Vandaag ontvangt het Korps Commandotroepen de Militaire Willemsorde. Maar het Korps heeft een onverwerkte geschiedenis in Indië. Moeten we daar niet eerst over praten?
Door Anne-Lot Hoek
Vandaag wordt het gehele Korps Commandotroepen gedecoreerd met de Militaire Willemsorde, de hoogste militaire dapperheidsonderscheiding. Het Korps ontvangt die onderscheiding voor betoonde moed in Afghanistan. Ze wordt uitgereikt door Koning Willem-Alexander.
Het Korpsvaandel blijkt in 1980 ook al bij Koninklijk Besluit een eervolle cravatte aangehecht te hebben gekregen. Volgens de website van Defensie was dat voor het ‘spectaculaire optreden’ op Midden-Sumatra in 1948-1949, tijdens de Tweede Politionele Actie in Indonesië. Dat is opmerkelijk, want daar richtte zijn voorloper, het Korps Speciale Troepen, een bloedbad onder honderden Indonesische burgers aan in de plaats Rengat, zo onderzocht ik recentelijk voor NRC Handelsblad en Reporter Radio. Volgens dezelfde site ontving de verantwoordelijke kapitein van die actie, W.D.H. Eekhout, zelfs een Bronzen Leeuw – een hoge militaire onderscheiding voor ‘bijzonder moedig gedrag en beleidvolle daden’ – voor de landingen op Sumatra.
Je kunt zeggen, dat moet je in zijn tijdsbeeld zien, we wisten toen niet beter. Verschillende militairen die in Indië bij oorlogsmisdaden betrokken waren, zijn met dapperheidsonderscheidingen gedecoreerd. Zo blijkt Majoor J.B.T. König ook een Bronzen Kruis te hebben ontvangen als troepencommandant in de ‘strijd tegen terroristen’ op Bali waar talloze Balinezen onrechtmatig zijn gedood en gemarteld. Dat zegt dus wat over de morele denkkaders van die tijd.
Maar anno 2016 is de discussie daarover nog steeds niet gevoerd. Het Korps Commandotroepen neemt op zijn website nergens afstand van zijn duistere verleden. Sterker nog: het Korps meldt ‘trots’ te zijn op zijn ‘geschiedenis, tradities en daden.’ Niet alleen het bloedbad van Rengat blijft onvermeld, maar ook de moord op duizenden Indonesiërs op Zuid-Celebes in 1946-1947 onder aanvoering van de beruchte kapitein Raymond Westerling is weggelaten. Voor alle duidelijkheid: het optreden op Zuid-Celebes is inmiddels als een misdrijf door de Nederlandse rechtbank erkend en berecht. Het niet eerst benoemen en bespreken van zo’n beladen verleden door het korps en door de autoriteiten, strookt slecht met de waarden van waar een hoge militaire onderscheiding voor staat.
Sociologen Hendrix en Van Doorn maakten al in 1970 duidelijk dat buitensporig geweld van de speciale troepen structureel was en dat er op de vele klachten over hun gewelddadige optreden geen actie werd ondernomen. Militair historicus Jaap de Moor publiceerde in 1999 Westerlings Oorlog, waarin hij een zelfde beeld naar voren bracht van een korps dat een spoor van dood en vernieling door de Indonesische archipel trok. ‘Standrechtelijke executie en liquidatie van gevangenen’ behoorden ‘tot het standaardoptreden’ van het Korps Speciale Troepen schrijft De Moor. Maar behalve de slachtingen op Zuid-Celebes, zijn de precieze activiteiten van dit korps en de implicaties daarvan voor Indonesiërs, nooit goed doorgelicht. De term ‘oorlogsmisdaden’ of ‘misdaden tegen de menselijkheid’ durfden de historici niet aan het optreden te verbinden.
‘Meer dan misdadige’ optreden
Er zijn overigens talloze mensen geweest die tijdens de onafhankelijkheidsstrijd in Indonesië in het geweer kwamen tegen buitensporig Nederlands geweld. Mensen die vasthielden aan hun morele kompas. Zij kregen geen erkenning, maar werden voor landverraders uitgemaakt. Oud-verzetsman Siebe Lijftogt, die als bestuursambtenaar op Bali en Lombok werkzaam was, verzette zich tegen het om zich heen grijpende Nederlandse geweld. Hij bracht Indonesische verzetsmensen in veiligheid, zoals hij in Nederland tijdens de Duitse bezetting Joodse mensen had geholpen. Zijn wanhoopskreten werden in Batavia als ‘een zekere manie’ afgedaan en de bovengenoemde Majoor König merkte hem naar eigen zeggen aan als ‘landverraderlijk.’
Bestuursambtenaren M.D. Voors en F. Harsteen dienden klachten in bij Justitie over het ‘meer dan misdadige’ optreden van het Korps Speciale Troepen in Rengat. Hun aanklachten leidden tot een onderzoek, maar dat verdween in een la. Drie mariniers, Johannes de Hoog, Louis Stokking en Marinus Smit, die in 1947 weigerden de kampong Soetodjajan op Oost-Java in brand te zetten, ontvingen nog steeds geen eerherstel. Blijkens gesprekken die ik eerder voor Vrij Nederland met familie voerde, zat de inmiddels overleden De Hoog langdurig en onder erbarmelijke omstandigheden vast in Indonesië. In Nederland dook hij noodgedwongen onder en werd als crimineel geregistreerd.
Dit zijn mensen die niet in beeld komen als we straks de vrijheid vieren op 5 mei en vertellen over verzet. Enerzijds omdat wij hun verhalen niet kennen, anderzijds omdat we die discussie, over wie nu ‘de held’ en wie ‘de schurk’ was, ingewikkeld vinden. De bloedige onafhankelijkheidsstrijd in Indonesië levert daarover aan beide kanten ook geen eenduidig zwart wit beeld op. Dat blijkt al uit de vele verzetshelden die in Indië belandden, voor wie de waarden van het verzet dubbelzinnig waren. Zoals dagblad Trouw eerder meldde was Jan Vermeulen (Speciale Troepen) verantwoordelijk voor de moord op meer dan duizend Indonesiërs op Zuid-Celebes, maar ontving hij drie jaar na dat bloedbad wel een Bronzen Leeuw voor zijn rol in het verzet tegen de Duitsers.
Maar als je deze, nog steeds gevoelige discussie niet voert, wat wil je dan met een Willemsorde uitdragen? Zulke onderscheidingen worden uitgedeeld met een voorbeeldfunctie voor de samenleving en gaan over dapperheid en bijzonder moedige daden. Wat betekenen die waarden vandaag nog als we niet willen weten hoe ze toen werden toegepast? Laten we die discussie eerst eens voeren.
x
Dit artikel verscheen eerder op de website van Vrij Nederland, 14 maart 2016
Gearchiveerd onder:9. Java Post