Quantcast
Channel: Java Post
Viewing all articles
Browse latest Browse all 529

“Waarheen, Toean?”

$
0
0

Hollandse straatnamen in Indië

De Indische Courant, 1 juli 1925:

Door enige Sumatranen werd de gemeenteraad van Meester Cornelis verzocht om de nieuw aangelegde weg langs het gemeenteterrein Rawah Bangké de naam Pertjastraat te geven. Zij ontlenen deze naam aan de Maleise benaming van het eiland Sumatra, namelijk Poeloe Pertja. Het verzoek werd afgewezen omdat die weg vroeger een andere naam in de volksmond had, namelijk Djalan Djembatan satoe doe wit. Vroeger jaren liep een karreweg van Batavia, langs Struiswijk in de richting van een brug die van oudsher de naam `Djembatan satoe doewit´draagt, dit omdat hier destijds een tolgeld van één duit werd geheven. Om deze geschiedkundige herinnering werd door de gemeenteraad van Meester Cornelis besloten deze weg Tolbrugweg te noemen, of in het Maleis Djalan Djembatan satoe doewit. ‘t Is natuurlijk zeer prijzenswaardig aan de weg ook een Hollandse naam te geven, maar praktisch is het niet. Integendeel, voor de nieuwkomer zijn de Hollandse straatnamen in Indië een bron van moeilijkheden.

“Waarheen, Toean?”

Degene die een koetsier dan wel een taxi-chauffeur op diens: “Mana toewan?” antwoordt: “Tolbrugweg”, kan daar plezier van hebben en zal wis en zeker eerst na lang omzwerven en herhaaldelijk navragen eindelijk op de plaats van bestemming aankomen. Natuurlijk ligt de schuld volgens het „vrachie” bij die stomme koetsier of chauffeur, maar de ware schuldigen zijn de kennissen die hij moest gaan opzoeken. Zij hadden namelijk verzuimd de vreemdeling in Jeruzalem de onder de bevolking gangbare naam van de weg op te geven. 

Koningsplein

Beklagenswaardig is de pas-aangekomene die iets te zoeken heeft op het Koningsplein, want niet licht zal het bij hem opkomen, dat deze vlakte naar aanleiding van in het verleden daarop voorkomende gambirtuinen in de volksmond kortweg Gambir heet. Maar al weet hij dat hij Gambir moet zeggen om hier te komen, dan nóg is hij niet gelukkig, want de één kilometer in vierkant uitgestrekte grasvlakte heeft vier zijden: Noord, Oost, Zuid en West, De kennis der namen van de vier windstreken in het Maleis zal hem weinig baten. Om zich een eindeloos gezeul rond het plein te besparen moet hij de truc kennen, die hierin bestaat, dat hij de kant, waar hij moet zijn, aanduidt middels het daar voorkomende meest bekende gebouw. Moet hij op Noord zijn dan zegt hij: “sebelah toewan besar” (waar het paleis van de G. G. staat), op Oost “sebelah kereta api” (waar het station staat), op Zuid “sebelah toewan residen” (waar de resident woont) en op West “sebelah roemah gadjah” (aan de kant van het Museum). Het Waterlooplein zal hij bereiken door eenvoudig te zeggen: “tanah lapang” (plein), wil hij erg duidelijk zijn dan voegt hij er aan toe “singa” (leeuw), omdat boven op de zuil, welke werd opgericht ter herdenking van de slag bij Waterloo, een leeuw staat.

Moeilijk is het ook om de verschillende op Tanah Abang te Weltevreden uitlopende wegen te bereiken. Zo heet Laan Trivelli, gang Terpilie, Laan de Riemer, gang Klemmer, Laan de Bruin Kops, gang Brengkok, de Museumlaan, gang Sapi-i, naar de eigenaar van de daar gebouwde huizen, de ooit zo beroemde Bataviasche schoenmaker, die naar men zegt met de Noorderzon naar Singapore verdwenen is. Rijswijkstraat (of Franse buurt) klinkt de Inlandse wagenbestuurder als abracadabra in de oren, Djaga Monjet, zo genoemd naar een wachthuisje, is hem eveneens bekend; Gang Bellem in plaats van Willemslaan en nog tal van andere vermaleiste, soms meer tot de volksverbeelding sprekende namen.

Ook hinder voor de oud-gast

Een aardig voorbeeld van naamsverandering is wel de volgende. De Boulevard Gondangdia wordt door de Inlander Kotta Paris genoemd, zeker afkomstig van een of andere Europese grapjas dan wel een djongos of baboe die met de familie enige dagen in Frankrijk’s hoofdstad doorbracht. Doch niet alleen voor de nieuwkomer leveren de Hollandse straatnamen tal van moeilijkheden op, ook hij, die zich oud-gast noemt ondervindt er dikwijls last van. Zo zal bijvoorbeeld een Bataviaan die naar Soerabaja reist, moeten weten dat het Kroesenpark Djogodolog wordt genoemd, naar een Javaans heilig beeld dat in de nabijheid staat. Verbaasd zal hij vernemen dat die deftige rustige Palmenlaan Kebon Matjan (Tijgertuin) heet, terwijl hij, als hij niet weet, dat het Bülzenlöwenplein Aloon Aloon Tjontong wordt genoemd, beter doet maar thuis te blijven. Daartegenover staat, dat men te Soerabaja destijds zo verstandig is geweest om de verschillende in de Palmenlaan uitlopende straten te noemen naar Indische bomen, zodat het bereiken van Embong Trenggoeli, Embong Woengoe enz. voor de vreemdeling geen last opleveren.

Prachtig gevonden is de Nederlandse naam voor het eertijds zo beruchte Tjantian, waar zogenaamde Japanse theehuizen met hun gammel stelletje overjarige geisha’s welig tierden: onder het inheemse Tjantian staat glorieus Venus-straat vermeld,

Het is natuurlijk zeer te loven en er is in verband met het steeds meer doordringen van het Nederlands in alle volkslagen alles voor te zeggen om ook de namen der straten en wegen in het Nederlands te vermelden, maar er zal nog heel wat water door de Kali Besar en de Kali Mas moeten stromen, voordat de vreemdeling op zijn bevel „Koningsplein Noord” of „Palmenlaan” linea recta naar die fraaie woonbuurten wordt gereden.

x


Gearchiveerd onder:9. Java Post

Viewing all articles
Browse latest Browse all 529