De religieuze verplichting van een hadji leidt tot tientallen doden
De Islam kent vijf religieuze verplichtingen: de geloofsbelijdenis, de rituele gebeden, het vasten tijdens de ramadan, de pelgrimstocht naar Mekka (hadj), en de ‘zakat’. Deze laatste verplichting, het geven van aalmoezen, is gebonden aan vaste regels. Doorgaans wordt jaarlijks 2,5 % van het privé-kapitaal weggeschonken aan liefdadigheidsdoelen.
Dat het bij de zakat (evenals vorig jaar bij de hadj in Mekka – JP) door de drukte wel eens fout kan gaan, toont ons een artikel in de Sumatra Courant van 17 februari 1900. Hier lezen we, onder de titel “Het ongeluk bij de zakat-uitdeling te Kanggraksan (Cheribon)”:
“De zeer gegoede inlander hadji Abdoelgani was gewoon om tegen het einde der vasten een bedeling in geld te houden onder de Mohammedanen, die zich daartoe bij hem kwamen aanmelden. Evenals in vorige jaren kwamen ook deze keer duizenden mensen van de nabij gelegen dessa’s, en enigen zelfs van op 12 en meer palen afstand gelegen plaatsen voor de bedeling, welke in de morgen van de 29e Januari zou worden gehouden. Velen kwamen tegen 12 uur in den nacht aldaar aan om voor het huis te wachten, terwijl verscheidenen er reeds den 28e te voren waren en er bleven overnachten op de pasar. De maatregelen door Abdoelgani en de politie sedert jaren in acht genomen ter voorkoming van ongelukken waren ook thans niet verzuimd. Tegen twee uur in de nacht, toen de mensen zich reeds op straat begonnen te verzamelen voor het huis, vormde de politie aan weerszijden van de op straat uitkomende toegangsdeur, twee rijen met een tussenruimte van plm. 2,5 Meter breed, door welke ruimte de mensen de deur konden bereiken. de bedoeling was hen door die toegangsdeur geleidelijk binnen te laten en hen door een deur op het achtererf zich weder te doen verwijderen na een bedeling te hebben ontvangen. Op die wijze geregeld hadden jaar in en uit ongeveer 5000 mensen een bedeling ontvangen, zonder ooit enig ongeluk. De wedana had evenals in de overige jaren 30 man geconsigneerd om de wacht te houden, van welke vier het achtererf bewaakten. De overige 26 stelden zich in de nacht van de 28e tegen 2 uur op voor de gesloten toegangsdeur en hield de menigte, die een groot deel van de straat gevuld had, in bedwang.
Toen om 5 uur die deur geopend werd, werden de mensen geleidelijk tot de deur toegelaten. Een kwartier daarna, toen ongeveer 200 mensen waren doorgelaten, ontstond door een onbekende oorzaak in het niet afgezette gedeelte van de weg een verwoed gedrang, waardoor een jongen van plm. 14 jaar viel en onder de voet geraakte. Daar de menigte van achter voortdurend bleef dringen, kreeg hij geen gelegenheid om weder op te staan. Door zijn gegil om hulp ontstond een paniek, en drong de menigte nog sterker op.
Hoewel de politie zo spoedig mogelijk toeschoot om de jongen te helpen, kon zij hem slechts voor dood opnemen. Hij werd in de voorgalerij van een Chinees huis, tegenover de woning van Abdoelgani, neergelegd, waarna de politie naar haar post terugkeerde, hetgeen echter bijna niet mogelijk was, daar de menigte, niet precies wetende wat er gebeurd was en niet meer tegengehouden, zich voor de deur verdrongen had. Het gedrang was zó groot, dat verscheidenen over de schouders en hoofden der menigte liepen.
Toen het eindelijk aan enige politiedienaren gelukt was om de deur te bereiken, trachtte een patrouille-oppasser de menigte tot bedaren te brengen, zelf in de deuropening staande. Doch het gedrang was te groot en hij zelf werd daarbij boven het oog gewond. Met veel moeite slaagde hij er gelukkig in om de deur dicht te werpen en te sluiten. Daarna gelukte het de politie op straat om de menigte terug te dringen en de deur en een gedeelte van de straat weer vrij te krijgen. Toen eerst werd bemerkt, dat door het gedrang vóór de deur 24 mensen onder de voet geraakt waren en geheel vertrapt. Slechts vier van hen bleken nog in leven.
De inmiddels gearriveerde assistent-wedana van Kanggraksan waarschuwde de wedana, die om half zes op de plaats van de ramp aankwam. De deuren werden gesloten gehouden en eerst tegen 8 uur werd het de opgesloten mensen vergund om zich te verwijderen. Er bleken ongeveer 500 mensen te zijn binnengekomen.
Het gehele ongeluk heeft dus plaats gevonden in de tijd, dat zich nog eens 300 mensen door de deur naar binnen hadden verdrongen. Slechts een paar minuten. De civiele geneesheer kon de vier personen, die nog tekenen van leven gaven, weder bijbrengen. Bij de twintig overigen, evenals bij de bovengenoemde jongen, kon slechts de dood worden geconstateerd. Er zijn dus in het geheel 21 personen, allen van mannelijk geslacht, gestorven, en vier verwond.”
Het gebeuren werd gezien als een ongeluk. “Wat een vijfhonderd mensen gelukkig had moeten maken, werd door een allernoodlottigst gedrang een hecatombe van twintig volwassenen en een jongen van een jaar of veertien”, schreef het Algemeen Handelsblad een maand later in patria, om daar fijntjes aan toe te voegen: “Dit soort liefdadigheid op grote schaal, aangekondigd à cors et à cris, en op dagen dat het geld zo gemakkelijk door de vingers dier arme luidjes glijdt, is meer bedoeld om indruk te maken, dan dat deze anderen waarlijk helpt.”
x
Gearchiveerd onder:9. Java Post