Een nieuwe lijst van namen van Indië-slachtoffers kan leiden tot schadeclaims. Defensie is proactief, zegt de een. Te laat, aldus anderen.
Door Kees Versteegh
Het ministerie van Defensie heeft donderdag circa 350 nieuwe namen geopenbaard van mogelijke slachtoffers van executies en geweld door Nederlandse militairen op (toenmalig) Zuid-Celebes tussen eind 1946 en begin 1947. De openbaarmaking „leidt waarschijnlijk tot nieuwe schadeclaims van nabestaanden van de slachtoffers van toen”, aldus een woordvoerder van het ministerie.
De nieuwe namen zijn opgedoken na (archief-)onderzoek van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie. Daarmee worden lopende schadeclaims van nabestaanden beoordeeld. In geval van de reeks nieuwe namen „gaat het dus om een soort bijvangst”, aldus Defensie. De woordvoerder benadrukt dat de lijst nog langer kan worden.
„Vanwege privacy-overwegingen” heeft het ministerie de namen niet op internet gezet, maar op papier beschikbaar gesteld aan de media en belanghebbenden. Wie het overzicht wil gebruiken, moet eerst een verklaring van Defensie tekenen. Daarin vraagt het ministerie zorgvuldig („rekening houdend met de belangen van de slachtoffers en hun nabestaanden”) met de namen om te gaan.
Publicatie ‘komt veel te laat’
De stap van het ministerie heeft gemengde reacties geoogst. Het Comité Nederlandse Ereschulden dat de belangen van de nabestaanden in Indonesië behartigt, vindt de openbaarmaking door Defensie „veel te laat – zeventig jaar na de gebeurtenissen op Zuid-Celebes – en ook een beetje laf”. Voorzitter Jeffry Pondaag zegt tegen NRC: „Het was veel beter geweest als het ministerie zelf actief de nabestaanden in Indonesië had benaderd. Nu wordt een overzicht op deze indirecte manier bekendgemaakt. Vervolgens gaat het ministerie zitten wachten op mogelijke nieuwe schadeclaims van nabestaanden.”
De Leidse historicus Bart Luttikhuis die een boek over de betreffende periode schreef, spreekt echter over een „positieve, lofwaardige stap van Defensie”. Het ministerie heeft volgens Luttikhuis op dit slepende dossier lange tijd vooral reactief gehandeld. „Dit is proactief, en dat vind ik positief.”
Al geruime tijd onderzoekt het ministerie de honderden claims die nabestaanden (eerst weduwen, daarna ook kinderen) tegen de Nederlandse staat hebben ingediend. Zij zijn familie van de naar schatting duizenden slachtoffers die Raymond Westerling als commandant van de Speciale Troepen in 1946 en 1947 op Zuid-Celebes maakte. September 2013 bood de Nederlandse ambassadeur in Jakarta daarvoor excuses aan. In de rechtszaken die volgden, is in meer dan dertig gevallen een schadevergoeding aan weduwen van slachtoffers toegekend. Meestal gaat het om zo’n 20.000 euro per geval. De nog lopende schadeclaims, zo’n driehonderd, zijn volgens voorzitter Pondaag van het Comité Ereschulden meest van kinderen van de slachtoffers van destijds.
Vonnis speelt mogelijk rol
De advocaat Liesbeth Zegveld die de Stichting Nederlandse Ereschulden bijstaat, is niet onder de indruk van de openbaarmaking van de nieuwe namen. „Eigenlijk had de rechter in zijn laatste vonnis inzake schadeclaims in deze kwestie, het ministerie al bevolen tot openbaarmaking”, zegt Zegveld. Juni vorig jaar was namelijk uit een publicatie van website De Correspondent gebleken dat het ministerie over veel meer namen van mogelijke slachtoffers beschikte, dan het openlijk wilde toegeven. Het ministerie werd daarop door de rechter „bevolen om onderliggend bewijsmateriaal openbaar te maken”, aldus Zegveld. „Hoewel dat om lopende claims ging van nabestaanden van slachtoffers blijkt nu weer eens dat in de praktijk deze groep nauwelijks los te zien valt van andere slachtoffers.”
Het ministerie van Defensie ontkent dat de openbaarmaking onder rechterlijke druk is gebeurd. „Het was ons eigen initiatief”, aldus de woordvoerder.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in NRC Handelsblad, 25 augustus 2016.
x
Gearchiveerd onder:9. Java Post