdiept zich in het speciale ritme van de krontjongmuziek en probeert behalve Nederlands ook wat Maleis te leren, waardoor hij ook enig idee van de tekst krijgt. Zarina, een kind uit de desa vindt hij erg leuk, maar zijn Maleis is nog zo primitief dat hij ´Zarina´ fout spelt en haar niet door ´Kromo´, maar door ´Kramo´ laat bewonderen, terwijl, althans volgens zijn vertaling van de tekst, ´a proud, fat, moustache-twirling Belanda, or full Dutchman´ er met haar vandoor gaat. Deze beschrijving illustreert dat Coast slechte ervaringen had opgedaan met ´the Godverdommers´, de naam waaronder  Nederlandse kolonialen in het kamp bekendstaan.

Ook uit zijn analyse van het beroemde krontjonglied Bengawan Solo (de titel verwijst naar de ´heilige´ rivier van Midden-Java) blijkt dat Coast uit progressief en anti-koloniaal hout is gesneden. Hij schrijft: ´De Nederlandse Regering vond het nodig de uitvoering van dit lied goed in de gaten te houden. Maar ook bij nadere analyse bleek het onmogelijk om ook maar iets aanstootgevends in de tekst te ontdekken. Toch werd wel verteld dat het een nationalistisch lied was, waarin zonder moeite verborgen verwijzingen konden worden gelezen. Bij voorbeeld, de heilige kali Solo zou de beweging verbeelden van culturele en nationale trots, die zich als een golf zou verspreiden naar alle uithoeken van Indonesië.´

Coast is zo gefascineerd door de positie van de Indische jongens dat hij zich ook nog waagt aan een sociologische analyse van verschillende sociale klassen binnen deze Indische groep. Daarmee gaat hij aardig de mist in, maar het kenmerkt zijn enorme belangstelling voor alle sociale, culturele en, zo zal later blijken, politieke aspecten van Indonesië. Als in augustus 1945 het bericht in Thailand doordringt dat Indonesië de onafhankelijkheid heeft geproclameerd, neemt hij zich voor deze nieuwe bevrijdingsbeweging actief te steunen.

Britse tournee Indonesische dansers

Direct na zijn demobilisatie in Engeland zoekt Coast contact met Indonesiërs die de nieuwe republiek in Londen vertegenwoordigen. Nog geheel in de ban van zijn ervaringen in Thailand rijpt bij hem het idee om met een groep Indonesische dansers langs Britse theaters te gaan trekken. Hij wil het Britse publiek laten zien dat Indonesië niet alleen maar fanatieke vechtjassen kent die Britse militaire doden, maar dat zij ook een rijke cultuur hebben en in staat zijn die uit te dragen. In Nederland wonen in 1946 omstreeks achthonderd Indonesiërs, van wie enkele tientallen actief zijn geweest in het verzet. Onder die achthonderd bevinden zich verschillende dansers en danseressen die tijdens de Duitse bezetting regelmatig in het Koloniaal Museum (nu Tropentheater) in Amsterdam optraden. Een deel van de opbrengst daarvan was bestemd voor het verzet.

´Indonesian Dancers´ in de Britse media

Met een gezelschap van ongeveer dertig mannen en vrouwen begint Coast zijn Britse tournee. Na een weekje kennismaking en promotie in Londen vindt op 27 mei 1946 in het Theatre Royal in Bristol de eerste voorstelling plaats van wat Coast The Indonesian Dancers Committee heeft gedoopt. Coast en zijn Indonesische mede-organisatoren maken er geen geheim van dat de tournee een belangrijk propagandistisch element bevat en dat die de net uitgeroepen jonge republiek promoot. De Nederlandse ambassade boycot de tournee dan ook: van de vier uitnodigingen die de ambassade van Coast krijgt toegezonden wordt, zonder opgaaf van redenen, geen gebruik gemaakt. De reacties op de première zijn aanvankelijk voorzichtig positief. Als het gezelschap na de eerste optredens in Cambridge en Londen zijn schroom laat vallen raakt de Britse pers zelfs zeer enthousiast en worden er voorstellingen bijgeboekt.

Als de danstournee in juli 1946 achter de rug is. besluit Coast in Britse diplomatieke dienst te gaan met het voornemen te proberen om naar het Verre Oosten te worden uitgezonden. Dat lukt: hij komt terecht in Bangkok. Van daaruit verleent hij tal van hand- en spandiensten aan de Republikeinse regering in Djogjakarta.

Een luchtbrug Bangkok – Jogja

Coast komt begin 1947 als assistent-persattaché van de Britse ambassade in Bangkok aan. Hij neemt in Bangkok meteen contact op met Izak Mahdi, de Indonesische vertegenwoordiger die door de Thaise regering niet erkend werd. Het wordt voor Coast steeds moeilijker zijn werk als Brits diplomaat te combineren met zijn actieve bemoeienis met de Indonesische revolutie. In juli 1947, direct na de eerste politionele actie, voelt hij dat hij openlijk partij moest kiezen. Na overleg met zijn ambassadeur verlaat John Coast de diplomatieke dienst en geeft hij zich compleet over aan zijn ideaal: een vrije Republiek Indonesia. Zijn eerste opdracht als employé bij de Indonesische Buitenlandse Informatiedienst, afdeling Thailand, is om per vliegtuig de economische blokkade van de Republiek te doorbreken. Dat moet leiden tot een regelmatige luchtbrug.

In dit deel van Azië wemelde het toen van de kleine, soms obscure vliegtuigmaatschappijtjes die gerund werden door ex-oorlogsvliegers. De bekendste daarvan was toen wel de Flying Tigers. Uiteindelijk bleek de POAS, de Pacific Overseas Airlines (Siam), van de Amerikaan Sim Baldwin de meest gunstige voorwaarden te bieden. De deal met POAS moest zeer geheim blijven, omdat het een vlucht naar een door Bangkok niet erkend land en dus een illegale vlucht betrof. De Nederlandse ambassade in Bangkok mocht uiteraard ook geen alarm gaan slaan. POAS beschikte over te kleine vliegtuigen om in één ruk van Bangkok naar Jogja te kunnen vliegen en dat maakte het noodzakelijk onderweg te tanken: eerst in Singapore of het Thaise Phuket en daarna nog een keer in Fort de Kock. Het laatste lag in gebied dat door Indonesische strijdkrachten werd beheerst; Coast noemt het consequent bij zijn Indonesische naam ‘Boekit Tinggi’. Al met al was het een zeer riskante onderneming. Het grootste gevaar was dat het vliegtuig boven Sumatra zou worden onderschept en mogelijk zelfs zou worden neergeschoten door Nederlandse jagers.

Door allerlei politieke en technische verwikkelingen wordt het vliegtuig in Singapore eerst een dag opgehouden en komt het vervolgens veilig aan in Boekit Tinggi. Het toestel blijft ook daar een dag aan de grond staan en wordt volgestampt met in Jogja schaarse goederen – geen wapens. Na vertrek probeert de bemanning, met succes, de zuidpunt van Sumatra te bereiken, waarbij Coast, met een atlas op schoot, als hulpnavigator optreed. Vandaar volgt de piloot over zee de zuidkust van Java en maakt hij een veilige landing op het vliegveld Magoewo van Jogja.

De volgende dag vind er al een eerste ontmoeting plaats met Sjahrir, die vanuit Jogja de voorlichting aan het buitenland coördineert. Sjahrir ziet voor Coast een nuttiger taak weggelegd: hij zou vanuit Boekit Tinggi moeten gaan werken en niet langer vanuit Jogja. De POAS-machine was alweer vertrokken dus voorlopig kan Coast niet weg. Bij dit eerste bezoek aan Indonesië leert hij de omgeving van Jogja kennen, bezoekt hij de Boroboedoer en spreekt hij allerlei belangrijke en minder belangrijke mensen.

Na drie weken kan hij met een POAS-toestel naar Boekit Tinggi. Daarna wil hij toch weer door naar Bangkok, waar aanzienlijk meer mogelijkheden liggen om wat voor de Republiek te doen. Als gevolg van een mechanisch mankement komt Coast echter aanvankelijk niet verder dan Boekit Tinggi, waar hij weken moet wachten. Het biedt een mooie gelegenheid om in brieven aan vrienden zijn eerste indrukken van Indonesië en het republikeinse regeringscentrum Jogja te beschrijven. In zijn boek  Recruit to Revolution blijkt Coast een heel kritische toon te kunnen aanslaan over zowel Indonesiërs als over zijn eigen functioneren. Zo meent Coast de meeste leiders die hij heeft ontmoet te kunnen betrappen op Nederlands calvinistisch gedrag. Met uitzondering van Sjahrir, maar die gedraagt zich weer te veel als een linkse, westerse intellectueel. Verder verdiept hij zich bladzijden lang in de vraag waar toch dat bijna chronische minderwaardigheidsgevoel vandaan komt waar praktisch alle Indonesiërs onder gebukt gaan.

Coast (in het midden) op één van zijn geheime missies in Jogja

Coast krijgt een opdracht in Jogja

In augustus 1948 zit Coast weer even in Jogja. Hij verzorgt er onder meer de Engelse nieuwsbulletins van Radio Free Indonesia. Coast doet dat samen met Molly Bondan, een Australische die getrouwd was met een Indonesiër en al langer permanent in Jogja woonde. Een derde buitenlander die in augustus 1948 plotseling met een jeep uit Bandung in Jogja aankwam was George Kahin, de al eerder aangehaalde jonge Amerikaanse historicus. Hij wil de revolutie van binnenuit kunnen beschrijven en heeft het moment goed gekozen, want de maand erop begon de commuistische opstand in Madioen. Kahin zou na 1950 nog talloze boeken en artikelen schrijven over de Indonesische revolutie.

Intussen pleit Coast bij Soekarno met steeds meer nadruk voor de formatie van een schaduwregering op Sumatra, voor het geval er een nieuwe Nederlandse aanval op Jogja komt. Coast is er getuige van als generaal Nasution en zijn Siliwangi Divisie een tegenoffensief beginnen tegen de opstandige communisten. Na intensief overleg met verschillende ministers en de president krijgt hij opdracht zo snel mogelijk terug te keren naar Bangkok om daar en in andere belangrijke politieke centra van Zuidoost-Azië uit te leggen wat er in de Republiek precies gebeurt is en hoe de mislukte machtsgreep door de communisten moet worden begrepen.

De eerste man die Coast opzoekt is Malcolm MacDonald, de Britse Hoge Commissaris in Singapore. De twee hadden elkaar eerder gesproken en MacDonald had Coast bij die gelegenheid laten weten dat hij altijd welkom was. MacDonald blijkt uiteraard zeer geïnteresseerd om uit de eerste hand van een Britse ex-diplomaat bijzonderheden te horen over de mislukte linkse coup op Java; de Britse regering was daarmee helemaal ingelicht. Toen Coast zijn verwachting uitsprak dat Madioen snel zou worden heroverd – een vermoeden dat juist bleek – raadde MacDonald hem aan om in gesprek te gaan met generaal Sir Neil Ritchie, opperbevelhebber van de Britse strijdkrachten in Malakka. Met hem sprak Coast ook verder over de serieuze mogelijkheid dat Nederland de communistische opstand zou aanwenden voor een nieuw offensief tegen Jogja. Via de Britten raakte ook het Amerikaanse State Department goed op de hoogte. Soekarno had bewezen geen communist te zijn. Dit zou het begin worden van de Amerikaanse omslag ten gunste van de Republiek.

De Nederlandse ambassade in Bangkok zit Coast en zijn medewerkers ernstig dwars. Ze worden voortdurend zwart gemaakt door middel van roddel, hetze en het verspreiden van de meest vreemde verwijten. Als het geen spionage voor Nationalistisch China was, dan vormden Coast en zijn Indonesische vrienden in Bangkok wel een communistisch cel. De Brit leidt uit de reacties in diplomatieke kringen in Thailand af dat deze belachelijke beschuldigingen eerder een negatief effect heeft op de Nederlandse ambassade dan op het werk van de Indonesische vertegenwoordiging in Bangkok.

De afloop

In december ’48 is Coast weer terug in Jogja, deze keer met een grote, viermotorige Skymaster. De Indonesische-Nederlandse onderhandelingen in Batavia en Kalioerang zitten muurvast. De aanwijzingen dat generaal Spoor Jogja ‘definitief wil uitschakelen’ groeit met de dag. De Indiase premier Pandit Nehru biedt bemiddeling en advies aan en nodigt Soekarno uit naar New Delhi te komen. Hij stuurt een vliegtuig, maar dat wordt dagenlang opgehouden in Batavia. Er komt geen toestemming door te vliegen naar Jogja. Intussen is Coast met de Skymaster, deze keer via Manilla, op weg gegaan naar Bangkok. Halverwege de terugreis hoort Coast dat op 19 december Nederlandse troepen in Jogja zijn geland. Alle leiders worden gearresteerd. De VN-Veiligheidsraad komt nog vóór Kerst bijeen en eist een onmiddellijke stopzetting van het Nederlandse offensief en vrijlating van de leiders. Op Sumatra gaat de noodregering aan de slag.

Coast en MacDonald spreken eind december weer met elkaar, op uitdrukkelijk verzoek van de laatste. De Hoge Commissaris is ernstig teleurgesteld over de ontwikkelingen op Java en vraagt Coast om een analyse van de huidige situatie. Zouden de Nederlanders wegkomen met hun aanval op het hart van de Republiek en de internering van de belangrijkste leiders? Coast denkt dat het guerrillaleger onder aanvoering van generaal Nasution beter georganiseerd is en kort na aanvang van de Nederlandse aanval via allerlei sluipwegen op weg is gegaan naar West-Java. Strijd en anarchie, zo voorspelt hij, zouden op Java aanzienlijk toenemen. Het laatste punt waar Coast nog op wijst waren de gevolgen op de lange termijn. De relatie van Nederland met Indonesië, ook als dat land onafhankelijk zou worden, zal, zo denkt hij, lange tijd heel slecht blijven als gevolg van de vernederingen die Soekarno en consorten hebben moeten ondergaan.

Coast vestigt zich na jaren van politieke en culturele inspanningen ten gunste van de nieuwe Indonesische republiek als impresario in Londen en begint aan de opbouw van een theaterbureau dat tien jaar later al beroemde artiesten als Bob Dylan en Pavarotti onder contract heeft. Intussen schrijft hij een boek over zijn Balinese periode: Dancing out of Bali. Coast overlijdt in 1989. Nederlandse historici hebben nooit veel aandacht voor hem gehad.

x


Viewing all articles
Browse latest Browse all 529