Quantcast
Channel: Java Post
Viewing all articles
Browse latest Browse all 529

Roofkunst terug? Graag, maar niet naar Jakarta, zegt de koning van Klungkung op Bali

$
0
0

De Balinese vorst ziet er weinig in als Nederland de rituele voorwerpen van zijn voorouders aan de Indonesische staat overdraagt. „We willen ze híer gebruiken.”

Een beschilderd doek uit Klungkung van rond de vorige eeuwwisseling vertelt het verhaal van de Balinese held Bima Swarga, die zijn ouders bevrijdt uit de hel.
[Foto Collectie Wereldculturen]

Door Annemarie Kas

De koning van Klungkung weet niet helemaal precies wat er allemaal in Nederland ligt dat eigenlijk hier thuishoort. Hij weet wel dat het een lange lijst is. „Wij zouden die voorwerpen heel graag hier krijgen en ze gebruiken in onze ceremonies. Die zullen er rijker van worden, heiliger.”

In het depot van het Nationaal Museum van Wereldculturen liggen honderden voorwerpen uit Klungkung opgeslagen, een regentschap op het Indonesische eiland Bali en, nog steeds, een vorstendom. Je kunt online in de collectie grasduinen. Het zijn tientallen ringen, goud met paarse of rode edelstenen. Zo’n vijftien gouden offerschalen. Een paar wijwatervaten in zilver en goud. Tabaksdozen, krissen in allerlei soorten en maten. Manuscripten in Sanskriet, houten beelden, schilderijen en doeken met mythologische figuren erop.

Koning Ida Dalem Semaraputra van Klungkung
[Foto Annemarie Kas]

De vorst van Klungkung Ida Dalem Semaraputra ontvangt in zijn paleis. Hij verontschuldigt zich voor zijn eenvoudige outfit met omslagdoek en T-shirt. Wij zitten op de grond, de koning op een kussentje. De muren zijn van kenmerkend Bali-oranje baksteen en de poorten hebben sierlijke grijze ornamenten. In de tuin hangt een mangoboom vol dikke vruchten, in een kooi loopt een haan zijn rondjes.

Gruwelijke gebeurtenis

Ida Dalem Semaraputra heeft over het rapport van de Raad voor Cultuur gehoord, waarin de Nederlandse overheid het advies krijgt om koloniale ‘roofkunst’ onvoorwaardelijk terug te geven aan het land van herkomst. En zijn verhaal laat zien dat het een complexe kwestie is om zulk teruggeven naar tevredenheid te laten verlopen.

Eerst wat geschiedenis, zegt de koning. De objecten uit Klungkung kwamen in Nederland terecht na een gruwelijke gebeurtenis. Op 28 april 1908 vallen Nederlandse troepen Klungkung aan, aanleiding is een conflict over opiumhandel. Klungkung is dan nog het laatste koninkrijk op Bali dat zich staande had weten te houden tegen de Nederlandse overheersing. Bij de aanval plegen de toenmalige koning en veel van zijn volgelingen collectief zelfmoord: puputan, een ‘strijd tot het einde’. Het is een hindoeïstische rituele suïcide waar eerder ook inwoners van enkele andere vorstendommen op Bali al toe waren overgegaan. Op de enkele foto uit die tijd liggen overleden Balinezen in traditionele witte kleding op en over elkaar, de lege troon van de koning op de voorgrond.

De Nederlanders verwoesten en plunderen het paleis van Klungkung. Ze verschepen de oorlogsbuit, naar Batavia, nu Jakarta, en vanuit daar gaat een kleinere vracht door naar Nederland. Daar oordeelt Ida Dalem opvallend mild over. „Ze namen die voorwerpen in bewaring”, zo noemt hij het. Kom, dit is toch gewoon stelen? Hij glimlacht. „Zeker, een deel is natuurlijk verkocht en verdwenen. Maar veel dus ook niet. Die voorwerpen liggen toch niet voor niets nu in Nederland opgeslagen? Anders was alles wel uit het zicht geraakt.”

Een paar familieleden van de koning blijven in leven, zij gaan in ballingschap op buureiland Lombok. Pas twee decennia later keren ze terug en wordt het vorstendom Klungkung hersteld. Van het oude paleis staat alleen de toegangspoort nog overeind, op een paar minuten lopen van het huidige onderkomen van Ida Dalem. Het vorstendom heeft geen officiële macht meer, maar geniet nog wel veel gezag onder de inwoners en het speelt een belangrijke ceremoniële rol.

Een negentiende-eeuwse staatsiepet, die bij officiële gelegenheden werd gedragen aan het hof van Klungkun, bij de ‘puputan’ buitgemaakt door de Nederlanders..
[Foto Collectie Wereldculturen]

Ceremonies

Volgens de Raad voor Cultuur zou het retourneren van kunst van staat tot staat moeten gebeuren, dus op nationaal niveau en in overleg tussen regeringen. Het betekent dat Indonesische kunst waarschijnlijk in het nationale museum van hoofdstad Jakarta terecht zal komen. Dáár ziet de koning van Klungkung weinig in. „Jakarta of Nederland, dat komt voor mij op hetzelfde neer. In beide gevallen kunnen we er hier niets mee. Voor ons zijn die voorwerpen cultureel erfgoed dat we nog steeds in onze ceremonies en rituelen kunnen gebruiken.”

In hoofdstad Jakarta zien ze dat toch net anders. Over het eigenaarschap van de kunst kan geen discussie bestaan, zegt historicus en directeur-generaal van het Indonesische ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Hilmar Farid. De voorwerpen die terugkomen, komen hoe dan ook in bezit van de landelijke regering, zegt hij: „Als private partijen voorwerpen gaan claimen, wordt het totale chaos, daar kunnen we niet aan beginnen.”

Bij het ministerie zijn ze zeker niet bedolven onder de verzoeken voor terugkeer van specifieke objecten, zegt Hilmar Farid ook. „Een paar belanghebbenden hebben contact met ons gezocht. In Atjeh bijvoorbeeld zouden ze graag enkele manuscripten terug willen. We hebben hen uitgelegd dat het proces via de regering moet lopen en dat begrepen ze wel.”

Natuurlijk kent Farid de verhalen over Indonesiërs die hun kans schoon zien om nu waardevolle spullen hun kant op te krijgen, waarschijnlijk eerder uit commerciële inhaligheid dan vanwege de bijzondere betekenis van de voorwerpen. De diamant van Banjarmasin is een berucht voorbeeld, de grote 36-karaats diamant die Nederlanders buit maakten tijdens een opstand in Banjarmasin, Kalimantan, 1859. Die diamant hangt nu in het Rijksmuseum, maar nazaten van het sultanaat uit Kalimantan claimen het eigenaarschap – al hebben ze niet eens een paleis of museum om de diamant in tentoon te stellen.

Vanwege dit soort mogelijke profiteurs heeft Hilmar Farid in zijn gesprek met de Raad voor Cultuur aangeraden om geen uitzonderingen te maken en alles ‘van staat tot staat’ te laten lopen. Dat advies heeft de Raad overgenomen – al benoemen zij wel dat als de gemeenschap waar de kunst vandaan komt er geen toegang toe krijgt, dat dan het „beoogde herstel van onrecht niet of niet volledig plaatsvindt”. Hilmar Farid zegt dat over zulke toegang natuurlijk te praten valt: „We zouden het alleen maar mooi vinden om de kunst uit te lenen binnen Indonesië. Ook voor een langere termijn.”

Stukken

Voor hem en het ministerie is een veel belangrijker punt dat Indonesië nauw betrokken wordt bij het inventariseren van de kunst in Nederland. Nu is volgens hem nog maar van zo’n 10 procent van de stukken helder waar die ooit vandaan zijn gekomen: „We moeten eerst overzicht krijgen van wat er allemaal is, vóór we kunnen bepalen wat we terug willen. En daar willen we zelf bij meekijken. Het moet niet zo zijn dat we straks een lijst uit Nederland krijgen: zo, dit is het en hier kun je uit kiezen.”

De Indonesische betrokkenheid was lang vrij minimaal, zegt Hilmar Farid. Hij hoorde pas over het onderzoek naar teruggeven van kunst toen dit voorjaar koning Willem-Alexander naar Indonesië kwam. „Ik las erover, maar wij waren geen gesprekspartner.” Later verbeterde dat, zegt hij, de Raad voor Cultuur was „geïnteresseerd en open”. Binnenkort verwacht Farid bekend te maken wie er in een landelijke commissie zit die overzicht krijgt over het herkomstonderzoek in Nederland.

Hij weet ook een voorbeeld van hoe het wat hem betreft niet moet: de terugkeer van 1.500 objecten uit het museum Nusantara in Delft, dat in 2013 dicht ging vanwege financiële problemen. „Willekeurige voorwerpen, daar hebben we niets aan. Ik ben niet geïnteresseerd in het technisch terugkrijgen wat ons ooit is afgenomen. Ik wil weten: waar komt iets precies vandaan en wat betekent het voor onze geschiedenis?” Dan kan de terugkeer van specifieke objecten de geschiedenis volgens hem extra kleur en betekenis geven. „Liefst betrekken we daar jonge onderzoekers en studenten bij. Zodat de komende generaties kennis opdoen en die weer kunnen overdragen.”

Een offerschaal uit Klungkung uit de tweede helft van de negentiende eeuw [Foto Collectie Wereldculturen]

 

Krissen

Precies dat doel heeft ook koning Ida Dalem Semaputra in Klungkung. De objecten brengen de geschiedenis tot leven voor jongeren, zegt hij. Een paar jaar geleden hadden ze twee bijzondere krissen uit het Nationaal Museum in Jakarta laten overbrengen – één van die zwaarden was van de koning die zelfmoord pleegde in 1908. Dat vonden de inwoners geweldig: „Het was op de herdenking van 28 april, de dag van de puputan. Iedereen wilde komen kijken.” En het was ook een dure aangelegenheid, herinnert hij zich. Voor vijf dagen moesten ze een borg van 2 miljard roepia betalen, omgerekend meer dan 110.000 euro.

Dus nee, het zou zoveel beter zijn als ze de schalen, krissen en beelden gewoon híer krijgen, wil Semaraputra maar zeggen. Hij gebaart naar de overkant, naar een klein museum waar nu al allerlei voorwerpen uit de geschiedenis van Klungkung staan tentoongesteld. „We hebben alles met het lokale bestuur geregeld. Er is plek in het museum. En op bijzondere dagen kunnen we ze gebruiken.”

In dat museum zijn ze er klaar voor, verzekert Ida Bagus Jumpung Gede Oka Wedhana, hij is hoofd van de dienst Cultuur, Jeugd en Sport in Klungkung. Dit gebouw was in de Nederlandse koloniale tijd een basisschool, vertelt hij. De ruimtes zijn inderdaad ongeveer even groot als klaslokalen, met witte muren en hoge plafonds. Er hangen foto’s van de koninklijke familie van vóór 1908. In de vitrines staan zilveren offerschalen, traditionele kostuums en wapens uitgestald.

Lokalen

Vooraan in het gebouw hebben ze nog een paar lokalen vrij, wijst Ida Bagus, „die gebruiken we nu als kantoorruimte, maar die kunnen we verbouwen tot expositieruimtes”. Alleen hebben ze wel hulp nodig, zegt hij, en informatie hoe ze de objecten precies moeten opslaan en onderhouden, want daar weten ze maar weinig van. En nog zo’n punt waar hij zich zorgen over maakt: de kosten. Ze kunnen de kunst hier nog zo graag willen hebben, verschepen is een dure aangelegenheid en ook conserveren kost geld. Wie moet voor het verhuizen betalen dan? Nederland? „Misschien wel. Wij zijn maar een klein regentschap.”

 

Dit artikel verscheen eerder in de NRC, 21 december 2020.

 

 


Viewing all articles
Browse latest Browse all 529