Door Bert Immerzeel
De laatste tijd is bij ons thuis sprake van een lichte spanning. De reden? Mijn vrouw heeft voor haar verjaardag het boek ‘Opgeruimd’ gekregen van de Mari Kondo. Mocht u nog niet van haar gehoord hebben: Mari Kondo is een jonge Japanse vrouw met een opruimmanie. Op een dag, zo lezen we in haar boek, kreeg ze een paniekaanval en viel flauw. Toen ze weer bij kwam had ze het gevoel dat ze een spirituele ervaring had gehad. Een goddelijke stem had haar gezegd dat ze nauwkeuriger naar haar spullen moest kijken. En opeens wist ze dat ze niet moest nadenken over wat ze wég kon gooien, maar over wat ze wilde hóuden. Bij ieder voorwerp moest ze zich afvragen of het haar blij maakte. Dingen die blij maken mochten blijven, de rest kon weg, naar de kringloopwinkel.
Inmiddels heeft ze van het opruimen haar broodwinning gemaakt en reist ze de wereld rond om workshops en lezingen geven. Om het wat interessanter te maken heeft ze het opruimen tot een heuse filosofie gemaakt. De dingen die haar blij maken, of het nu een boek is of een handtas, bedankt ze persoonlijk, iedere dag. ‘Arigatō’ in het Japans. De rest gaat de deur uit. Opruimen heeft niets meer te maken met dekens kloppen en meubels in de was zetten, het is een lifestyle geworden.
Herinneringen
Bij ons thuis is dat dus ook te merken. Mijn vrouw zegt nog nét niet bedankt tegen haar handtas, ze heeft al wél de helft van de kasten onder handen genomen. Eerst die van haar zelf, toen die van de kinderen, en ja, u raadt het al, nu valt haar oog op die van mij. En dat nu veroorzaakt de spanning waar ik het over had. Mocht u denken dat ik een verschrikkelijke sloddervos ben, da’s niet zo. Mijn sokken en overhemden wil ik best wel schonen. Mijn foto’s, boeken, platen en fietsshirts zijn me echter heilig, evenals sommige andere spulletjes. Ik kan het niet helpen. Ik zou ongelukkig zijn als ik ze zou moeten missen, vooral omdat ze deel uitmaken van mijn verleden. Omdat ze herinneringen vertegenwoordigen die ik niet los wil laten. Liever een te volle kast dan een lege kast, denk ik dan. Of, zoals ik van huis uit heb meegekregen: beter méé verlegen dan óm verlegen. Breed hebben we het nooit gehad.
Lebensraum
Mari Kondo kan ik overigens wel volgen. ‘Een Japanse’, denk ik dan, ‘logisch.’ Van Japanners heb ik het beeld dat ze 80 uur in de week werken en allemaal een appartementje hebben van 30 vierkante meter, zó klein dat alleen ruimte is voor schuifdeuren (dát nu, bedenk ik me opeens, hadden we vroeger bij ons thuis met de Japanners gemeen), dat ze nauwelijks meubels hebben, en bij voorkeur op de grond zitten. Alles om maar ruimte te besparen. Een Lebensraum waar een op de grond achtergelaten pyjamabroek wel tot conflicten móet leiden. Dat Kondo daar een oplossing voor zoekt, kan ik begrijpen. Verder wil ik hier niet gaan, want het lijkt me een beetje gezocht te veronderstellen dat het typisch Japans is om alles wat met het verleden te maken heeft, bij het groot vuil te zetten.
Dat haar leer in de Verenigde Staten aanslaat, begrijp ik ook. Van Amerikanen heb ik het idee dat ze juist in veel te gróte huizen wonen, en alle ruimtes vullen met spullen die de Westerse welvaartmaatschappij hun opdringt. Consumeren tot je er bij neervalt. Daar mag best wel wat van af. Dus ook hier zou ik zeggen: Mari Kondo, doe je werk!
Erf goed
De Indische Nederlanders wil ik echter waarschuwen. De Kondo-leer, hoe onschuldig deze ook lijkt, kan een grote impact hebben op de culturele identiteit van uw kinderen en kleinkinderen. De Indische gemeenschap heeft immers door zijn verplaatsing van Indië naar Nederland – vaak in de vorm van een vlucht – veel, heel veel verloren. Fysieke herinneringen, of het nu foto´s zijn, brieven, boeken of anders, zijn schaars. Mocht u gecharmeerd zijn van Mari Kondo: prima, maar zorg er dan wél voor dat de werkelijk belangrijke spullen, alles wat pakweg een halve eeuw geleden op de boot of met het vliegtuig naar Nederland werd gekoesterd, behouden blijft.
Arigatō!
x
Gearchiveerd onder:9. Java Post