Quantcast
Channel: Java Post
Viewing all articles
Browse latest Browse all 529

Indisch Amsterdam

$
0
0

Het mag misschien niet die naam hebben, Amsterdam is wel degelijke een ‘Indische’ stad. Amsterdammer en Indischman Peter Schumacher (Oost-Borneo, 1933) nodigt ons uit voor een wandeling om te laten zien wat van dat ‘Indische’ is overgebleven.

Door Peter Schumacher

Amsterdam is veel minder een ‘Indische stad’ dan Den Haag. Toch hebben de statistieken uitgewezen dat zich na de Tweede Wereldoorlog misschien wel méér Indische mensen in Amsterdam zijn terechtgekomen dan in welke andere stad dan ook. Juist in de tijd dat het gemeentebestuur van Amsterdam had besloten de stad naar het Westen flink uit te breiden, wij schrijven begin jaren ’50, arriveerden er jaarlijks tienduizenden zogeheten repatrianten uit Indonesië.

Aankomst Indonesische immigranten op Centraal Station, Amsterdam, ca. 1962 (foto: R.W. Wettstein)

Aankomst Indonesische immigranten op Centraal Station, Amsterdam, ca. 1962 (foto: R.W. Wettstein)

Ook op het hoogtepunt van die influx hebben deze Indo-europeanen echter in geen enkele Amsterdamse wijk of straat een meerderheid gevormd. Naast meer bruin op straat verrezen er al snel de eerste toko’s en Indische restaurants. Een oplettende bezoeker kan er hier en daar nog wat sporen van terugvinden. Een hele bekende ‘Indische jongen’ die er met zijn gezin acht jaar heeft gewoond was de schrijver en journalist Tjalie Robinson.   

Indisch West was voor Amsterdam niet de eerste naoorlogse ervaring met Indië.  Dat was in 1946 al de Indische HBS in de Karel du Jardinstraat in De Pijp, nu de 6de Montessori Basisschool  De Scholekster. Voor Indische kinderen die tijdens de Japanse bezetting meer dan drie jaar onderwijs hadden moeten missen werden in deze zogeheten overbruggingsschool bijgespijkerd.

Van Heutsz vormde een te zwarte bladzijde

Eveneens in Amsterdam-Zuid, aan het einde van de Apollolaan aan het Olympiaplein stond het in 1935 door koningin Wilhelmina ingewijde Van Heutsz-monument ter meerdere glorie van een generaal en later zelfs gouverneur-generaal van Nederlands-Indië  J.B. van Heutsz.

Toen, inmiddels 80 jaar geleden, was deze generaal al controversieel vanwege zijn keiharde onderdrukking van Aceh (vroeger Atjeh). Vooral socialisten en communisten vonden het schandalig dat deze man een dergelijk eerbetoon kreeg.  Ruim 20 jaar na de oorlog was het weer raak. In 1967 pleegden provo’s een bomaanslag op het beeld, maar pas in de jaren negentig ontbrandde een serieuze discussie over een mogelijke af­braak of verbouwing met een andere naam. Het werd het laatste, uitgevoerd door de kunstenaar Jan Kleingeld.

Onthulling oorspronkelijke Van Heutsz-monument door koningin Wilhelmina, 1935.

Onthulling oorspronkelijke Van Heutsz-monument door koningin Wilhelmina, 1935.

Sinds een kleine tien jaar heet het nu officieel Monument Indië-Nederland 1596-1945-1949. Op een tekstbord beargumenteert de deelraad Zuid de verwijdering van Van Heutsz als volgt: “Omdat hij [Van Heutsz] als ‘pacificator’ van Atjeh door velen ook verantwoordelijk wordt gesteld voor een zwarte bladzijde uit de Nederlandse geschiedenis in Atjeh , besloot de stadsdeelraad Oud-Zuid in 2001 het bouwwerk van G. Friedhof en beeldhouwer T.J. van Halle een andere naam en betekenis te geven.” Verder betoogt het stadsdeel dat het monument ons moet herinneren aan de Nederlandse aan­wezigheid in de Indische Archipel. Een tijdvak dat begon met de aankomst van Cornelis de Houtman in 1596 en eindigde met de soevereiniteitsoverdracht van Nederlands-indië aan de Verenigde Staten van Indonesië in 1949. Met het vermelden van het jaartal 1945 wordt de Proklamasi van Soekarno in 1945 erkend. De prachtige Indische reliëfs van beeldhouwer Frits van Hall zijn gebleven. Toegevoegd is een aantal gele bakstenen zuilen met jaartallen en afbeeldingen van onder meer een vulkaan, een haven en een koffieplukster. Het opvallendst is een tekening die verwijst naar de vrijheids­strijd met de leus: AWAS Moeslihat Moesoeh, wat zoveel betekent als ‘Pas op voor vijandelijke misleiding’.

Detail monument Indië-Nederland

Detail monument Indië-Nederland

Terwijl over deze koloniale erfenis uitgebreid onderhandeld werd explodeerde er een andere op een paar honderd meter daar vandaan: in de Brachthuyzerstraat bezetten Molukkers in december 1975 het Indonesische consulaat, gelijk met de kaping van een trein bij Wijster. Een Indo­nesische medewerker sprong uit angst uit het raam en vond daarbij de dood. De tweede dag voerden de Zuid-Molukse gijzelnemers de druk op door op het balkonnetje onderwijzer Saka Datuk met de dood te bedreigen. Nog steeds zit hier een Indonesisch handels­kantoor, dagelijks wappert er de nationale rood-witte vlag.

Westerling

Zo’n 25 jaar eerder waren, nog steeds in Zuid,  een paar honderd mensen, voor een groot deel Indische jongeren, aanwezig in het Concertgebouw om morele steun te verlenen aan hun held ex-kapitein Raymond Westerling, die in Singapore door de Britten gevangen was gezet. Hij had eerder dat jaar 1950 een mislukte poging gedaan  de regering van Soekarno omver te werpen en had daarna met behulp van Nederland het land weten te verlaten, maar in Singapore pakten de Britten hem op en zetten hem vast. Ik zat midden in de zaal met een groep Indische vrienden toen een van de sprekers van die avond verontwaardigd riep dat Westerling geheel ten onrecht was beschuldigd in Celebes 40.000 mensen te hebben afgeslacht. Naast mij riepen mijn vrienden ‘jammer niet meer! ‘ Daar werden aanwezige communisten weer vreselijk kwaad over en de zaak leek in een grote vechtpartij te eindigen. Waarop de politie de zaal ontruimde.  Koos Vorrink van de PvdA spuugde de volgende dag in Het Vrije Volk (door een rode bril) nog eens flink vuur over die uiterst schaamteloos  jammer- niet- meer-schreeuw.  Westerling vestigde zich met vrouw en dochter in de jaren ’70 in Amsterdam met een Indisch boekenantiquariaat.

Indonesisch verzet

Tijdens de Duitse bezetting  runde in de Van Eeghenlaan de Molukse ‘tante’ Marie Reawaruw een pension, vanwaar tijdens de oorlog Indonesische studenten verzetsdaden pleegden, zoals het vervoeren van Joodse kinderen naar onderduikadressen. Afgelopen 4 mei was hier nog een door schrijver Herman Keppy georganiseerde herdenkingsbijeenkomst om alle Indonesische, Molukse en Indi­sche verzetsmensen te eren. Naar één van hen, de door de Duitsers gefusilleerde Irawan Soedjono, is in de wijk Osdorp een straat genoemd. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog verblijft er een kleine groep Indonesiërs in Nederland, in totaal misschien 800 mensen. Dat feit is nauwelijks bekend bij het grote publiek.

De actieve vereniging van Indonesiërs Perhimpunan Indonesia (PI) had eind jaren dertig een oproep verspreid om zich als Indonesiër tegen het opkomende fascisme te keren. Toen de bezetting een feit was, gingen bijna alle leden van PI in het verzet, dat werd geleid vanuit Amsterdam. Het ging om zo’n 80 mensen die zich voornamelijk bezig hielden met zaken als Engelandvaart, overvallen op distributiekantoren, persoonsbewijzen vervalsen, koeriersdiensten en de, illegale pers. Tot de verzetsmensen in Amsterdam behoorden ondermeer Setiadjit. Hij was de leider van de PI, die vanuit de Jordaan opereerde. Verder waren daar nog Slamat Faiman die hielp bij de onderduik van Joodse kinderen en Evy Poetiray die koerierster was voor de illegale pers. Inmiddels 93, woont zij nog steeds in Indonesië.

Vermoedelijk heeft mevr. Poetiray, voor ze in 1947 naar Indonesië terugkeerde net de opening van een expositie van jonge, vaak ook revolutionaire Indonesische schilders in het Amsterdamse Stedelijk Museum en het Haagse Gemeentemuseum gemist. Dat was een culturele sensatie, waar de kranten heel positief over schreven. Een aantal van hen, onder wie de Javaanse broers Augus en Otto Djaja, kwamen een paar jaar later in Amsterdam verder studeren op der Kunstacademie..

Wie ook vandaag nog eens museaal aan ons Indische verleden herinnerd wil worden is aangewezen op de zaal van de Javaanse Vorsten in het Rijksmuseum. Daar wordt ook de beroemde 19de eeuwse Indonesische schilder Raden Saleh geëerd.

Geldtempel aan de Vijzelstraat

Gebouw van De Bazel, Vijzelgracht

Gebouw van De Bazel, Vijzelgracht

Op nog geen kwartiertje lopen van het Museumplein ligt aan de Vijzelstraat het gebouw De Bazel. Hier is sinds een aantal jaren het Amsterdamse Gemeentearchief gevestigd, maar het werd ooit, bijna 100 jaar geleden, gebouwd door Karel de Bazel in opdracht van de Nederlandse Handelsmaatschappij die zakelijk helemaal was gericht op Nederlands-Indië.

Voor De Bazel was het gebouw zijn laatste grote opdracht. De bouw begon in 1920 en werd in 1926 opgeleverd. Drie jaar eerder was De Bazel overleden.

Als theosoof en vrijmetselaar had hij het gebouw vol gestopt met  mystieke, Indische en maçonnieke ideeën. Volgens de kunsthistoricus Marty Bax zou De Bazel vooral hebben gedacht aan de Boroboedoer, de beroemde Hindoese tempel in Midden- Java. “Alle ele­menten bij elkaar genomen”, schrijft Bax in zijn biografie van de architect, “wijzen erop dat De Bazel het gebouw van de NHM heeft vormgegeven als een ‘geldtempel’. Het belangrijkste cultuursymbool van Indië is de boeddhistische tempel Boroboe­doer. Wanneer men de bouwstructuur van deze tempel analyseert, ziet men die weerspiegeld in het NHM-Gebouw.” Door Indische mensen wordt ook wel een minder hoogdravende vergelijking gemaakt: de licht- en donkerbruine baksteenlaagjes geven het gebouw het aanzien van een spekkoek.

Coen, Daendels en Van Heutsz, op de gevel van het gebouw van De Bazel

Coen, Daendels en Van Heutsz, op de gevel van het gebouw van De Bazel

Aan weerszijden van de ingang waken mystieke, oosterse vrouwenfiguren en als eerbetoon aan de bedwingers en uitbaters van ons Indië staan hoog boven de straat drie martiale figuren: de voormalige Gouverneurs-Generaal Jan Pietersz. Coen, Herman Willem Daendels en Joannes Benedictus van Heutsz.  Zo heeft de eerder genoemde ‘de slachter van Atjeh’ toch nog een plaatsje in Amsterdam, maar dan toch wel op een plek waar bijna niemand hem ziet.

Met de neus gericht naar het gebouw is het wellicht de moeite waard om links de Keizersgracht op te lopen. Op nummer 493 is een galerie in een hoog en breed pand met in grote letters INDIË op de gevel. Het is een voormalig pakhuis (1859) van de toenma­lige Nederlandse Handel Maatschappij , die daar was gevestigd tot dat het nieuwe gebouw klaar was.  De Bazel kan overigens ook uitgebreid van binnen worden bewonderd. Men moet zich dan tevoren op te geven voor de rondleiding (alleen zondags).

Koloniaal Instituut

Op 9 oktober 1926 opende koningin Wilhelmina  het Koloniaal Instituut op de hoek van de Mauritskade en de Lineausstraat in Amsterdam Oost. Bij die inhuldiging sprak de Majesteit deze wens uit: “Moge het [instituut] tot in lengte van dagen tegenover landzaat en vreemdeling blijven getuigen dat deze landen en grote gewesten overzee, hoe zeer door wijde wateren gescheiden, in voor- en tegenspoed, in werken en sterven, één zijn en blijven.”  Weinigen zullen toen hebben beseft dat nog geen twintig jaar later tienduizenden jonge Indonesiërs schietend en moordend hun onafhankelijkheid opeisten, die drie jaar later ook kregen en weer een jaar later het Koloniaal Instituut was omgedoopt in Koninklijk Instituut voor de Tropen.  Daarmee verdween het koloniale aspect, maar bleven koloniale ornamenten en afbeeldingen het gebouw sieren.

Ingang Tropeninstituut, met het hoofd van J Pz Coen

Ingang Tropeninstituut, met het hoofd van J Pz Coen

Boven de toegang tot de marmeren hal aan de Mauritskade kijkt het gebeeldhouwde hoofd van Jan Pieterszoon Coen op de bezoeker neer. Voor meer beeldhouwwerk dat herinnert aan ons ‘prachtige en welvarend Insulinde’ hebben de bouwers de noordelijk pui uitgezocht. Daar bevindt zich ook de toegang tot het Tropenmuseum, waarvan de ingang ooit werd gesierd door het machtige hoofd van de legendarische botanicus Rumphius. Bij de laatste ingrijpende verbouwing van het gebouw, zo’n twintig jaar geleden, is Rumphius verwijderd en verbannen naar een mij onbekende plaats. Een herplaatsing in de Hortus Botanicus lijkt me de juiste plaats.

Gelukkig is er verder aan die noordelijk pui nog veel moois te zien, dat bij de bouw allemaal is bedacht en uitgevoerd door de zogeheten Commissie voor de Symboliek  De Haarlemse beeldhouwer J.I. Vreugde heeft in de commissie een belangrijke rol gespeeld.

Rubber tappen, zoals het NIET hoort

Rubber tappen, zoals het NIET hoort

De belangrijkste producten die Indië verbouwde en exporteerde werden in de vorm van reliëfs gesymboliseerd voorgesteld. Dat waren tabak, rijst, rubber en suikerriet.  Maar waren deze voorstellingen wel serieus naar het leven getekend?  Een Indische rubberplanter, die er in een tijdschrift een plaatje van had gezien, wond zich ontzettend op over de wijze waarop de beeldhouwer het rubbertappen had afgebeeld. Er klopte helemaal niets van..  In het archief van het KIT is zijn brief nog te vinden, waaruit ik de volgende bittere passage citeer: “Bedoeld museum is onder grote kosten opgericht, met als doel de natie te instrueren omtrent zaken welke tot verbreiding van kennis dezer gewesten kunnen dienen, en nu begint men reeds op de torens van het museum reliëfs aan te brengen die ten opzichte van dat doel als in het oog springend leugenachtig kunnen worden gekwalificeerd, terwijl ieder Indiëkenner dan natuurlijk ook bevreesd wordt wat betreft de verdere inhoud van het gebouw om de tuin te worden geleid.”

Of er andere “Indiëkenners”, dan wel geïnteresseerde voorbijgangers , bezwaren hebben geuit tegen een verkeerde voorstelling van zaken op de Indiëreliëfs is niet bekend. Wat wel opvalt is de erotisch/exotische  preoccupatie van de commissie met werkende vrouwen, die allemaal met blote borsten worden afgebeeld. In werkelijkheid kwam dit toen alleen nog maar voor op Bali. Binnen is ook nog van alles te zien. Op speciaal verzoek is een rondleiding mogelijk.

De Plantage

Meer naar het stadscentrum toe ligt de Plantagebuurt met rechts, komend van het KIT, de dierentuin Artis. Natuurlijk, tropische dieren genoeg, maar wat echt aan Indië herinnert is het Minangkabause huis, zoals er nog steeds op Sumatra worden gebouwd. En de prachtige Artis bibliotheek.

Meer tropische pracht, al meer dan drie eeuwen geleden aangevoerd door de VOC, vinden we in de Hortus Botanicus, met name in de tropenkas.  In diezelfde buurt aan de Plantage Kerklaan schuin tegenover Artis zit het Nederlandse Verzetsmuseum. Daar geen tropisch pracht of koloniale trots, maar de ellende in de Japanse kampen in de wat krappe, maar zeer informatieve Indische afdeling.

Vier maal J.P. Coen is wat veel

In de richting van de IJtunnel is het Scheepvaartmuseum, met veel verwijzingen naar de tijd van de VOC, inclusief in het water een replica van zo’n VOC-schip. Een veel recentere herinnering aan vaarverkeer met Indië vanuit Amsterdam is te zien op het Java eiland in het voormalige Oostelijke havengebied. Toen er zo’n kwart eeuw geleden een splinternieuwe woonwijk werd gebouwd kregen alle straten Indonesische namen omzoomd door de Javakade en de Sumatrakade, waar de Maatschappij Nederland zijn thuishaven had en er indertijd duizenden Indië- en verlofgangers zijn aangekomen of vertrokken, maar ook tropische producten werden uitgeladen.

Java Eiland, met zicht op de Veemkade

Java Eiland, met zicht op de Veemkade

Tegenover het Java Eiland, aan de Veemkade, treffen wij nogal onopvallend het Gamelanhuis, waar regelmatig Javaanse gamelanmuziekuitvoeringen worden gegeven.

Daar in de verre oosthoek van Amsterdam staat aan de Cruquiusweg het wereldvermaarde Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. De afdeling Azië heeft een unieke verzameling materiaal.  Dr. Emile Schwidder, van Indo-Europese origine, – hij ging onlangs met pensioen –  heeft bij de samenstelling van de collectie een belangrijke rol gespeeld. In samenwerking met het Persmuseum, dat in hetzelfde gebouw is gevestigd, legt oud-directeur van dit museum, Angelie Sens, de laatste hand aan deel III van de Nederlandse pers in Nederlands-Indië/Indonesië 1942-1962.

Een relikwie uit de roemruchte VOC-tijd treffen wij in de Nieuwe Hoogstraat (ingang Kloveniersburgwal), als deel van de Universiteit van Amsterdam, het Oost Indisch Huis. Hier was ooit, in de 16de eeuw, het hoofdkwartier van de VOC gevestigd.

Terug naar de haven aan de Prins Hendrikkade met uitzicht op het Centraal Station ligt het Scheepvaarthuis, begin vorige eeuw opgericht om er de hoofdkantoren van zes Nederlandse rederijen te vestigen. Het enige ornament dat ons specifiek aan Indië herinnert is te zien aan de achterpui van het inmiddels tot hotel Amrath omgebouwde gebouw. We zien er J.P. Coen in steen afgebeeld die een enorme handelsvloot dirigeert naar Batavia, een naam die nog slechts met de grootste moeite links, van boven naar onder, valt te lezen. Vermoedelijk gemaakt door Hildo Krop. Die achterkant van het begin vorige eeuw geheel in Amsterdamse School stijl opgetrokken Scheepvaarthuis loopt de Buiten Bantammerstraat, die via de Bantammerbrug overgaat naar de meer bekende Binnen Bantammerstraat richting Zeedijk.

De locatie van het Scheepvaarthuis, hoewel nog geen eeuw oud, is bijzonder, want  vanuit deze plek vertrok in 1595 Cornelis de Houtman, de eerste Oost-Indiëvaarder. Hij keerde terug in 1597 met specerijen uit Bantam. De Binnen-en de Buiten Bantammerstraat herinneren aan deze gebeurtenis. Waarom dan De Houtman niet op die achtergevel? Coen wordt in Amsterdam al meer dan voldoende geëerd met vier beelden, ook op de beurs van Berlage, een haven, een school en twee tunnels. Vreemd, hij is niet eens in Amsterdam geboren, en heeft minstens zo veel bloed aan zijn handen als de wél verwijderde Van Heutsz. In zijn geboorteplaats Hoorn staat ook een beeld, maar daarbij is, net als de stadsdeelraad in Zuid-Amsterdam dat heeft gedaan op het Olympiaplein, een kritische tekst geplaatst over zijn hartvochtige optreden in Indië.

Nog even verder schuin tegenover het Centraal Station en praktisch naast de machtige Sint Nicolaaskerk een donkerbruine constructie: Gebouw Batavia. In 1920 gebouwd in Amsterdamse Schoolstijl door Jan Slot voor de NV Batavia Arak Maatschappij, importeur van onder meer de sterke drank arak. Tot ver na de oorlog zat er vervolgens de Insulaire Handelmaatschappij, die voornamelijk gericht was op de West. Op de begane grond is nu Café Batavia 1920. Met wat moeite herkennen we boven de pui bijna onzichtbaar geworden ornamenten: links en rechts twee groepen van drie aapjes, ieder ‘bewaakt’ door een olifant. Restau­ratie is hoognodig!

Multatuli

Standbeeld Multatuli, Singel

Standbeeld Multatuli, Singel

Terug naar de Binnen Bantammerstraat en verder consequent rechtdoor tot de Korsjespoortsteeg. Op nummer 20 is het Multatuli Museum , sinds 1975 gevestigd in het huis waar Douwes Dekker in 1820 geboren werd. Onder zijn pseudoniem Multatuli schreef hij onder meer Max Have­laar (1860). Het beroemde boek is een felle aanklacht tegen het Nederlandse koloniale bewind, waar de schrijver als bestuursambtenaar zelf deel van had uitge­maakt. Het is maar een klein museum van twee kamers, gerund door het Multa­tuli Genootschap, dat twee maal per jaar het tijdschrift Over Multatuli uitgeeft. Terug naar het Singel ontwaren we daar rechtsaf in de verte het machtige borst­beeld van Multatuli op de Torensluis. In 1987, een eeuw na Douwes Dekker’ dood, werd het onthuld door koningin Beatrix. Het is gemaakt door Hans Bayens (1924-2003).

Een steegje door en we zien de achterkant van de Paleis op de Dam. Het is op 27 december van dit jaar 65 jaar geleden dat een paar honderd Indonesiërs zich verzamelden op de Dam om getuige te kunnen zijn van de historische ondertekening door Koningin Juliana en vice-president Moh. Hatta van de soevereiniteitsoverdracht in het Paleis.

x


Gearchiveerd onder:9. Java Post

Viewing all articles
Browse latest Browse all 529