Het historisch onderzoek naar de periode 1945-1950, recent gestart door de onderzoeksinstituten KITLV, NIOD en NIMH, wordt bekritiseerd door een groep personen waaronder Jeffry Pondaag, Francisca Pattipeilohy en Marjolein van Pagee, verenigd in de Stichting Histori Bersama. Op 28 november 2017 stuurde de groep een open brief aan de Nederlandse overheid. Bert Immerzeel reageert op zijn beurt met een open brief aan Marjolein van Pagee, oprichter van Histori Bersama.
Beste Marjolein,
Naar ik begreep zond je samen met 124 anderen een open brief naar drie Nederlandse ministeries, alsmede naar een keur aan andere Nederlandse en Indonesische instituten, om je grieven kenbaar te maken met betrekking tot het recent gestarte breed historisch onderzoek naar de periode 1945-1950. Omdat je brief de (verwerking van de) geschiedenis van Nederlands-Indië behelst, het onderwerp van Java Post, ben ik zo vrij hierop te reageren. Om mijn gedachten beter te kunnen verwoorden, ben ik tevens zo vrij me hierbij tot jou persoonlijk te richten, er vanuit gaande dat jij één van de initiatiefnemers bent geweest, en mede-opsteller van het schrijven.
Om te beginnen: je haalt wel érg veel overhoop. De brief heeft maar liefst 13 bladzijden, – wel héél veel voor iets waarvan je zelf in de inleiding zegt dat “meer onderzoek naar deze periode (is) toe te juichen”.
Je vindt dat het onderzoek ‘niet onafhankelijk’ is, omdat de opdrachtgever partij is (geweest) in enkele rechtszaken die de afwikkeling van deze periode betreft. Tevens heb je kritiek op het feit dat het onderzoek geen afstand neemt van de ‘koloniale mind set’, en vraag je om een soort geloofsbelijdenis van de onderzoekers vooraf: “Gezien (de)kolonisatie het onderwerp van de studie vormt, verwachten wij dat de onderzoekers er blijk van geven besef te hebben van de eeuwenlange, menselijke tragedie die achter deze term schuilgaat.”
In concreto noem je in de brief vier eisen. Laat ze mij becommentariëren:
- “De onderzoeksopzet moet de koloniale context als uitgangspunt nemen, alsmede de invloed van het kolonialisme op de verhoudingen en het denken van vandaag de dag”
Je stelt het uitgangspunt zou moeten zijn “dat de kolonie Nederlands-Indië om te beginnen al geen legitieme regering had.” Met andere woorden: wát de Nederlandse overheid ook deed in de periode 1945-1950, het was onjuist, want niet legitiem.
Zoals je weet, er is een verschil tussen ‘legaal’ en ‘legitiem’, tussen wettig en rechtmatig. Het eerste is objectief, het tweede subjectief. Een onderzoek tevoren aan banden leggen door de geschiedenis 180 graden te draaien kan misschien leiden tot verrassende inzichten, het maakt de uitkomsten niet per definitie geloofwaardiger.
Wat je bedoelt met het tot uitgangspunt nemen (van) “de invloed van het kolonialisme op de verhoudingen en het denken van vandaag de dag”, geen idee. Bedoel je misschien dat we onze huidige kennis en inzichten gebruiken bij het interpreteren van het materiaal van toen? Dat lijkt me een open deur.
- “De Indonesische onderzoekers verdienen een autonomere en prominentere rol”
Een heikel punt. Het zou natuurlijk mooi zijn als het een écht internationaal onderzoek zou zijn geworden, met een grote inbreng van Indonesische zijde. Het voorstel voor dit onderzoek is echter wel degelijk afkomstig van drie Nederlandse onderzoeksinstituten, die zich, misschien gevoed door schuldgevoelens om het eerdere eigen nalaten en aangemoedigd door maatschappelijke interesse, nu uiteindelijk een verzoek indienden bij de overheid. De desinteresse aan Indonesische kant was – als we de minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans mogen geloven – aanvankelijk zelfs contraproductief. Het verstrekken van fondsen aan Indonesische onderzoeksinstituten lijkt moeilijk te verenigen met die desinteresse. Dat de Nederlandse overheid vier jaar later alsnog over de brug kwam, kunnen we als positief beschouwen. Omdat geen voorwaarden zijn gesteld met betrekking tot samenwerking met Indonesische instellingen, heeft de huidige onderzoeksgroep de vrijheid om op academische gronden te kiezen voor meer of minder samenwerken met Indonesische vakgenoten. Dat, zoals je zegt, “waarheidsvinding, neutraliteit en onafhankelijkheid” (verplichten tot) een onderzoeksteam “dat voor minstens de helft uit Indonesiërs had moeten bestaan, die vervolgens volledige zeggenschap zouden hebben gekregen over welke deelonderwerpen zij belangrijk zouden vinden”, lijkt mij onzinnig en onwerkbaar. Door (tenminste) de helft zijn eigen weg te laten kiezen, komt niemand dichter bij elkaar.
- “De regering kan geen inhoudelijke voorwaarden stellen en aanverwante instanties of militairen dienen zich niet met dit politiek gevoelige onderwerp te bemoeien. In plaats van het NIMH zouden externe relevante instituten en organisaties betrokken moeten worden”
De regering betaalt, en kan daarom voorwaarden stellen. Of dat wenselijk is, vanuit academisch oogpunt, is een tweede. Dat militairen meelezen kan wel degelijk bijdragen aan de kwaliteit van het eindrapport. De periode 1945-1950 draagt een dusdanig militair stempel, dat dat zelfs wenselijk is dat dat gebeurt. In perioden van vrede is dit misschien moeilijk voor te stellen, maar in perioden van oorlog zijn overwegingen van militaire aard vaak leidend. Dat het NIMH niet zou mogen deelnemen aan het onderzoek omdat het onder Defensie valt, gaat voorbij aan het feit dat dit instituut één van de mede-indieners van het onderzoeksvoorstel is geweest, en aan het feit dat het juist, met de publicatie van Limpach, dít instituut is geweest dat de afgelopen jaren zijn deuren het meest heeft geopend.
- “De samenvattende synthese kan onmogelijk door één persoon geschreven worden. De keuze voor KITLV-directeur Gert Oostindie als schrijver van de samenvatting is niet te verantwoorden, aangezien hij geen Indonesiëkenner is.”
Tja, hier mist iedere logica en historisch inzicht. Lou de Jong zou dus evenmin – omdat hij dat in zijn eentje deed – in staat zijn geweest Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog te schrijven? Oostindie, zo mogen we veronderstellen, heeft tientallen meelezers. Honderden jaren academische kennis en ervaring die over zijn schouders meekijken. Waar het natuurlijk om gaat, in dit geval, is de vraag of Oostindie voldoende capaciteiten heeft om het geheel te kunnen overzien, een vlotte pen heeft, en beschikbaar is. Meer niet. Of hij het Indonesisch voldoende beheerst is niet bepalend. De conclusie, ik citeer uit je brief, dat hij “geen relevante vaardigheden bezit om het Nederlandse koloniale optreden in Indonesië op juiste waarde te schatten”, lijkt me te absurd om door 125 mensen te laten ondertekenen. En jij, Marjolein, zou er goed aan doen te beseffen dat je je geschiedenisstudie nog niet hebt beëindigd. Je hebt het recht de kwaliteiten van hoogleraren te bekritiseren. Vergeet echter niet dat de argumentatie geldt. Meningen zijn er al genoeg.
En dit brengt ons bij de essentie van de kritiek op het onderzoeksvoorstel. Natuurlijk valt op dat onderzoek af te dingen, natuurlijk zou een grotere samenwerking met Indonesische instituten en onderzoekers wenselijk zijn, vanuit de hoop dat Indonesische én Nederlandse historici het op een aantal punten eens kunnen worden en onze beide geschiedenissen eindelijk eens een keer aan elkaar kunnen worden geplakt. Je kritiek – zó verwoord – is echter contraproductief. Enkele maanden geleden ging je zo ver door in HP/DeTijd te schrijven “dat het onderzoek naar Nederlands-Indië gedoemd is te mislukken”. Vervolgens laat je het stuk vertalen, je publiceert het op je website Histori Bersama, wacht op enkele negatieve reacties uit Indonesië, en roept vervolgens: “Zie je wel! Ik had wel gelijk!” Dát, Marjolein, heet een zelf vervullende voorspelling. Je had er beter aan gedaan je netwerk in te zetten voor een daadwerkelijke Indonesische bijdrage aan het onderzoek.
Wat je nú eist, is het volgende: een door de Nederlandse overheid betaald onderzoek, zonder condities, waarbij Indonesische onderzoekers de hoofdmoot voor hun rekening nemen, zonder deelname van het NIMH, zonder eindrol voor Oostindie (“een synthese is niet nodig”), en dat alles vanuit een geheel vernieuwde anti-koloniale mind set, waarin deelnemende onderzoekers tevoren aangeven “besef te hebben van de eeuwenlange, menselijke tragedie van het kolonialisme”, en met een belangrijke bijdrage van actievoerders. Lijkt het er niet héél erg op dat je de vooringenomenheid die je ziet bij de onderzoeksgroep, nu inruilt voor een andere? Een slechtere basis voor historisch onderzoek lijkt me nauwelijks denkbaar.
Met jou ben ik nieuwsgierig naar de reactie van de Nederlandse overheid. Ik houd het er echter op dat deze kort zal zijn.
Bert Immerzeel
Java Post
Bijlagen
Open-brief-onderzoek-NEDERLANDS (1)
Ondertekenaars open brief
PS Natuurlijk staat de Java Post open voor je reactie.