Onze bevrijding uit Lampersari-Sompok, Semarang, 1945
Door Renee van Alphen
De precieze datum weet ik niet meer, ik was toen 14 jaar. In ieder geval was het in augustus 1945. We zaten al 2 jaar in dit kamp. En daarvóór nog een jaar in een ander kamp. Over de toestanden daar hoef ik niet te vertellen, dat weten alle Oud-Indischgasten wel. Nee, het gaat hier om de bevrijding.
Ik had net mijn taak van die dag verricht: het leegscheppen van de open riolen, zonder enige bescherming. Met blote voeten, benen vol tropenzweren, en blote handen, schepten we de vuiligheid uit de riolen. Na afloop slenterde ik wat door het kamp, lusteloos, moe, en hongerig.
Opeens hoorde ik vliegtuiggeronk boven me. Geen Japanse vliegtuigen, dat geluid kenden we, die noemden we de koffiemolens. Nee, dit was een nieuw geluid. Verbaasd keek ik naar boven, en zag een vliegtuig, dat langzaam boven ons kamp cirkelde. De andere kampgenoten hadden het ook in de gaten, en met z’n allen keken we verbijsterd toe. Want op de romp van dat vliegtuig was niet de Japanse rode bol, maar de Nederlandse driekleur geschilderd. Toen opeens gaf dat vliegtuig ons een groet, het zwaaide heen en weer met zijn vleugels. Daarna verdween het.
Nu ik dit tik, krijg ik er nog kippenvel van.
Iedereen die nog kon lopen, begon te juichen en te springen, maar toch nog beducht voor de Jappen die best wel eens met de ketting in de handen naar ons toe zouden kunnen rennen en gaan slaan. Maar dat gebeurde gelukkig niet. We moesten wel bij elkaar komen en de Japanse kampcommandant hield een speech dat de oorlog voorbij was en dat de geallieerde troepen zouden komen om ons te bevrijden.
Meer ruimte
Na deze gebeurtenis veranderde er van alles in het kamp. Er kwam – het belangrijkste van alles – meer eten binnen. Ik weet nog dat mijn moeder ons kinderen waarschuwde, dat we niet teveel tegelijk naar binnen mochten schrokken, want dan zouden we ziek worden. Iedere keer een paar hapjes, als we langs de bak met rijst liepen. En dat was een goede regeling, want er zijn nog mensen gestorven die te gauw en te veel aten. De vaders en zonen die in mannenkampen hadden gezeten, keerden terug. Dat wil zeggen, degenen die nog leefden, natuurlijk. Na korte tijd werden we door de Engelse troepen verhuisd naar een andere wijk, omdat de Javaanse opstandelingen, de ‘peloppors’ zoals ze genoemd werden, ons naar het leven stonden. Maar we vonden het prachtig in die nieuwe wijk, want we hadden meer bewegingsvrijheid en kregen voldoende te eten. Onze ruimte was tegelijkertijd ook beperkt, want de opstandelingen slopen vlak bij ons door het ravijn. In deze tijd werden meerderen van ons nog gevangen genomen, gemarteld en gedood.
Voor de kinderen werd een school opgericht. Gedurende de kampjaren was er helemaal geen onderwijs geweest. Het moeilijkste vond ik niet de school, maar het feit dat we schoenen moesten dragen. Dat was lastig! Jarenlang hadden we op blote voeten gelopen, en nu schoenen! Het eerste wat we dan ook deden na schooltijd, was die schoenen uitschoppen.
Naar Nederland
Vanaf 1946 kwamen de transporten naar Nederland op gang. Ikzelf vond het vreselijk dat ik weg moest. Op de laatste ochtend vóór de vrachtwagens ons kwamen ophalen, schreef ik nog op de muur: “Lief Indië, ik kom terug.”
Daar is nooit iets van terecht gekomen, maar dat kon ik toen nog niet weten.
Tot slot: jaren later was er aan het Scheveningse strand een vliegtuigshow. Via een luidspreker gaf een stem inlichtingen over de toestellen die langs kwamen vliegen. Op een gegeven ogenblik zei die stem, dat we nu vliegtuigen zouden gaan zien die kort na de oorlog hadden gevlogen. Tot dit ogenblik had ik me kostelijk geamuseerd met het kijken naar al die verschillende overkomende toestellen. Maar toen naderden daar een paar van die oudere vliegtuigen, waaronder een Skymaster. Ik herkende het vliegtuig meteen.
En opeens stond ik daar weer, in dat kamp van jaren geleden, en keek naar het zelfde vliegtuig, dat bij wijze van groet met zijn vleugels naar ons skeletmagere mensen zwaaide.
Ter plekke, ingeklemd in een zee van toeschouwers, ben ik in tranen uitgebarsten en kon een tijd lang niet meer ophouden met huilen, dikke tranen, ondanks mijn schaamte voor de omstanders.
Afscheid van Indië.
x
Dit artikel verscheen eerder in De Oud Hagenaar, 16 september 2014.
Gearchiveerd onder:2. Japanse Bezetting, 1942-1945 Tagged: bevrijding, Douglas C-54, Lampersari, Semarang, Skymaster