Nederland kende in de vooroorlogse jaren volkszangers voor wie de hele bevolking dichter naar de radio schoof: Speenhoff, Davids, Bandy, Pisuisse en Derby. Hadden zij ook succes in Indië? Een reis van Willy Derby was niet zonder moeilijkheden.
Volgens het biografisch portaal van het Huygens Instituut groeide Willem Frederik Christiaan Dieben (1886-1944), beter bekend als Willy Derby, op in een arm gezin in een Haagse volksbuurt. Na zijn militaire diensttijd trok hij de wijde wereld in en kreeg allerlei baantjes als kelner en zanger-humorist. In 1914 keerde hij terug, en vond, mede dank zij zijn vrouw, een contract om op te treden in variététheaters in Den Haag en Rotterdam. Hij gaf hier nog enige voorstellingen samen met zijn broer, Lou Dieben (Bandy). Vanaf 1918 trad hij weer alleen op, nu onder de artiesten naam Willy Derby. Hij bracht een uitgebreid repertoire meezingers, maar had het meeste succes met zijn smartlappen. De meeste teksten waren afkomstig van zijn vriend Ferry van Delden.
In Indië was Derby bekend geworden door enkele uitzendingen via de PHOHI-omroep. Zijn liedjes ‘Hallo Bandoeng’, ‘Brief uit Indië’ en ‘Slamat tidoer’ zorgden hier voor voldoende populariteit om hem uit te nodigen.
Op 18 april 1931 schreef Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië: “De voordrachtkunstenaar Willy Derby, zal zich 8 Mei a.s. vanuit Marseille naar Nederlandsch Oost-Indië begeven, teneinde daar te lande voor het eerst een tournee te maken. Derby is overal in Nederland een goede bekende, treedt geregeld in verschillende plaatsen op, werkte ook voor de ‘Parlophon’ mede ten behoeve van de grammofoonplatenindustrie en liet zich ook drie keer voor den PHOHI-zender hooren. Het uitgebreide repertoire is nog versterkt door enkele liedjes, speciaal voor dit gebeuren vervaardigd, door zijn lijfdichter Ferry, terwijl het niet uitgesloten is, dat een humoristisch goochelaar meegaat, vooral ook ten bate van het geven van kindervoorstellingen. In Indië zal zich bij hem voegen, als accompagnateur, de daar te lande bekende pianist Joop de Leeuwe, die gedurende een lange reeks van jaren zich als een kundig vakman deed kennen.”
Een koele ontvangst
Eind mei 1931 arriveerde Derby in Batavia, en werd daar nogal koeltjes ontvangen:
“Zaterdagavond heeft Willy Derby in onze Schouwburg, die tamelijk bezet was, zijn entree gemaakt. Derby is een zanger die stem, figuur en voordracht mee heeft, maar zijn uitspraak tegen. Hij zingt een bepaald soort ‘levensliederen’, die ons persoonlijk maar matig kunnen bekoren, doch gaf een paar geestige parodieën ten beste op de Figaro en de ouverture ‘Dichter und Bauer’, welke dan ook zeer werden gewaardeerd en luide beapplaudisseerd. Tussen de verschillende zangnummers in causeert hij op vlotte wijze en lanceert enkele zeer goede moppen, die dan ook ‘insloegen’.
Wij vrezen echter dat Derby, die in Holland een gevierde volkszanger is, hier niet het publiek voorradig zal vinden waarop hij zeer duidelijk is ingesteld. Wat avond aan avond Scala in Den Haag, en dergelijke plaatsen van publiek vermaak in andere grote steden vult, dat zal Derby hier niet vinden. En dat betreuren wij voor hem. Men heeft hem over Indië, vrezen wij, verkeerd ingelicht. Men zou Jaarsma (een kachelfabrikant – JP) misleiden door er bij hem op aan te dringen haarden en vulkachels in Indië te lanceren. Het gebrek aan succes van die poging zou de waarde van het product evenwel onaangetast laten. Het klimaat deugt hier echter niet voor kachels.”
Aldus het Nieuws van den Dag. De Indische Courant deed er nog een schepje bovenop, zij het met een forse dosis zelfspot:
“De in Nederland zo populaire liedjeszanger Willy Derby, die vol verwachting de grote reis naar Indië maakte, kwam, zag en was wild van woede.
In zijn genre van volkszanger is hij in de lage landen aan de zee een reuzekei en hij verdient er een goed stuk brood. Tot de bewonderaars en de vrienden kwamen en hem adviseerden naar Indië te gaan.
Derby wist eerst niet wat Indië was, al zong hij sentimentele liederen van ‘Hallo Bandoeng’ en de jonge planter met een oude moeder, die achter bleef in de Goudbloemdwarsstraat, drie hoog vier maal bellen.
Maar in Indië – zeiden de vrinden – daar zullen ze om je vechten en daar verdien je geld als water. En dat leek de zanger wel wat. Vergezeld van een Nederlandse goochelaar begon hij zijn succesreis. Bij het afscheid in Nederland verdrongen zijn honderden bewonderaars en bewonderaarsters zich aan het station, hetgeen pleit voor zijn populariteit.
Aan boord gaf hij een voorstelling, en zelfs de kapitein was er geroerd van. Reclame-telegrammen werden aan de kranten gezonden, en alles scheen naar wens te gaan.
De grote avond brak aan, en in de schouwburg zou Willy debuteren.
En de grote ontgoocheling kwam: bijna geen publiek, matig succes en wat men noemt: sof-recensies in de kranten.
Was dat nou alles?
Nee, meneer Derby, da’s niks voor Indië. Wij hebben hier een exquise smaak, vat u? Wij voelen geen sikkepit voor volkskunst, want er is geen volk in de tropen.
Onze maatschappij bestaat uit dames en heren, een selecte bovenlaag van louter aristocraten, die hun afkomst helemaal opzettelijk vergeten zijn en daaraan niet herinnerd willen worden.
Hiermee is verklaard waarom Willy Derby niet in de stijve hoofdstad past en stijf Batavia niet bij hem. Hij treedt niet op voor de Kunstkring, en daardoor is hij eigenlijk reeds veroordeeld. Zijn programma is goed, leutig en gevarieerd – het baat echter niets. ‘Men’ vindt die Hollandse liedjes niet aardig en ‘men’ lust die volkszanger niet.”
Volgend succes
Werd Derby in Batavia volledig afgeserveerd, tijdens zijn optredens elders op Java zou hij wel degelijk succes hebben. In de krant van 10 september 1931 een verslag van een optreden in Soerabaja: “Zaterdagavond trad Derby op in de sociëteit, uitgenodigd door de amusementsclub van onderofficieren der land- en zeemacht. Reeds bij zijn komst in de zaal werd hij met langdurig gejuich begroet en, nadat hem namens de vereniging een bloemstuk was aangeboden, begon hij direct aan zijn uitgebreid repertoire. Zijn eerste liedje bracht hem reeds een uitbundig applaus en toen hij daarna met enige zijner bekende liedjes kwam, zongen alle aanwezigen spontaan met hem mede. Aan het einde van de voorstelling werd hij bij wijze van huldiging op de schouders van een groep zijner vereerders, onder het zingen van ‘Lang zal hij leven’, door de zaal gedragen. Het was een vrolijke avond met een echte Derby-stemming.”
Na meer dan vier maanden te hebben opgetreden, reisde Derby weer terug naar Nederland. Bij zijn aankomst per spoor vanuit Genua werd hij net als bij zijn vertrek een half jaar eerder, onthaald door een razend enthousiast publiek. “Met bloemen, muziek en gejuich, kussen en hartelijke handdrukken, heeft men hem verwelkomd op het perron van de Staatsspoor, waar buiten enige duizenden Haagsen en Hagenaars met moeite door een cordon agenten in bedwang werden gehouden.” Het Nieuws van den Dag voegde hier nog aan toe: “Het was allerhartelijkst. Zoo hartelijk hebben we de gerepatrieerde Landvoogd, een paar maanden geleden, niet ontvangen. Maar ja, Jhr. De Graeff had in Indië ook geen liedjes gezongen….”
Terugblikken
Zowel in de Nederlandse als in de Indische pers verschenen nog enkele terugblikken. In het Nederlandse Artiesten Orgaan pakte Derby zelf uit over de Bataviase pers die hem onvoldoende had gewaardeerd. Hij raadde zijn medeartiesten aan, nooit een tournee in Batavia te beginnen. “Indien gij geen Paderewski. Mitcha Ellman of Tauber zijt, zo verzekert hij – kunt gij geen genade vinden in de ogen van de eminente verslaggevers der Bataviasche bladen. Eindig Uw tournee op Batavia. Als gij lauweren hebt geoogst op alle andere plaatsen in Indië, kan de Bataviasche pers U niet afbreken en zeer zeker niet meer schaden.”
Wat Derby van Indië vond? “Een goed, maar wel wat erg warm land, waar hij menige wanhopige strijd gevoerd heeft tegen de hitte en tegen de stijve boorden, die, naar hij nu nog met van emotie trillende stem verklaart, vaak storend hebbend gewerkt op zijn goed humeur. Maar dat is nu niet helemaal de schuld van Indië, doch gedeeltelijk ook van het beroep van Derby. Want als chansonnier kan men zelfs op het Indische toneel bezwaarlijk met een Schillerhemd aan optreden. Vooral niet wanneer men van zekere zijde niet voor „vol” wordt aangezien, zoals het Derby, naar bij zegt, vergaan is toen hij pas in Indië was. (…) Over de mensen in Indië weet Derby niets dan goeds te vertellen. Zij zijn harde werkers, die zich door het klimaat niet laten ontmoedigen in hun voornaamste streven : zo gauw mogelijk veel geld te verdienen om dan weer naar het koelere vaderland terug te keren. Het leven biedt er echter weinig afwisseling: biertjes, splitjes en de klamboe.”
In een ander interview liet hij nog weten dat hij het Hollandse familieleven met zijn kalmte en gezelligheid had gemist. En natuurlijk, opnieuw: die warmte! Hij was het volledig eens met zijn collega Koos Speenhoff: Indië is net een bord erwtensoep, altijd groen en eeuwig heet!
x
Bronnen
Indische Courant, 13 juni 31, 10 september 31, 11 december 31
Sumatra Post, 29 oktober 31
Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië, 9 december 31
Bataviaasch Nieuwsblad, 10 december 31
http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn5/diepen_w
x
Hallo! Bandoeng!
Gearchiveerd onder:9. Java Post