In een eerder artikel in Java Post werd een schatting gemaakt van het aantal Molukse oorlogsslachtoffers. Hoe moeilijk het is om tot betrouwbare cijfers te komen, blijkt uit de registratie van een massamoord op de Kei-eilanden in 1944.
In de archiefdozen van het NIOD ligt een brief van de Nederlandse inlichtingendienst (Nefis), gericht aan luitenant Jongeneel van de afdeling Oorlogsmisdaden in Batavia. Het schrijven, gedateerd 4 juli 1946, is een bijlage bij een boek met vonnissen van de Japanse krijgsraad van het Vierde Zuidelijke Eskader in Ambon over de jaren 1944 en 1945, en bevat een lijst met de gegevens “voor zover betrekking hebbende op Nederlands-Indische onderdanen.”
Het boek is niet bewaard gebleven, de lijst gelukkig wel. Het is een opsomming van ongeveer 200 personen, hun beroep, landaard, en datum en inhoud van hun vonnis. Opmerkelijk is, dat meer dan de helft van de beklaagden de doodstraf heeft gekregen. Ook al wordt het er niet bij vermeld, duidelijk is dat het merendeel, zo niet alle vonnissen, werd uitgesproken in verband met (vermeende) verzetsactiviteiten.
We kijken hier wat nauwkeuriger naar de vonnissen van 22 april 1944, die betrekking hebben op een anti-Japans complot op de Kei-eilanden. Wat was er precies gebeurd?
Een complot
Nog voor de inval van de Japanners, in mei 1942, kwamen enkele tientallen personen in de Keiese hoofdplaats Toeal bijeen om te beraadslagen over de vraag wat te doen als de Japanners eerder zouden arriveren dan de Geallieerden. Het waren de belangrijkste ambtenaren van het controleurskantoor, politieagenten, postbeambten, dominees, onderwijzers en vrijwel het volledige personeel van het plaatselijke ziekenhuis, kortom: de bestuurlijke en intellectuele elite van deze eilandengroep. Naast christenen namen ook enkele islamieten deel aan de besprekingen.
Er werd besloten een aantal wapens en kisten met handgranaten te verbergen. Bij de verwachte Geallieerde landing zou men dan bij de politiekazerne bijeenkomen, om van daar uit de Japanners in de rug aan te vallen. Als tijdens een mogelijke Japanse bezetting een groepslid zou worden gearresteerd, zou hij geen namen noemen maar zelf de schuld op zich nemen. Aldus werd overeengekomen. De groepsleden werden allen beëdigd door de onderwijzer Julius Talaut.
Een maand later was de Japanse bezetting van de Kei-eilanden een feit, en een Geallieerde landing bleef uit. De groep kwam niet meer bijeen, en was volstrekt inactief. En toch ging het fout.
Verraad
Ergens eind 1943 moet de groep zijn verraden, en werden enkele leden gearresteerd. De eersten waren Johan Julius Pattipeilohy, een klerk van het controleurskantoor, en de arts Raden Goerojo. Het onderzoek, geleid door de Japanner Kataoka Mitsua en gepaard gaande met martelingen, leidde al snel tot meerdere arrestaties.
De vonnissenlijst van de Japanse krijgsraad in Ambon vertelt ons van het gevolg. Op 22 april 1944 werd een vonnis uitgesproken tegen 43 personen, onder wie drie vrouwen. Eenenveertig werden ter dood veroordeeld. Slechts twee personen die mogelijk slechts zijdelings betrokken waren geweest, een koelie en een wasvrouw, ontliepen dit lot. Tegen hen werd 15, respectievelijk 2 jaar gevangenisstraf uitgesproken.
Een maand later, op 24 mei 1944, werd op het onder Toeal gelegen eilandje Kilwik het vonnis voltrokken. De mannen werden onthoofd, en de (twee) vrouwen gefusilleerd. Drie gevangenen die aan dysenterie leden en daarom in het ziekenhuis van Toeal waren achtergebleven, kregen op 10 juni 1944 van een Japanse arts een dodelijke injectie.
Kembang Kuning
Wat weten we van de nasleep van deze gebeurtenis? Helaas weinig. Op Kilwik werden wel meer gevangenen gedood. Waarschijnlijk was het een plaats die de Japanners wel praktisch leek, omdat de gedode lichamen uit het zicht bleven. Misschien werden de lijken door andere gevangenen ter plaatse begraven, misschien werden ze in zee geworpen en er later weer uitgevist door familieleden. Zeker is, dat de lichamen van 11 van de 41 ter dood veroordeelden uiteindelijke terecht zijn gekomen op ereveld Kembang Kuning in Surabaya. We staan hier even bij hen stil:
Raden Goerojo
Nicodemus Notanoeboen
Ohinol
Pieter Hendrik Gerardus Pattiasina
Johan Julius Pattipeiluhu
Nicodemus Renjaan
Willem David Risakotta
Johannes Salampessy
Tahapary
Djoenaid Toekan
Jezekiel Warbal
Waarschijnlijk werden de stoffelijke overblijfselen van deze personen eerst door familieleden begraven op de Kei-eilanden, nadien, na registratie door de Nederlandse autoriteiten, overgebracht naar erebegraafplaats Tantoei op Ambon, en weer later, na sluiting van Tantoei, naar Surabaya. Uiteindelijk vonden zij zo, op een slordige 3000 kilometer van Toeal, hun laatste rustplaats. Enigszins spijtig is het dan wel te constateren dat de betreffende graven op Kembang Kuning niet bij elkaar liggen, maar volledig verspreid zijn.
Buiten erevelden
Een tweede groep van negen personen is wel door de Oorlogsgraven geregistreerd, maar kreeg als aanduiding ‘buiten erevelden’, wat zoveel betekent als begraven ter plaatse, of grafplaats onbekend. Het is niet onmogelijk dat zij wél ooit begraven zijn geweest op Tantoei, maar dat bij de ruiming van deze begraafplaats de familie heeft aangegeven zelf voor de overblijfselen te willen zorgen. Ook bij hen staan we even stil:
Frederikus Alexander Dias
Isaak Frans Parinussa
Aristoteles Salawane
Marcus Singadji
Pieter Hein Kastanja
Michael Josua Maitimu
Frans Dominggoes Pattimukai
David Augustinus Risakotta
Benjamin Tentua
Onbekend
Tenslotte is nog sprake van een derde groep, 21 slachtoffers die bij de Oorlogsgravenstichting onbekend zijn. Omdat zij niet in na-oorlogse tijd door de Nederlandse autoriteiten werden geregistreerd, hebben we zelfs geen duidelijkheid over de exacte namen. Hun namen kennen we slechts van de hierboven genoemde vonnissenlijst, vertaald uit het Japans. We vermelden hier (tussen haakjes) hun meest waarschijnlijke échte naam:
Habiruraru Hariri Arusatto (?)
Habibu Esau Yohanesu (Esau Johannes Habiboe)
Efuru Harudosu Saponuna (Everardus Sopanuna)
Yohanisu Matorin (Johannes Matolin)
Henderikku Tamaheru (Hendrik Tamaela)
Yohan Kasuteian Shimon Saromena (Johan Bastiaan Simon Salomena)
Adan Uijiya Sasumita (Adam Sasmita)
Arekisandoru Sonyanan (Alexander Sonjanan)
Ihesukeru Taranten (Jezekiel Tarantang)
Yurifusu Taratto (Julius Talaut)
Esutepanusu Tarau (Stefanus Talau)
Hendorikku Yuriyusumairowa Metekohe (Hendrik Julius Metekohy)
Yantei Yokohai (Jantje Jokohai)
Sarankappu Maruapei (?)
Soreiman Sonyanan (Suleiman ?)
Yunusu Korian (Junus Korian)
Benjiyamin Damaruyanan (Benjamin Damarjanan)
Serufuanusu Matoran (Serfanus Matolan)
Esutofuanusu Naruwadaniyanashi (Stefanus ?)
Deina Bateanan (Dina Beatanan)
Doruchi (Doortje?)
En natuurlijk staan we ook bij hen even stil.
Wat opvalt, is dat slechts de helft van de namen van de groep die op 22 april 1944 terechtstond in het register van de Oorlogsgravenstichting terecht is gekomen. Natuurlijk speelt mee dat de gebeurtenissen op de Kei-eilanden wel érg ver buiten het zichtveld van de Nederlandse autoriteiten hebben gelegen. We kunnen onze bevindingen met betrekking tot deze groep dan ook niet extrapoleren. Wat wél duidelijk is, is dat het aantal werkelijke slachtoffers altijd hoger ligt dan tot waar onze studies reiken. En dat we, als we even stil zijn bij herdenkingen, de onbekenden niet moeten vergeten.
x
Bronnen:
Brief met bijlagen, van G.J. Dissevelt (Nefis), gericht aan lt. Jongeneel, Afd. II, Warcrimes, 4 juli 1946. NIOD, IC-12124.
Meertens, Tom, ‘De Kei-eilanden, van God verlaten´, in: B.R. Immerzeel en F. van Esch, Verzet in Nederlands-Indië tegen de Japanse bezetting 1942-1945. Sdu, Den Haag, 1993.
Gearchiveerd onder:9. Java Post