Quantcast
Channel: Java Post
Viewing all articles
Browse latest Browse all 529

Verborgen VOC-schat online

$
0
0

Henk Niemeijer digitaliseert 1 miljoen pagina’s VOC-archief

Uren, dagen, jaren brengt historicus Henk Niemeijer door in een kelder in Jakarta om 1 miljoen pagina’s VOC-archief te digitaliseren. Hij leest ze allemaal. En dan ziet hij het gewoon voor zich.

Henk Niemeijer aan het werk

Henk Niemeijer aan het werk

Door Michel Maas

‘Weet je wat het mooie is? Je kunt elke tekst op elke manier beginnen, net als een journalist.’ Als iemand dit zegt, kun je al bijna niet anders meer dan zo beginnen. Vooral als die iemand een historicus is die zichzelf heeft begraven in de kelder van de archieven van Jakarta en daar zit tussen stapels oud papier. Daar verwacht je eigenlijk weinig speelsheid van. Maar waar andere mensen papier zien, ziet Henk Niemeijer een universum.’Alles is een verhaal’, zegt hij, en even later: ‘Ik vind ook alles interessant.’ 

Niemeijer zit in het achterste van de gebouwen van het Nationaal Archief van Indonesië in Jakarta. ‘Pak Hendrik?’, vraagt de portier als een zeldzame bezoeker de stilte betreedt. ‘Ja, pak Hendrik.’ Hij wijst naar een trap naast de lift. De lift gaat naar boven, de trap naar beneden, waar hij eindigt in een levenloze kelder waar behalve tl-licht niets is. Een paar aluminium deuren leiden naar wat kantoortjes moeten zijn, en een van die deuren leidt naar Niemeijer.

Zijn kantoor is een oase van stofvrije netheid na deze wat wrakkige entree. Op een vergadertafel liggen archiefstukken in stapeltjes gerangschikt, klaar om blad voor blad te worden opgepakt, gelezen en ten slotte: gescand. Als hij in 2017 klaar is met zijn project zal hij 1 miljoen pagina’s hebben geannoteerd, gescand en online gezet waar historici van over de hele wereld ze voortaan thuis kunnen lezen. ‘Monnikenwerk is het’, zegt hij lachend, ‘echt monnikenwerk’, en hij geniet ervan. Elk van de 1 miljoen pagina’s zal door zijn handen zijn gegaan en door hem gelezen zijn, en bijna elke pagina bevat een eigen verhaal.

Pagina uit de VOC-archieven

Pagina uit de VOC-archieven

Hij staat naast de stapels archiefstukken, pakt er eentje op. Hij leest de onleesbare 17de-eeuwse hanepoten zoals een apotheker een doktershandschrift ontcijfert. ‘Dat is niet zo moeilijk als het lijkt. Je moet je erop instellen: je komt om acht uur ‘s ochtends binnen en doet dan tot de avond niets anders.’

Verhalen tot leven brengen

Elk vel, elk archiefstuk, elke brief bevat dus een verhaal. Meestal is het niet meer dan een fragment, of zit het verscholen in een terloops zinnetje, een vermelding, bijna te klein om het te zien. Je hebt een bloeiende verbeelding nodig om die verhalen uit de teksten tevoorschijn te halen en ze tot leven te brengen. Niemeijer kijkt naar het verbruinde papier in zijn hand.

‘Je bent eigenlijk hartstikke blind. Je hebt geen idee hoe het leven eruitzag toen deze brieven werden geschreven. Alles wat je hebt is een zeer onvolledig verslagje van een gebeurtenis, een paar regels, een fragment, een brief. Maar als ik dit lees, gaat mijn cartooneske brein aan het werk. Ik zie het gewoon voor me.’

Spontaan doemt een beeld op van een sultan op Kalimantan die een veldslag verloor en op de vlucht sloeg. Achtervolgd door zijn vijanden begon hij juwelen op het junglepad te strooien. Dat vertraagde de achtervolgers, zodat de sultan het er levend afbracht. ‘Ik zie het zo gebeuren’, zegt Niemeijer, ‘en het zijn maar een paar regeltjes in een brief van een andere sultan aan de VOC.’ Aan die paar regeltjes zit een veel groter verhaal vast: over de VOC in die dagen, de Fransen, de Engelsen, de sultan van Banten en de peperhandel in het algemeen. Dat grote verhaal vind je door ook andere brieven na te pluizen. Dan ontdek je dat de sultan van Banten de VOC te hulp vroeg voor een strafexpeditie tegen de sultan op Kalimantan. De VOC aarzelde, maar stemde in: de sultan was dankbaar voor de hulp, de VOC kon de Fransen en Engelsen uit Banten gooien en sindsdien beheerste zij de belangrijke peperhandel in die stad. Het akkoordje met de sultan werd later gebruikt als voorbeeld voor ‘goede VOC-staatkunde’. Zo kreeg je zonder al te veel moeite een grotere vinger in de pap.’

De met juwelen strooiende verliezer is een anekdote, een krent, een kleinood dat het ‘cartooneske brein’ van de historicus aan het werk zet, maar is het wel zo gegaan als hij het voor zich ziet? Dat is zijn grote angst: ‘Ik weet zo weinig over hoe het er vroeger uitzag. Weet ik wel genoeg? Ik heb het daar wel eens met de historicus A.Th. van Deursen over gehad. Toen zei hij tegen mij: maak je geen zorgen. Hoe meer je in de archieven zit, hoe dichter je de werkelijkheid benadert. En zo is het. Je moet altijd teruggaan naar de bronnen, anders gaat je fantasie met je op de loop. De bronnen zijn het begin en het einde van alles. Je verbeeldend vermogen wordt gevoed door de bronnen en door allerlei details die je opvallen als je die bronnen leest. Maar je moet altijd teruggaan om dingen te verifiëren.

‘Je moet altijd oppassen dat je verbeelding niet met je op de loop gaat. Ik heb het meegemaakt. Ik had een verhaal geschreven op basis van een aantal archiefstukken, alles paste prachtig in elkaar, maar toen dook er een ander archiefstuk op dat het hele verhaal onderuit haalde.’

Klein alledaags tafereel

Zoals Van Deursen over de Gouden Eeuw schreef, zo wil ook Niemeijer schrijven. Met oog voor het kleine, en het leven van alledag, die de spiegel zijn van de grote verbanden. Zijn boek over het leven in Batavia begint met zo’n klein alledaags tafereel. Op ‘een zekere avond in 1699’ trok ene Cornelis Lindius de stad uit, ‘met voldoende drank, snaphanen en vrienden’ om samen te gaan drinken en op vleermuizen te schieten.

Hoe klein ook, Niemeijer weet de hele geschiedenis van de stad ermee te verbinden, te beginnen met de vaststelling dat het in 1699 kennelijk niet langer gevaarlijk was om je ‘s avonds buiten de stadsmuren te begeven. Dat was daarvóór duidelijk anders. Wat was er veranderd?

‘Dat is het mooie van geschiedenis: alles hangt met alles samen.’ Meteen schiet hem een andere anekdote te binnen. Ook een kennelijke kleinigheid: het allereerste nieuwsblaadje dat in Nederland wordt gedrukt, in 1608. Niemeijer glundert: ‘Nederland, Siam, de VOC, Galilei, het komt allemaal samen in dat nieuwsblaadje.’ Het bericht hoe prins Maurits admiraal Matelieff ontvangt die net de Portugezen in Malakka een pak slaag heeft gegeven. Matelieff heeft bovendien een groepje diplomaten van de koning van Siam meegenomen, en ook hun ontmoeting met Frederik Hendrik wordt gemeld, waarbij Frederik Hendrik net ene Hans Lippershey op bezoek heeft, die hem een revolutionaire ontdekking, de telescoop, presenteert: ‘Het nieuwsblaadje wordt verspreid in Parijs en een jaar later zal Galileo Galilei in Italië zijn verbeterde versie van Lippersheys telescoop demonstreren. Zie je? Als dat geen globalisering is.’

De VOC-archieven

De VOC-archieven

Encyclopedie

Niemeijer heeft een groot bureau dat plaats biedt aan een leesplank met vergrootlamp, wat stapels boeken en de zeven kloeke facsimile-banden van Oud- en Nieuw Oost-Indiën oftewel: ‘de Valentijn’. ‘Dit is dé encyclopedie over Azië’, zegt hij, terwijl hij een boek uit de rij plukt en dat voorzichtig openslaat. Prachtige prenten schieten voorbij, en eindeloze reeksen artikeltjes. ‘François Valentijn publiceerde dit in 1724. Hij schreef over letterlijk alles. Er zitten aardrijkskundige prenten in, maar ook beschrijvingen van dieren, planten, mensen.’

Tussen de pagina’s steken plakpapiertjes, als bewijs dat de encyclopedie, die driehonderd jaar geleden is geschreven, nog steeds wordt gebruikt.

Met Niemeijer praten is een beetje als bladeren in de Valentijn. Het gaat over alles, en alles komt samen in Niemeijer, en in de kelder in dit archiefgebouw in Jakarta waar hij zijn dagen slijt. Je vergeet de vergeelde, verzuurde en verrotte archieven en laat je meevoeren door hem. Dat is zijn taak, zegt hij. Daarvoor verricht hij zijn monnikenwerk. Daarvoor zet hij nu alles online, zodat ook anderen kunnen genieten van de verborgen verhalen.

In de ruimte naast zijn kantoor zitten medewerkers trefwoorden en annotaties in de computers in te voeren en weer een ruimte verderop staat de ‘scanstraat’: twee enorme Duitse scanners die pagina voor pagina een digitale versie van de archiefstukken vastleggen voor het nageslacht. Preservation imaging heet dat, zegt Niemeijer: ‘Op termijn zullen die scans de fysieke collectie vervangen, want die gaat natuurlijk steeds verder achteruit. Die kun je dan opbergen. Het mooie van digitale scans is dat je ze online kunt zetten en dat je ze daarmee voor iedereen toegankelijk maakt.

Monnikenwerk

‘Het interessante van dit project is dat je op een andere manier iets voor de wetenschap kunt betekenen. Niet zozeer door het schrijven van boeken, maar door je collega’s wereldwijd toegang te verschaffen tot deze archieven. Dat is het zware grondverzetwerk, het monnikenwerk. Miljoenen pagina’s aan monnikenwerk, maar als zoiets eenmaal af is zijn er generaties historici die ervan kunnen profiteren.’

Een medewerker van het archief

Een medewerker van het archief

Het is handwerk, maar tegelijkertijd geeft het hem elke dag nieuwe verhalen in handen: ‘Voor mijzelf is het een heel interessante exercitie geweest omdat je dagelijks met de neus op de documenten zit en je heel veel interessants tegenkomt.’

Hij stuit vaak op goud, dat niemand behalve hijzelf kan zien. De notariële archieven, bijvoorbeeld, waren zo’n ontdekking. Hij haalde er de anekdote over de vleermuisschutters uit: ‘Niemand kijkt daar ooit in, maar ze zitten vol met getuigenverklaringen van gewone mensen en die geven een schitterend inzicht in het leven van alledag. Ik ben geen man van grote geschiedkundige concepten. Daar moeten anderen maar over schrijven. Ik wil altijd weten hoe de dingen er in werkelijkheid hebben uit gezien.’

Zijn boek over het dagelijks leven in het Batavia van de 17de en 18de eeuw is daar een resultaat van: ‘Ik liep al twaalf jaar rond in Indonesië toen ik aan mijn boek begon. Ik kende alle dangdut-discotheken in kota, de oude stad, en ik kende alle problemen van de karaokedames daar, ik wist hoeveel kinderen zij hadden die zij moesten verzorgen, ik kende ook de premannen, de pooiers, straatschuimers. Ik kende de leefpatronen van de mensen aan de onderkant van de samenleving, vond het fascinerend om in die wereld door te dringen. Als ik geen historicus was geworden, dan was ik antropoloog geworden. Mijn interesse in het straatleven heeft mij enorm geholpen bij het schrijven van dat boek.’

Geen verbinding met Nederland

Niemeijer had verwacht dat na zijn boek meer historici die ‘alledaagse’ notarisarchieven in zouden duiken, maar dat is niet gebeurd. Je moet kennelijk in Jakarta wonen om daar opgewonden van te raken, zegt hij: ‘Historici die hier niet hebben gewoond kunnen zich niet inleven. Ik kreeg een brief van Van Deursen. Die vond mijn boek zeer geslaagd en goed geschreven en dat was een mooi compliment. Maar, schreef hij, het probleem met het boek was dat het geen geschiedenis van het voorgeslacht was. De verbinding met Nederland ontbrak. Hij kon zich niet inleven in Chinezen en Balinezen. Het stond te ver van hem af.’

Hij keert terug naar zijn grote project: het digitaliseren van de dagregisters van het kasteel Batavia. ‘Daarin zijn alle scheepvaartbewegingen van de VOC geregistreerd, waar zij heenvoeren, wat zij meenamen. Daar kun je veel uit aflezen. Maar de grootste ontdekking was dat in die dagregisters ook alle diplomatieke brieven waren opgenomen. De hele correspondentie tussen de VOC en vorstenhuizen, de Indonesische sultans, de koningen van Siam. Dat was een archief, verborgen in een ander archief. Dit zijn de enige kopieën van die brieven die bewaard zijn gebleven. Hier ligt een schat aan verhalen, ook voor Indonesische historici. Dit is hún voorgeslacht. De brieven werpen een heel nieuw licht op de geschiedenis. Ze hebben het altijd over 350 jaar onderdrukking, maar de werkelijkheid was veel genuanceerder.’

Ook Nederland kan er iets van leren. Bijvoorbeeld dat de Nederlandse botheid dateert van halverwege de 18de eeuw: ‘Rond die tijd houden de Nederlanders op de beleefdheidsfrasen in de brieven te gebruiken. Het kan ze kennelijk niet meer schelen hoe zij overkomen bij de koningen en de sultans. Zij schrijven hun brieven zoals zij die aan Nederlanders schrijven.’

Over een jaar loopt het scanproject af. Dat wordt een moment voor Niemeijer om, misschien, na meer dan twintig jaar het archief eens te verlaten. Dat kan ervan komen, denkt hij: ‘Ik denk niet dat ik dit tot mijn pensioen zou willen. Ik geef gastcolleges aan de universiteit van Semarang en heb ontdekt hoe fijn het is de kennis die ik hier heb opgedaan over te dragen aan 19-, 20- en 21-jarige studenten. Maar wat ik ook ga doen: ik zal nooit helemaal weggaan. Ik blijf mijzelf graag beschouwen als een constante factor hier.’

Het is zíjn archief geworden, zijn schatkamer.

x
De gescande pagina’s zijn HIER te bekijken. De brieven zijn HIER apart gezet.

Dit artikel verscheen eerder in De Volkskrant, 16 januari 2016.

x

x
Henk Niemeijer (Onstwedde, 1964) studeerde geschiedenis in Zwolle en aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, 1982-1989. Was assistent van prof. dr. A.Th. van Deursen. Deed onderzoek naar De Republiek der Nederlanden in de Gouden Eeuw. Vertrok in 1991 naar Jakarta voor onderzoek naar het leven in het 17de-eeuwse Batavia.
Coördineerde van 2000 tot 2007 TANAP (Towards A New Age Of Partnership): een Nederlands-Aziatisch project om de VOC-archieven te ontsluiten.
Leidde een project in Jakarta om de documenten over de protestantse kerk van Nederlands-Indië tijdens de Japanse bezetting (1943-1945) te inventariseren.
Sinds 2009 leidt hij een programma om de VOC-archieven in het Nationaal Archief van Indonesië in Jakarta te digitaliseren en online te zetten.
Doceerde aan de Vrije Universiteit Amsterdam, de Theologische Universiteit van Kampen en de Universiteit Leiden.


Gearchiveerd onder:9. Java Post

Viewing all articles
Browse latest Browse all 529