De Nederlandse regering is gevallen. Officieel heet het vanwege de gevolgen van de kindertoeslagaffaire, in de media is echter sprake van ‘gebrek aan menselijke maat’.
Door Bert Immerzeel
Het ís wat met die menselijke maat. Ook in Indische kring wordt daarover al decennia lang geklaagd. Dat het echter iedereen kan treffen bewijst het volgende.
De oorlogsgeschiedenis van de Duitsers in Nederlands-Indië is wel zo´n beetje bekend, dat wil zeggen dat de meesten van u wel weten dat de Duitsers, en iedereen die daarvoor door zou kunnen gaan, in mei 1940 door het gouvernement werd geïnterneerd. En ook dat de selectie van de personen die voor internering in aanmerking kwamen niet zo nauwkeurig was. En waarschijnlijk weet u ook dat honderden van die ‘vijandelijke onderdanen’ omkwamen aan boord van de Van Imhoff, toen dit schip als laatste van drie in januari 1942 op weg naar Brits Indië door de Japanners werd gebombardeerd.
Fritz Schild
Eén van deze ‘vijandelijke onderdanen’ was de 20-jarige Fritz Schild. Zijn vader, chefkok van de Witte Sociëteit in Medan, was in 1913 uit Duitsland in Indië terechtgekomen en had zich daar zó senang gevoeld dat hij er voor altijd zou blijven. Hij huwde er een Indisch meisje en kreeg samen met haar vijf kinderen. Fritz, de oudste, had ook interesse in het vak van zijn vader, en hielp hem in de keuken.
Na de Duitse inval in Nederland was de idylle echter voorbij. De naam van de familie Schild werd nu opeens op zijn Duits uitgesproken, als Sjield. Schild senior en zijn zoon Fritz werden door het Nederlandse gezag geïnterneerd, niet omdat zij zich pro-Duits hadden gedragen, niet omdat zij lid waren geweest van de NSB. Nee, slechts omdat zij een Duitse nationaliteit hadden.
Na een internering op Sumatra werden beiden naar Brits-Indië verscheept. Fritz had het geluk dat hij op één van de eersten transporten zat, zijn vader verdronk echter door het bombardement op de Van Imhoff.
Voor Fritz volgden nu nog vijf jaar internering in Brits-Indië. Vijf jaar, zult u zeggen? Ja, vijf jaar, want toen de oorlog voorbij was werd ook in Brits-Indië een onafhankelijkheidsstrijd gestreden en al die tijd werd géén transport geregeld voor de geïnterneerde vijandelijke onderdanen. En dus bleven zij geïnterneerd.
In het najaar van 1946 werd Fritz en zijn medegevangenen de vraag gesteld of hij terug wilde gaan naar Nederlands-Indië, of ‘terug wilde keren’ naar ‘die Heimat’. De meesten kozen voor Duitsland, níet omdat zij dat een aanlokkelijke optie vonden (het land lag immers in puin), maar omdat zij hun buik vol hadden van het Nederlandse gezag. Fritz koos voor zijn eigen vaderland, Nederlands-Indië. Zeven jaar ná zijn internering zette hij als vrij man voet aan wal in Batavia. Van een jongere broer hoorde hij dat zijn moeder en jongste zusje in de bersiap-periode waren vermoord. Een ander zusje, die óók door de republikeinen was ontvoerd, had het er gelukkig levend van afgebracht. Fritz hervatte nu zijn oude métier, en werkte zich op tot kok aan het hof van Soekarno. Vijftien jaar later bleek het politieke klimaat hem opnieuw slecht gezind, en verhuisde hij naar de USA.
Een aanvraag
Deze geschiedenis had nog een staartje. Toen Fritz Schild in de jaren ´90 een beroep deed op de Nederlandse oorlogswetgeving, werd zijn aanvraag afgewezen. Hij was immers geen slachtoffer van ‘handelingen of maatregelen van de bezetter’ (de Japanners), maar van het Nederlandse gezag. Toch gingen er bij de Pensioen- en Uitkeringsraad enkele bellen rinkelen. Was hier wel met de menselijke maat gemeten? Besloten werd een brief te sturen aan de Minister van VWS met de vraag of in dit uitzonderlijke geval toepassing van de wet toch geoorloofd was.
Het antwoord was even negatief als onthutsend: ‘schoenmaker blijf bij je leest’, schreef de Minister, en daar bleef het dan ook bij. De deur werd niet dichtgegooid, nee, gesmeten. Toepassing van de wet kende slechts twee uitkomsten: wél voldoen aan de voorwaarden en dus toekennen, of niet voldoen, en dus afwijzen. Overigens wél bijzonder wrang dat diezelfde minister vijftien jaar later de deur zou openen voor iemand die later haar moordenaar bleek te zijn, maar dat terzijde.
‘De menselijke maat’ is belangrijk, erg belangrijk. Echter zonder te willen oordelen over de kindertoeslagaffaire moeten we wél bedenken dat wetgeving die slechts twee uitkomsten kent, wél of niet voldoen aan de voorwaarden, ook zo zijn voordelen heeft. Ruimte voor ‘tussenoplossingen’ leidt al snel tot cliëntelisme: vóór wat, hoort wat-praktijken. En dát past écht minder goed bij onze poldergeest.