Dit weekend overleed de historicus en jurist Cees Fasseur, op 77-jarige leeftijd, in een ziekenhuis in Leiden. Eén van zijn vroegere studenten, Rob Kramer, brengt hem een laatste groet.
Door Rob Kramer
Voor de kranten was hij de koningshuisbiograaf, voor mij de Leidse hoogleraar die me als student de complexiteit van de geschiedenis van Nederlands-Indië bijbracht. Hij zocht en vond de nuances, en schreef ingetogen. Grote woorden en makkelijke ééndimensionale verbanden waren hem een gruwel. Dat bracht hem de nodige conflicten, zoals met Jan Breman, cultureel antropoloog aan de Universiteit van Amsterdam. Breman’s grootse deducties en activistische kijk op het verleden, gevat in een verhandeling over Deli, werkten als een rode lap op een stier.
Fasseur had in 1969 als jonge jurist met een historische belangstelling een groot aandeel in de archiefstudie die ten grondslag lag aan de excessennota. Het gehaaste werken, de door de tijdslimiet onvermijdbare onvolledigheid en onnauwkeurigheid waren hem een doorn in het oog en zijn ongenoegen bleef. Wat een verkennende studie gevolgd door diepgravend onderzoek had moeten zijn, werd de standaard voor het overheidsstandpunt dat Nederland de oorlog op een juiste en acceptabele wijze had gevoerd. Nederland heeft dit standpunt nooit verlaten en heeft volhardt in de weigering tot vervolgonderzoek. Ook toen Fasseur ten tijde van de ophef over de massamoord daar, publiekelijk zei dat er nog tientallen andere Rawagedeh’s waren.
Fasseur was, zoals ik hem meemaakte, geen makkelijke in de omgang. Hij had een pesthekel aan kwakhistorici, een pesthekel aan mensen die de kantjes ervan af liepen. Een keer zag ik hem tieren tegen een medewerkster van het KITLV over enige boeken waar hij op wachtte. Opvliegend en ook arrogant. Hij was overtuigd van zijn eigen gelijk, en maar moeilijk daar van af te brengen, wat je ook tegen zijn conclusies inbracht. Maar hij was ook een rasverteller, vol ironie en humor. Als student kreeg ik er geen genoeg van de historische anekdotes, zoals van de Volksraad die als bijnaam Zwembad kreeg door de betegeling en na wat lange vruchteloze zittingen ook wel aangeduid werd als Zwambad.
Fasseur was een Indische jongen, in de zin dat hij geboren was in de kolonie en gedurende zijn eerste jaren haar teloorgang meemaakte. Zijn manieren, houding en geaffecteerde stem: zo moeten ze hebben rondgelopen in witte toetoepjas een district bestierend. Voor mij was was Fasseur de verpersoonlijking van de Ambtenaar BB in Indië. Dit laatste zou hem, zo stel ik me voor, deugd hebben gedaan.
Goede reis, Toean Fasseur.
Gearchiveerd onder:7. In Memoriam Tagged: Fasseur