‘Bronbeek’ staat voor het militair tehuis in Arnhem: een statig landgoed, ooit ingericht voor invalide oorlogsmilitairen, maar nu vooral een museum dat leert van vervlogen tijden. Dat ook Nederlands-Indië zijn eigen Bronbeek heeft gehad, is minder bekend.
De roep om een ‘Indisch Bronbeek’ was niet nieuw. Toen in 1895 de verminkten uit de Lombokkrijg terugkeerden, en in 1897 of 1898 uit Atjeh, werd in Indië al geopperd om naar het voorbeeld van ‘Arnhem’ een dak te bieden aan ex-militairen. Het bleef voorlopig bij een idee.
Pas enkele decennia later kreeg de gedachte ook een uitvoering. Aanleiding voor de hernieuwde discussie was onder meer de uitgave van het boek ´Jan Fuselier’ van de ex-militair M.H. du Croo (1916), en een artikel onder de zelfde naam van een zekere Pénard in het Vrijzinnig Weekblad (1917). Vooral in dit laatste werd het beeld geschetst van een materiële en morele ondergang van de gewezen militair. Een Bandoengse Legervereniging, onder leiding van – vanaf 1921 Volksraadlid – S.J. Aaij, nam het voortouw voor de steunverlening. De Indische burgerij nam het initiatief al snel over, en in plaatsen als Batavia, Bandoeng, Semarang, Malang en Magelang werden verenigingen opgericht met als doel gelden in te zamelen voor verpauperde ex-militairen.
Over het Bataviasche Comité schreef Het Nieuws van den Dag: “Het comité vertrouwt dat men algemeen van mening zal zijn, dat er iets gedaan moet worden, om de veteranen van het Nederlandsch-Indisch Leger uit de ellende te redden.
Er zijn er, die slechts 76 cent per dag pensioen hebben en daarvan huisvesting, voeding en kleding moeten bekostigen, omdat zij fysiek niet in staat zijn, om er iets bij te verdienen; ja zelfs in vele gevallen dit schamele inkomen moeten delen met vrouw en kinderen.
Enkele voorbeelden uit de vele, die te onzer kennis kwamen, mogen illustreren hoe groot de nood is:
1e. Te Senen woont een oud-onderofficier, gehuwd en met 5 kinderen te zijnen laste. De man is 63 jaar oud, is gebrekkig en heeft astma, zodat hij niets bijverdienen kan. Zijn gagement met toeslag bedraagt f 44.23 per maand, waarvan alleen al aan huishuur f 15. — afgaat.
2e. Te Tanah Nonja woont een oud fuselier, eveneens van 63 jaar, eveneens gehuwd en met een kind van 8 jaar te zijnen laste. Gagement f 20.83, huishuur f 7.50…!
Het is duidelijk, dat dergelijke gezinnen zijn overgegeven aan armoede en ellende, tenzij de helpende hand wordt geboden.”
Al snel luidde de vraag: had de overheid hier niet de hoofdrol? ‘Arnhem’ was immers ook een overheidsinstelling? De reden voor de afwijzing van overheidssteun was niet duidelijk: “Van den hoogste in den Lande wordt vernomen, dat van Staatswege geen bijstand zal worden verleend. Waarom niet? Is het, om aan het voortwoekeren van het Europese pauperisme in dit land geen voedsel te geven? Het doel wordt niet bereikt, want machtiger invloeden werken.”
De burgerij liet zich dit keer echter niet ontmoedigen. Vooral de nieuw opgerichte verenigingen in Bandoeng en Batavia (deze laatste vanaf 1923 vooral geïnspireerd door journalist Karel Wybrands) lieten van zich horen. Mét of zonder overheidssteun: een Indisch Bronbeek zou er komen. Tombola´s, schietwedstrijden en wandeltochten: alles stond in het teken van de geldinzameling.
Voor het zover was, moest nog eerst nog gediscussieerd worden over de keuze tussen maandelijkse onderstand of een tehuis. Men was er echter snel uit: een ‘tehuis’ was goedkoper en inspireerde meer tot zelfwerkzaamheid, zeker als het de vorm zou krijgen van een tuindorp. De algemene gedachte was al snel duidelijk: in verschillende plaatsen op Java zouden tuindorpen moeten verrijzen aan de rand van de grote steden, waar armlastige ex-militairen, maar ook mogelijk ex-burgerambtenaren, Europeanen en Inheemsen, gratis een klein optrekje zouden kunnen bewonen, mogelijk met gesubsidieerd water en licht, en daarbij een stukje grond zouden kunnen bewerken. De nabijheid van de stad stelde hen dan in de gelegenheid daarnaast een betrekking te kunnen hebben als nachtwaker, portier o.i.d..
Bronbeek in Bandoeng
In januari 1924 was het dan uiteindelijk zo ver: “Onder grote belangstelling had de eerste steenlegging plaats van hetgeen resident Eyken als voorzitter van het intergewestelijk Comité ‘Indisch Bronbeek’, het eerste Indische Tuindorp noemde, een verblijfplaats voor oud-strijders en zo mogelijk ook voor minimaal gepensioneerden. Met de oprichting daarvan had de burgerij een blijk van dankbaarheid willen geven aan hen, die leven en gezondheid waagden in Atjeh en andere streken, waar verzet werd gepleegd tegen het gezag. Waar de overheid haar zorgen nog niet had uitgestrekt over de oud-gediende zo was door de ingezetenen het initiatief genomen om hem een menswaardig bestaan, een rustige oude dag te verschaffen. Er werd een fonds gesticht onder den naam Indisch Bronbeek, dat in totaal een bedrag van f 70.000 wist in te zamelen.”
Dit eerste Indische Bronbeek te Bandoeng, zo lezen we in de Sumatra Post, “telt een hoofdgebouw, dat speciaal wordt opgericht voor ongehuwde oud-strijders; het bevat zes kamers, vier zitjes en een recreatiezaal plus keuken, badkamer en andere gemakken. Het beslaat een totale oppervlakte van 180 vierkante meter. Verder zullen er twee winkels zijn en 42 woningen in vier verschillende typen met een oppervlakte van 27 tot 50 vierkante meter; het minste huis heeft één woonkamer en één slaapvertrek plus aan de woning bijgebouwde keuken, badkamer en W.C.; het grootste huis twee slaapkamers en twee galerijen. De toewijzing geschiedt naar gelang van het aantal leden der familie.”
Een paar maanden later werden hier de eerste woningen betrokken. Het Bataviaasch Nieuwsblad: “Wat een werk van grote charitatieve betekenis door het comité Indisch Bronbeek werd verricht, bleek ons heden opnieuw, toen we er een bezoek brachten om de leeszaal van die instelling van een stapel uitgelezen tijdschriften te voorzien. Een landelijk, juist nog voor een auto berijdbaar weggetje voert van achter het grote ziekenhuis op Pasar Kaliki door een ravijntje naar een brede uitloper van het achterliggend bergland. Hier staan we plotseling voor een poort, die toegang geeft tot het complex van betonnen woningen van Bronbeek. Ze zijn gebouwd volgens hetzelfde systeem als de nieuwe kleinere woningen der B.B. op Teloek Boejoeng (bij den Burg. Coopsweg). Voor gepensioneerde militairen staan er 45, voor kleine gepensioneerde ambtenaren 20. (…) Het is werkelijk een genot in dit aardige dorpje wat rond te wandelen. Hoger dan Bandoeng gelegen is het er, ook door zijn open ligging op de heuvelrug, ook nog weer wat frisser. Ruimte en netheid zijn er de kenmerken. Murmelend vliet het heldere koele water van de bergen door de spoelleidingen. Alleraardigste tuintjes liggen om de huizen. In de korten tijd van hun bestaan zijn ze reeds vol gegroeid met een schat van bloemen.
Wèl eigenaardig, dat de eerste bewoner, die ook het huis aan de ingang bewoont, Bloemhof heet. Men zou geen man met toepasselijker naam voor dat eerste huis hebben kunnen vinden!”
Lof en bewondering alom. Dat kon ook niet anders, want er moest nog worden gecollecteerd. Later zou blijken dat de kleine gemeenschap niet anders zou zijn dan welke andere Bandoengse volkswijk dan ook. Bronbeek verscheen een paar jaar later zeer negatief in het nieuws toen hier een invalide kind door verwaarlozing bleek te zijn overleden.
Bronbeek in Batavia
In Batavia duurde het allemaal iets langer omdat daar aanvankelijk geen goed terrein voor de huisjes kon worden gevonden. Pas twee jaar later zou ook hier een Indisch Bronbeek verrijzen, op een stuk land aan het einde van Gang Solitude, op de grens van de gemeente Meester Cornelis. Hiervoor zou ook de overheid een bijdrage leveren. De vereniging Indisch Bronbeek kreeg subsidie van de Volksraad.
Op 2 augustus 1926 werd het hoofdgebouw van het Bataviase Bronbeek geopend: “Hedenmorgen heeft de plechtige opening van het tehuis voor oud-strijders ‘Indisch Bronbeek’ plaatsgehad. Vele civiele en militaire autoriteiten waren aanwezig, toen de voorzitter van de vereniging Indisch Bronbeek, de heer Muurling, de aanwezigen welkom heette. Hij dankte de velen die de stichting door hun vrijwillige gaven hadden gesteund. Ook het gouvernement is de vereniging erkentelijk voor het verleende subsidie. (…)
Daarna werd het woord gegeven aan de gouverneur van West Java de heer Hillen. Deze sprak zijn voldoening uit over het feit, dat de eerste poging van het bestuur om tot de oprichting van een militair tehuis over te gaan, in navolging van het voorbeeld van het moederland, met succes is bekroond. Het was de journalist Wybrands, die door een reeks van artikelen de belangstelling van het publiek wist op te wekken voor de verzorging van de oud-strijders. Spreker schetste verder, hoe de Indische militair, na zijn bloed veil gehad te hebben voor het land, bij het verlaten van de militairen dienst totaal ongeschikt voor arbeid in de maatschappij achterblijft. Het gevolg hiervan is de ellendige toestand, waarin velen komen te verkeren: een kommervol bestaan in de kampongs. Het is daarom gelukkig dat op initiatief van de heer Wybrands een kapitaal werd bijeengebracht om de oud-strijders een beter bestaan te verzekeren.
Reeds een veertigtal woningen is op het terrein gebouwd en nog vele andere zullen verrijzen. Men heeft er naar gestreefd de woningen zo hygiënisch en doelmatig mogelijk in te richten. De oud-militairen kunnen thans zien dat het Indische publiek niet alleen met woorden zijn sympathie weet uit te drukken doch ook in daden. Ook op andere plaatsen van Indië zullen dergelijke instellingen opgericht dienen te worden. Met een beroep op alle aanwezigen om de vereniging steeds te blijven steunen – in het bijzonder de op de pers, die steeds krachtig heeft medegewerkt aan het bereiken van het beoogde doel – verklaarde spreker de stichting voor geopend. (applaus). Nadat een gedenksteen was onthuld door de heer Hillen, maakten de aanwezigen een rondgang over het terrein.”
Indië had nu inmiddels twee Bronbeken, en er zouden dus nog meer moeten volgen. Van dit laatste streven is helaas niets meer terechtgekomen. De economische crisis kwam tussenbeide, en de misschien wel meest fervente voorvechter van Indisch Bronbeek, de journalist Wybrand, overleed in 1929 ten gevolge van een auto-ongeluk.
De beide Bronbeken zouden slechts enkele tientallen jaren als zodanig functioneren, en dan ook nog onder een zeer ongelukkig gesternte. Het Bataviase Bronbeek werd door de Japanners gebruikt als een opvangkamp voor verpauperde gezinnen. Het Bandoengse Bronbeek was in november 1945 de locatie van een verschrikkelijke moordpartij door opstandige Indonesische jongeren.
(Wordt vervolgd)
Gearchiveerd onder:9. Java Post