Recent hoorden wij van het overlijden van Ron (‘Ronny’) Geenen (1936), een medelezer van de Java Post van het eerste uur. Ronny was zeer geïnteresseerd in de geschiedenis van Nederlands-Indië, en hield vanuit zijn woonplaats Burbank (California, USA) een eigen weblog (www.myindoworld.com) bij over Indië en de Indo´s. Voor de gelegenheid zijn wij zo vrij van deze website een door Ronny bij zijn jongere zuster Peggy Geenen afgenomen interview te kopiëren. In dit interview vertelt zij van een reis in 1996 aan het graf van hun beider vader, Eddie Geenen.
Door Ronny Geenen
‘Mijn naam is Peggy Geenen, geboren op Sumatra tijdens de Tweede Wereldoorlog in het Japanse concentratiekamp te Padang. In het Fraterhuis op 8 oktober 1943 zag ik het levenslicht als één van de laatst geboren baby`s die in leven zijn gebleven. Ik was nog geen drie pond zwaar en werd in leven gehouden door de borstvoeding van een uitgemergelde moeder, een beetje gestolen rijstwater uit de keuken en wat gesmokkelde thee, die mij gevoerd werd met een theelepeltje door Moesje, mijn oma.
In 1996 besloten mijn vriend Jacob van der Weide, ik en nog zes andere personen een reis van twee maanden naar Indonesië te maken om onze roots terug te vinden. De vruchtentijd oktober-november werd gekozen voor onze reis. Van mijn toen nog in leven zijnde moeder Claire Elisabeth Chevalier, kreeg ik de opdracht bepaalde plekken te fotograferen, o.a. ook het eerste huisje op palen in Sawahlunto op West-Sumatra wat ze van opa en oma Geenen gekregen hebben en natuurlijk ook het graf, in Jakarta, van mijn vader Eddie Geenen.
In Medan begon onze reis naar Padang met twee busjes. Het huisje op palen in Sawahlunto heb ik na een lange zoek periode, uiteindelijk, gevonden.
Na de rondreis Medan-Padang-Medan en drie dagen Bali, kwamen we aan op Oost-Java. In Malang bleven we een week, waarna wij met een busje van oost naar west via Jogjakarta, Bandung, Buitenzorg naar Jakarta trokken. Een onvergetelijke tijd langs vele steden, dorpen, en prachtige sawa’s. De laatste week in Jakarta brak aan.
Jakarta
Mijn moeder, vader en haar vier kinderen werden direct na de oorlog naar het toenmalige Batavia per boot vervoerd. Onze vader Eddie Geenen, die vele martelingen had ondergaan, had namelijk heel urgent medische behandelingen nodig. En dat kon alleen het beste in het CBZ ziekenhuis te Batavia gegeven worden. Wij kregen toen een woning aan de Tjilamajaweg nr.13 in Tjideng. Natuurlijk heb ik deze meteen opgezocht. Helaas, ik was te laat! De woning was gesloopt en alleen wat puin en fundamenten waren er nog van over.
Ons restte nu nog het graf of de tegel van mijn overleden vader te vinden. Diverse kerkhoven hebben we bezocht en uiteindelijk vonden wij een klein ommuurd Nederlandse kerkhof.
Er was een vriendelijke bewaker, die meteen naar ons toekwam. Ik vertelde hem dat ik de tegel of de begraafplaats van mijn vader Eddie Geenen zocht, die hier waarschijnlijk in 1948 is begraven. Hij liep meteen naar de langste muur en wij volgenden en bekeken alle tegels die daar ingemetseld waren. De bewaker was reeds verdwenen en aangezien het al één uur in de middag was, brandde de zon op onze hoofden. Jaap was alleen vooruit gelopen en sneller langs de tegels gegaan. Plotseling draaide hij zich naar mij toe, greep mij bij mijn schouders en zei: “Hier is de tegel van je vader.” Een onbeschrijfelijke ontroering overviel mij, want na lang zoeken hadden wij het toch gevonden!
Jaap en Olga lieten mij even met mijn vader alleen, op zoek naar enkele witte bloemen van de Cambodjaboom om deze boven mijn vaders tegel op het muurtje te leggen.
Na een poosje moesten wij voorlopig afscheid nemen en teruggaan naar het hotel. Wij liepen naar de poort, maar tot onze verbazing was die op slot. De bewaker was in geen velden of wegen te zien. Onze chauffeur van het busje konden wij ook niet bereiken. Olga en ik besloten uiteindelijk op twee smeedijzeren bankjes tegenover elkaar te zitten om wat te praten, Jaap ging op zoek naar een opening.
Plotseling zei Olga tegen mij: “Kijk Peg, een hert.” Ik keek in de richting van haar wijzende vinger en zag tot mijn stomme verbazing een hertje over het pad lopen. Van af het eind van het grasveld begon ik foto’s te maken van het dier. Jaap, die inmiddels achter mij stond, hielp mij over de puinhoop heen. Samen liepen wij voorzichtig verder in de richting van het hertje. Ze was op een kapotte zerk gaan staan waar wat gras groeide. Het diertje liet ons rustig naderen. Ik gaf mijn fototoestel aan Jaap en vroeg hem foto’s te blijven maken. Zelf knielde ik bij het hertje neer en begon haar over haar flank te strelen voordat ik haar kopje begon te aaien. Ze liet het me allemaal rustig toe, keek mij strak en liefdevol bijna menselijk aan, met haar mooie warme ogen. Op een gegeven moment keek ik naar links en tot mijn verbazing stonden wij precies in het verlengde van mijn vaders tegel. Ik keek het hertje weer aan en vroeg: “Zit papa Ed misschien in jou? Papa Ed, geef mij een teken dat jij in dit hertje zit.” Tot mijn verbazing verscheen er in beide ogen een geel lichtje alsof er een lampje aangestoken was.
Mijn gevoelens zijn met geen pen te beschrijven. Ik bleef haar kop strelen, tot ik dacht dat zij er genoeg van had. Maar nee, want ze legde zelfs haar kopje in mijn schoot. Onbeschrijfelijk!
Toen was het moment aangebroken om afscheid te nemen. We liepen naar de poort die inmiddels weer open was. Het hertje liep met mij mee. Ik nam met een omhelzing afscheid van het hertje. Tot mijn verbazing bleef het beestje binnen de poort en keek ons na.
Terug in het hotel bleef ik echter nadenken over de bijna onleesbare tekst op de grafsteen van mijn vader. `s Avonds sprak ik er over met Olga. Ik wilde nog een keer terug naar die grafsteen. Ik wilde de woorden op de steen duidelijker maken, tenslotte kon ik schilderen. Een fijn kwastje en wat inkt of verf was genoeg.
Een tweede bezoek
Drie dagen later was het zover. Jaap zei meteen, dat hij naar het hertje ging zoeken en wilde weten of het hertje echt naar een dier rook. Aangekomen ging ik meteen naar de grafsteen en Jaap naar het hertje dat in de schaduw lag te herkauwen. Hij vroeg aan het hertje of hij even aan haar mocht snuffelen. Ze liet het hem rustig toe. Ze rook totaal niet naar een dier. Jaap zei tegen het diertje: “Ga je mee, Peggy is ook hier.” Het hertje stond meteen op en volgde hem naar mij, waar ik al druk bezig was de letters van papa Ed´s naam duidelijker te maken. Waarom ik juist met zijn naam begonnen was, wist ik op dat moment nog niet. Dat werd pas duidelijk toen ik halverwege de achternaam Geenen was. Toen kwam Olga naar mij toe (ze stond met de oppasser te praten), ik moest ophouden. Ze deden het liever zelf, want dit kerkhof was van monumentenzorg. Ik vroeg wel of ik de naam van mijn vader mocht afschilderen. En dat mocht. Jaap gaf de oppasser later wat roepia’s om er zeker van te zijn dat het goed kwam en ik deed er nog een schepje boven op, om hem de omstandigheden van mijn vader, de oorlog, mijn moeder en ons leven in Holland te vertellen. Olga hielp mij met het vertalen in het Indonesisch.
Toen ik klaar was met de naam Geenen kwam Jaap er aan met het hertje naast zich. Ik zag dat het dier over de puinhopen naar mij toe wilde komen. “Nee”, zei ik “ik kom wel naar jou toe, want anders breek je straks nog je pootjes.” Tot mijn stomme verbazing trok het hertje zijn pootjes van de losse puinstukken weg en wachtte geduldig op mij. Vervolgens stond ze me weer toe om haar te aaien en te knuffelen. Ze liep weer mee naar de poort en daar nam ik weer voor de tweede keer afscheid van het hertje en tevens van mijn vader.
Natuurlijk werd, bij aankomst thuis, alles in geuren en kleuren en met foto’s aan de familie verteld. Ook schreef ik Olga een brief met een verzoek om een foto te maken van de opgeknapte graftegel. De man had het inderdaad weer duidelijk gemaakt.
Veertien dagen later reed ik met mijn jongste dochter, haar man en hun baby ´s avonds door een bos in Zuid-Limburg. Al stoeiend met mijn kleindochter keek ik op en zag tot mijn verbazing in de voorruit van de auto het lachende gezicht van mijn vader, papa Ed, verschijnen als of hij iets wilde zeggen: “Twijfel niet… ik was het hertje.”
Dit is het waar gebeurde verhaal van het hertje en mijn vader Eddie Geenen.’
Naschrift Java Post
Wetende dat Eddie Geenen zich zelfs manifesteerde in Nederland, is het misschien niet vreemd te denken dat zijn zoon, Ronny, ons ook nog kan bezoeken.
Ronny, waar je ook bent, kom nog een keer langs bij de Java Post. Dank voor je vele commentaren op dit weblog en je bijdragen aan de geschiedschrijving van Nederlands-Indië. Rust in vrede.