Quantcast
Channel: Java Post
Viewing all articles
Browse latest Browse all 529

De verzwegen moordpartij van Palembang

$
0
0

Weinigen weten dat Nederland al in januari 1947, een half jaar vóór de zogenaamde ‘Eerste Politionele Actie’, een verwoestende aanval uitvoerde op de stad Palembang. In Indonesië geldt de verzwegen moordpartij als een van de eerste grote clashes met Nederland. Een reconstructie.

Mitrailleurstelling bij slag om Palembang [foto: Duizend Dagen Indië]

Door Anne-Lot Hoek

Op 4 januari 1947 seinde H. J. Wijnmalen, hoofd van de Tijdelijke Bestuursdienst in Palembang, een bericht naar de Nederlands-Indische regering in Batavia. Hij meldde dat er bij een militair treffen ‘twee Chinezen en één Indonesiër werden gedood’ en voorts ‘nog enkelen’. Daarmee deed Wijnmalen de waarheid op grove wijze geweld aan. Er vielen vermoedelijk duizenden doden in de Zuid-Sumatraanse stad tijdens die eerste dagen van 1947. Het Rode Kruis zou later spreken van 2000 tot 3500 doden. De stad was een rokende puinhoop na aanvallen door de Nederlandse luchtmacht, de marine en gevechten in de straten. De burgerbevolking was totaal verrast omdat de luchtaanvallen in flagrante strijd met het internationaal oorlogsrecht niet van tevoren waren aangekondigd.

Toch kregen de gebeurtenissen in Palembang in de Nederlandse media en het parlement nauwelijks aandacht; de autoriteiten hadden na ‘zuiveringen’ de rust hersteld. Ook in de Nederlandse geschiedschrijving is de moordpartij in Palembang onbeschreven gebleven. Maar in Indonesië leeft de herinnering aan de slag om Palembang wél voort. Daar wordt het gezien als de eerste grote oorlog tussen de Nederlanders en de Indonesiërs waar zowel ter land, ter zee (de rivier de Moesi) als vanuit de lucht aanvallen werden uitgevoerd. Op een centraal plein in de stad staat een groot standbeeld dat de doden eert van de gebeurtenis die daar de ‘oorlog van vijf dagen en vijf nachten’ is gedoopt.

Wat gebeurde er precies in die januaridagen? Waarom grepen de Nederlanders zo hard in? En hoe kan het dat deze episode in Nederland nooit tot enige ophef heeft geleid? Dit verhaal is een reconstructie van gebeurtenissen in Palembang op basis van brieven, kranten, archiefstukken, het proefschrift van een Indonesische historicus en twee nog levende ooggetuigen, de 91-jarige Charles Destree en de 96-jarige Ulrich van Kempen. Zij waren beiden als militair gelegerd in Palembang. Destree ging als oorlogsvrijwilliger naar Indonesië nadat hij tijdens de Tweede Wereldoorlog actief was in het verzet tegen de Duitse bezetter, Van Kempen diende als militair in het Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger (KNIL).

Heethoofdige troepencommandant

Nadat de Japanse bezetter in augustus 1945 was verslagen, maakte Palembang deel uit van de recent uitgeroepen onafhankelijke Republiek Indonesië, net als grote delen van Java en Sumatra. Aan die situatie kwam in oktober 1945 een einde met de komst van het British 1st Burma Regiment. Palembang was strategisch belangrijk: in de buurt lagen de voornaamste olievelden van Indonesië. De Britten bezetten een aantal enclaves, waaronder de Nederlandse wijk Talang Semoet. Maar het grootste deel van de stad bleef in handen van het Tentara Republik Indonesia (TRI, later TNI), het Republikeinse leger. Een jaar later, na het politieke akkoord van Linggadjati in oktober 1946, werden de Britten afgelost door Nederlandse militairen van de Y-Brigade.

Tussen de Nederlandse regering en de Republikeinse vertegenwoordiging was afgesproken dat de ‘status quo’ in Palembang voorlopig zou worden gehandhaafd. De komst van de Nederlanders verliep eerst zonder incidenten. De betrekkingen tussen het hoofd van de tijdelijke bestuursdienst H.J. Wijnmalen en Dr. Isa, de Republikeinse resident van de stad, waren goed begonnen. In een verslag over hun eerste ontmoeting schreef Wijnmalen dat hij in Isa geen groot leider zag, maar hij vond hem een ‘beschaafde’ en ‘vriendelijke’ man die goed Nederlands sprak. Ze spraken af de Juliana Bode en de Obor Ra’jat (een nationalistische krant) te zullen uitwisselen. Ze waren beiden bezorgd over de houding van de Nederlandse troepen na de overname van de Britten.

Die bezorgdheid was niet ongegrond: historicus Rémy Limpach omschrijft in zijn proefschrift De Brandende Kampongs van Generaal Spoor dat de autochtone KNIL-militairen van de Y-Brigade door de Britten als ‘te provocerend voor de nationalisten’ werden bevonden. Hun heethoofdige troepencommandant Frits Mollinger achtte Indonesiërs ‘per definitie onbetrouwbaar,’ vertelde Wijnmalen in 1976 aan historicus Govert Zijlmans. Beide bestuurders vreesden dat als er niet voorzichtig zou worden gehandeld er een ‘heilloze strijd’ tussen de Nederlanders en de Republikeinse troepen zou ontbranden. En precies dat zou gebeuren, met dramatische gevolgen voor de bevolking.

Kolonel Mollinger, territoriaal commandant van Zuid-Sumatra, met kolonel Simbolon van de TNI, 1948. [Nationaal archief/Fotocollectie DLC]

Zeevaart bedreigd door zeeroverij

Tussen oktober en december 1946 liepen de irritaties tussen de Nederlanders en de Indonesiërs steeds verder op. Nederlandse media meldden vooral dat het de Indonesiërs waren die steeds de zogenaamde demarcatielijnen overschreden. Maar historicus Mestika Zed van de Universiteit van Padang, die een proefschrift schreef over de gebeurtenissen in Palembang, schetst een beeld van Nederlandse expansiedrang. Zo begonnen de Nederlanders na het vertrek van de Britten met controles van de scheepvaart op de rivier de Moesi die dwars door Palembang loopt. ‘De TRI zag dat als een provocatie, en beschuldigde de Nederlanders ervan de afspraken te schenden,’ stelt Zed, en Indonesië kon zo geen internationale handel drijven. Dat werd door veel Indonesiërs als een economische blokkade door Nederland ervaren. ‘Onze zeevaart bedreigd door zeeroverij!’ aldus een kop in het blad Obor Ra’jat in die dagen.

Over en weer waren er incidenten. Op 29 december gooide een Indonesiër een handgranaat in een Nederlandse truck; twee militairen kwamen om. Er volgden repercussies waarbij naar schatting 90 Indonesiërs werden gedood, meldde stoottroeper Jan van Trigt in zijn dagboek, dat later zou uitkomen onder de titel Duizend dagen Indië. Dr. Isa en Wijnmalen slaagden er in de gemoederen te sussen, waarna de rust volgens Van Trigt terugkeerde in Palembang.

Schieten op een witte vlag

Drie dagen later, op 1 januari 1947, escaleerde de situatie opnieuw. Volgens verzetsman Charles Destree begon het met ‘een paar teute Ambonezen’, militairen van het Koninklijk Nederlands Indische Leger, die op deze Nieuwjaarsdag in de lucht schoten. Indonesiërs aan de andere kant van de demarcatielijn vuurden terug. Het was het begin van een langdurige schotenwisseling.

En deze keer faalde alle diplomatie, merkte ook Ulrich van Kempen. Hij was gelegerd in het residentiegebouw in Palembang midden in de zone die onder controle stond van de Nederlanders. Van de legerleiding kreeg hij opdracht om vanaf het veld voor het gebouw mortieren af te vuren richting de rivier de Moesi waar zich vijandelijke troepen bevonden. ‘“Twintig granaten punt vuur en snel vuur!” kreeg ik te horen. Taktaktak!’ Het liep uit op een hels gevecht, herinnert Van Kempen zich, waarbij de Nederlanders werden aangevallen door ‘laskars’, Indonesische milities. ‘Het leken er duizenden!’

Al snel escaleerde het tot een heuse oorlog. Destree zag vanuit het Nederlandse fort (‘de Benteng’), dat aan de rivier ligt, hoe de Nederlandse luchtmacht met Mitchell bommenwerpers aanvallen uitvoerden op een dichtbevolkte stad, zonder enige waarschuwing aan burgers zoals het internationale oorlogsrecht voorschrijft.

Mortieristen van de Ost compagnie in actie in de benteng van Palembang tijdens de slag om Palembang, 1 – 5 januari 1947. Uiterst links is een tweede mortier zichtbaar. [DDI]

Uit militaire rapportages blijkt dat er tussen 1 en 5 januari door het 16de en 17de squadron 52 ‘runs’ werden gemaakt met boordwapens en granaten. Het ging volgens de rapporteurs steeds om militaire doelen zoals het hoofdkwartier van de Indonesische marine, militaire stellingen en verschillende vaar- en voertuigen. Maar volgens Destree werden ook burgerdoelen zoals de markt en verschillende gebouwen in brand geschoten, wat ‘grote vlammen en veel rook’ gaf. En vanaf de Moesi schoot de marine vanaf torpedobootjager Piet Hein ‘op alles wat verdacht was’, aldus Destree.

Het waren chaotische dagen. De burgerbevolking ontvluchtte hun huizen. Velen zochten hun heil bij het fort, maar werden er door de Nederlanders al snel weer uitgezet. Destree: ‘We zaten al krap in de ruimte.’ Een vrachtwagen met vluchtelingen werd het fort uitgereden, wanhopige mensen sprongen eraf. ‘Wat willen jullie, Merdeka (onafhankelijkheid) of Orang Belanda (de Nederlander)?’ riepen soldaten de angstige menigte toe, zo schrijft Destree in een brief. Orang Belanda, was het eensluidende antwoord. Maar veel hielp het niet. De vluchtelingen moesten zich maar elders zien te redden.

Dr. Isa en andere Republikeinse bestuurders probeerden te interveniëren bij gewapende Indonesische eenheden, maar ontbeerden blijkbaar gezag omdat ‘zelfs hun auto met witte vlag erop werd beschoten’, aldus commandant Frits Mollinger in zijn verslag over de gebeurtenissen dat is te vinden in het Nationaal Archief.

Etensbedelaars

Op 5 januari gaf de TRI zich over en werd tot 20 kilometer buiten de stad gedreven. Destree zag stromen ‘etensbedelaars’ voor het Nederlandse fort. ‘Een vrouw had een kind op de arm, zo mager als ik nog nooit gezien had, suf uit de ogen kijkend.’ De dagen erna waren er zuiveringen in en rond de stad, waarbij volgens Destree door de stoottroepen en het KNIL werd ‘geroofd’ van de bevolking en de inlichtingendiensten zich schuldig maakten aan ‘mishandeling’ van gevangenen. Destree: ‘Sommige dingen die wij van de moffen gemeen vonden, worden hier door Nederlanders toegepast en goedgepraat.’ Hij zag ook hoe leden van de radicale beweging Banteng Hitam (Zwarte Stier) werden gearresteerd. ‘Ik kan niets tegen die mensen voelen,’ schrijft voormalig verzetsstrijder Destree in een brief, ‘want de vergelijking met ondergrondse nationalisten dringt zich toch steeds op.’

Groep Indonesische kinderen en vrouwen in haveloze kleding tussen prikkeldraadversperringen,jan 1947. [NA/DLC]

Feest voor de krokodillen

In de Nederlandse media werd begin 1947 over de gebeurtenissen in Palembang maar incidenteel en vooral partijdig bericht. De Leeuwarder Courant had het over ‘enkele gebouwen’ die waren ‘gezuiverd’ en Het Nieuwsblad van het Zuiden bekopte een artikel met ‘De bevrijding van Palembang’. Slechts het communistische dagblad De Waarheid meldde op 11 januari dat de rijke olievelden van de Amerikaanse Standard Oil Company en de Koninklijke Shell bij Palembang het ‘strategisch doel van de eerste orde’ waren geweest.

Maar in de media sijpelden ook destijds al berichten door dat de situatie ernstiger was. De toenmalige Republikeinse minister van Economische Zaken, Dr. A. Gani, een voormalig resident van Zuid-Sumatra, omschreef de situatie in Palembang in het Algemeen Handelsblad van 7 januari als ‘de ernstigste’ sinds de wapenstilstand van Linggadjati vier maanden eerder. De mortieren en de granaten hadden ‘ten minste tweehonderd inheemsen’ het leven gekost. De Chinese consul had het over 250 Chinese burgerdoden. Een Nederlandse arts die ter plaatse was, onderschreef op 31 januari in Het Nieuwsblad van het Zuiden dat de stad was ‘vernietigd’ en dat er ‘overal lijken’ lagen. Dr. Isa maakte volgens hem aan de Nederlandse legerleiding melding van ‘stapels doden’ en ‘getroffen vrouwen en kinderen’. Dagen achtereen verpleegde de arts, zei hij, in de stad en omliggende kampongs de zwaargewonden, onder wie kleine kinderen.

Op 7 maart 1947, drie maanden na de strijd, kwam het blad Strijdend Nederland met een reconstructie waarin werd gemeld dat de Indonesische verliezen naar schattingen van het Indonesische en het Chinese Rode Kruis ‘2000-3500 en nog groter aantal gewonden’ bedroegen. De bron blijkt helaas niet meer op te sporen en het is onduidelijk of het om strijders of burgers ging. Hetzelfde blad meldde dat de stoottroepen ‘de aanvallers bij honderden’ zouden hebben neergemaaid.

Stoottroeper Piet bevestigt in een brief op 25 januari 1947 (archief van het NIMH), dat de Y-Brigade in Palembang ‘zo om en nabij de 3000 patjakkers’ had uitgeschakeld. Ex-KNIL-militair Ulrich van Kempen kan geen exacte aantallen noemen, maar herinnert zich dat er in de rivier veel gedode Indonesische strijders voorbij dreven. ‘Die jongens werden ’s nachts met lichtkogels de Moesi in gedreven. Dat was feest voor de krokodillen.’

Destree schreef in een brief aan zijn familie dat er volgens berichten ‘tweeduizend’ burgerdoden bij de slag waren gevallen. Hij bevestigt nu de hoge aantallen: ‘Er zijn toen onnodig grote hoeveelheden burgers gedood.’ Historicus Zed noemt 2050 gedode Chinezen, en geen aantallen van andere getroffen burgers.

Onmenselijk bombardement

Hoewel het voor Nederlandse gezagdragers in Palembang zonneklaar moet zijn geweest dat zich een menselijk drama had afgespeeld, werd het geweld vanaf dag één verdonkeremaand. Bestuurder Wijnmalen meldde ondanks zijn sympathie voor de Indonesische vrijheidsstrijd aan Batavia dat slechts een enkele Chinees of Indonesiër was omgekomen. En op 7 januari 1947 schreef de hoogste politieke vertegenwoordiger in Nederlands-Indië, de gouverneur-generaal Huib van Mook, aan de minister van Overzeese Gebiedsdelen dat de gebeurtenissen ‘een goed verloop en een gunstig resultaat hebben gehad’.

Maar vertegenwoordigers van de Chinese gemeenschap, die zwaar was getroffen, beklaagden zich bij de autoriteiten. Op 19 januari gaf de Nederlands-Indische regering een persbericht uit dat als ‘onschuldige burgers het slachtoffer waren geworden van gevechtshandelingen’ dat ‘ten zeerste’ werd ‘betreurd’. Al was het leed van de Chinezen volgens de autoriteiten vooral door de Republikeinen veroorzaakt, toch was men bereid ‘zoveel mogelijk bijstand’ te verlenen aan de slachtoffers.

Een paar dagen later ontstond internationale ophef over de gebeurtenissen. De Chineestalige krant Sin Po in Singapore maakte op 23 januari melding van een ‘onmenselijk bombardement’ op burgerdoelen in Palembang, waarbij ‘meer dan duizend Chinezen’ zouden zijn gedood. De krant meldde voorts dat de Chinese bevolking het van twee kanten te verduren had gehad: van de Nederlandse aanval, maar óók van Indonesische nationalisten die moordend en plunderend rondgingen. Chinese inwoners werden in die periode vaak terecht of onterecht beschuldigd van steun aan de Nederlandse koloniale bezetter. Dr. Isa veroordeelde de moord op Chinese landgenoten door Indonesiërs in een rondschrijven, raadpleegbaar in het Nationaal Archief. Historicus Zed schetst een oorlog die zich binnen alle sociale lagen van de maatschappij afspeelde, en niet alleen tegen Nederland was gericht.De autoriteiten in Singapore en zelfs de regering in Peking, gealarmeerd door de Chinese consul in Batavia, vroegen zich af waarom zij, als Nederlandse bondgenoten, niet tevoren door het Nederlandse leger waren geïnformeerd over de luchtaanvallen.

In een (vertrouwelijk) memo reageerde troepencommandant Frits Mollinger. Hij stelde dat het niet verantwoord was geweest aan wie dan ook inlichtingen te verschaffen ‘met als doel om burgerbevolking, dus ook de Chinezen’ gelegenheid te geven te vluchten. Dit is in rechtstreekse tegenspraak met het humanitaire oorlogsrecht. Mollinger noemde de schade ‘beperkt’ en hield vol dat ‘uitsluitend militaire doelen’ waren aangevallen.

Het opbrengen van een Indonesische gevangene, jan. 1947. [DDI]

Militaire kliek

Over de aanloop naar de actie ontstond intussen op politiek niveau onenigheid tussen vertegenwoordigers van het koloniale gezag en de Republiek. Gouverneur Van Mook benadrukte op 7 januari tegen de minister van Overzeese Gebiedsdelen dat de Indonesiërs ‘met agressieve actie’ hadden geprobeerd de uitvoering van de overeenkomst van Linggadjati te verhinderen, niet alleen in Palembang, maar ook in Buitenzorg en Medan (waar in deze periode ook hevige gevechten waren).

De Republikeinse leiders in Djokjakarta kwamen juist met een tegenovergestelde klacht: Nederland had de wapenstilstand moedwillig geschonden. Van Mook vroeg Wijnmalen op 9 januari 1947 in een codetelegram documenten te verzamelen die deze beschuldigingen konden weerspreken. Wijnmalen meldde dat er door de inlichtingendiensten beslag was gelegd op een stafkaart met rode pijlen die in de richting van de Nederlandse wijken wees. ‘Men zou dit een aanvalsplan kunnen noemen, hoewel het ook kan worden opgevat als een verdedigingsplan tegen eventuele “agressie” van NL zijde,’ berichtte hij een paar dagen later aan Van Mook. Veel meer hard bewijs werd niet gevonden, toch concludeerde Wijnmalen dat de Indonesiërs waren begonnen. Daarbij neemt hij het overigens wel op voor dr. Isa, zijn Republikeinse evenknie. Die had volgens hem geprobeerd ‘de verschillende afspraken te doen naleven’, maar zou zijn overvleugeld door ‘de militaire kliek te Palembang’. Historicus Zed beaamt dat de weinige grip die lokale bestuurders zoals Isa én de centrale Republikeinse regering hadden op niet-officiële militaire troepen een uitdaging vormde voor de jonge Indonesische natie.

Op 22 januari 1947 sprak de Nederlandse onderhandelaar (en latere premier) Wim Schermerhorn de Indonesische vertegenwoordigers Sutan Sjahrir en Mohammad Roem stevig aan op de gebeurtenissen in Palembang. Daar zou ‘een compleet aanvalsplan van Indonesische zijde’ zijn uitgevoerd. Van Mook vulde aan dat de Nederlanders ‘nimmer enkele plannen’ maakten om tot ‘een aanval’ over te gaan.

Maar daar deed Van Mook de waarheid geweld aan. Uit documenten in bezit van het NIMH blijkt namelijk dat op 27 december 1946 door de chef-staf van de Y-Brigade, Frans van der Veen, een ‘Continenten bevel’ is opgesteld. Van der Veen was krijgsgevangene onder de Duitsers en zou later adjudant van de koningin worden. Het bevel is een gedetailleerd plan voor de verovering van Palembang en de omliggende olievelden voor het geval ‘de Y-Brigade wordt genoodzaakt offensief op te treden’. Dat er voorbereidingen werden getroffen voor een aanval zag ook Charles Destree. In een van zijn brieven meldde hij de komst van ‘kwartiermakers’ en een landingsboot vol Brencarriers (kleine pantserwagens).

De plannen waren dus gereed, alles was voorbereid voor een offensieve actie. Op 31 december 1946 – juist toen dr. Isa de boel leek te hebben gesust – vroeg commandant Mollinger in een codetelegraaf aan Batavia om ‘toestemming verbreken status quo’. In de dagelijkse rapportage van het regionaal luchtvaartcommando Sumatra staat dat vervolgens op 1 januari drie Mitchell bommenwerpers een mitrailleuropstelling en een steiger aanvielen ‘in opdracht van de commandant Y-Brigade’.

Palembang, januari 1947 [DDI]

Geknakt prestigegevoel

Eind januari was de hoogste militair in Nederlands-Indië, generaal Simon Spoor, in Den Haag op bezoek bij de minister van Overzeese Gebiedsdelen, de PvdA’er Jan Anne Jonkman. Spoor maakte er geen geheim van dat de militairen geen heil meer hadden gezien in de diplomatieke route. ‘In Palembang hebben wij de zaak schoongeveegd,’ zei hij. In een eerder overleg had hij het gebied waarbinnen de Nederlandse militairen moesten opereren vergeleken met ‘een concentratiekamp,’ en dat was volgens hem ‘onhoudbaar’ geweest.

Maar er lag meer aan de aanval ten grondslag dan Indonesische provocaties en een geknakt prestigegevoel van Hollandse militairen. In notulen van de vergadering van 15 januari van de commissie-generaal voor Nederlands-Indië, het orgaan dat was opgericht om met de Indonesiërs te onderhandelen, staat te lezen dat acties van deze omvang alleen konden worden gestart ‘na overleg met de regering’ om tot een zo gunstig mogelijke timing te kunnen komen. Door een ‘goede keus van dit tijdstip’ van de acties bij Palembang, maar ook bij Medan (waar tegelijkertijd eveneens hard is opgetreden) kon de Nederlandse positie worden versterkt. De actie bij Buitenzorg, was ‘iets te vroeg’ gekomen. De gelijktijdige Nederlandse offensieven, ook in Semarang, en een paar weken later in Padang, waar eind januari tijdens een luchtaanval op de markt van Bandar Buat honderden burgerdoden vielen, waren dus geen toeval. Er lijkt sprake te zijn van een doelbewuste poging van het koloniale gezag om al begin 1947 – dus een half jaar voor de officiële ‘Eerste Politionele Actie’ – op gecoördineerde wijze met militair geweld controle te verwerven op cruciale plekken. Daarbij werden de grote hoeveelheden burgerslachtoffers op de koop toe genomen. Dat is extra opvallend omdat er gelijktijdig massaexecuties op Zuid-Celebes plaatsvonden door het Depot Speciale Troepen, waarbij duizenden Indonesiërs omkwamen.

Mollinger wilde de regering in Batavia positief stemmen over meer militaire actie: toen er tijdens een vergadering van de commissie-generaal op 21 januari naar het aantal doden tijdens de acties bij Palembang werd gevraagd, meldde hij Van Mook en Schermerhorn dat er ‘slechts het zeer geringe aantal van vier (Nederlandse) gesneuvelden’ te betreuren viel. Al waren ze gealarmeerd over de berichten vanuit de Chinese gemeenschap, onderhandelaar Schermerhorn stelde Palembang tijdens een volgend overleg van de commissie-generaal als voorbeeld om te laten zien dat er met het nemen van militaire maatregelen ‘goede resultaten’ te behalen vielen. De hoge aantallen Indonesische en Chinese doden en de kapotgeschoten stad deden er simpelweg niet toe.

Geweldige clash

Dat hier een eerste grote klap werd uitgedeeld, was slechts bij weinigen bekend. Ook H.J. Wijnmalen, de bestuurder in Palembang, lijkt hierin nooit te zijn gekend. In het gesprek met historicus Zijlmans in 1976 meende hij zeker te weten dat de gebeurtenissen in gang werden gezet door de in het rond schietende Ambonezen waar Destree het in zijn brief al over had gehad. Ook Mollinger was daarmee verrast, zei hij. ‘De geweldige clash’, zo stelde Wijnmalen, was er dan ook een geweest tussen ‘de TNI en onze Ambonese compagnieën’. Blijkbaar was niet alleen Isa overvleugeld door de lokale militaire hardliners, maar Wijnmalen zelf ook. Vele jaren later zocht hij Isa op in het onafhankelijke Indonesië. Al had hij zich daar initieel wat zenuwachtig over gemaakt, zo zei hij in het interview, hij werd toch hartelijk door de oud-bestuurder en zijn vrouw ontvangen.

Het is de vraag of ze die dramatische eerste dagen van het jaar 1947 toen in alle openheid met elkaar besproken zullen hebben.

x

Dit artikel verscheen eerder in Vrij Nederland, 24 augustus 2017.


Gearchiveerd onder:9. Java Post

Viewing all articles
Browse latest Browse all 529