Quantcast
Channel: Java Post
Viewing all articles
Browse latest Browse all 529

Een dilemma

$
0
0

Een reactie op de website Koloniale Monumenten liet de maker daarvan, Bert Immerzeel, in twijfel achter. Doet hij er wel goed aan door te gaan met zijn bestudering van gedenktekens?

Het standbeeld van Cremer te Medan

Door Bert Immerzeel

Sommigen van mijn lezers weten dat ik – naast de Java Post – ook bezig ben met een onderzoek naar monumenten in Nederlands-Indië. En dan heb ik het niet over gebouwen, maar over gedenktekens: standbeelden, gedenknaalden, gedenkstenen en plaquettes. Waarom? Omdat daar nooit eerder onderzoek naar werd gedaan, en omdat de beschrijving van fotografische afbeeldingen vaak hapert als het gaat om de benaming van dergelijke monumenten. Omdat we niet meer weten waarom ze werden opgericht, en wanneer. Omdat ik nieuwsgierig ben.

Kort na de oorlog verscheen in het Indisch Militair Tijdschrift een artikelenserie  over monumenten in Indië, waarin een twintigtal monumenten werd beschreven. Natuurlijk betrof dit alleen militaire monumenten. Verder werd naar mijn weten nooit ergens anders aandacht geschonken aan deze cultuurdragers. Want cultuurdragers zijn het: ze vertellen ons iets over de waarden en normen van een samenleving die niet meer bestaat. En ja, omdat de heersende klasse uit Europeanen bestond, waren de meeste monumenten reflecties van datgene wat zíj belangrijk vonden.

De meeste van deze monumenten, ik schat zo´n 75%, zijn na de onafhankelijkheid van het nieuwe Indonesië gesloopt. Waarschijnlijk omdat ze werden gezien als koloniaal. Toch bleven sommige monumenten echter bestaan, en worden zelfs gekoesterd. En kregen een nieuw leven als publiekstrekker of herinnering aan een republikeinse overwinning. Ook al was het monument eigenlijk bedoeld om juist het tegenovergestelde – de Nederlandse belangen –   te benadrukken.

Samengevat: monumenten leren ons niet alleen iets over een samenleving die er niet meer is, maar ook over omwentelingen, veranderende inzichten. Reden genoeg om er eens voor te gaan zitten en alles op een rijtje te zetten.

De afgelopen jaren heb ik honderden uren zitten grasduinen in online foto-archieven en databanken als die van Delpher, met als resultaat dat ik nu een database heb van een ruime 200 monumenten uit de Nederlandse periode in Indië. Ik beperk me hier in eerste instantie tot monumenten in de openbare ruimte, buiten begraafplaatsen. Van een hondertal daarvan heb ik het onstaan vastgelegd in mijn website www.kolonialemonumenten.nl, soms door een klein verhaaltje, soms slechts door een knip-en-plakmethode met gebruik van enkele krantenartikelen uit die tijd. In alle gevallen met foto´s van het desbetreffende object. Voorlopig heb ik hierbij een indeling gemaakt in tien verschillende categorieën: bestuur, economie, Indonesisch, Koninklijk Huis, militair, ondernemers, ongelukken, religie, Tweede Wereldoorlog en wetenschap. Dit alles met de bedoeling om de komende jaren de lijst voor zover mogelijk te completeren, en daarna op zoek te gaan naar de antwoorden op de meer algemene vragen: waarom werden deze monumenten opgericht? Door wie? Met welke aanleiding? Maar ook: wat kostte het, en welke technische aspecten waren in het geding? En vervolgens: welke beelden werden afgebroken en waarom juist díe?

De actualiteit

Het zal u niet zijn ontgaan: de discussie over monumenten is actueel. De dood van George Floyd in Minnesota, USA, heeft geleid tot het ontstaan van de Black Lives Matter-beweging en een wereldwijd protest tegen alles wat als racistisch en koloniaal wordt beschouwd. Het gevolg hiervan hebben we in de media kunnen volgen: In Engeland en Amerika werden standbeelden omvergetrokken van slavenhouders, slavenhandelaren en een ‘ontdekkingsreiziger’ als Columbus. Er werd actie gevoerd voor de verwijdering van standbeelden van personen die ooit tot de grootsten van het vaderland werden gerekend, zoals Churchill, of de Amerikaanse presidenten Washington en Jefferson. Niets lijkt meer heilig. In Nederland barstte de discussie opnieuw los rond het al dan niet handhaven van het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen in Hoorn.

‘Jammer’, dacht ik, ‘dat ik nog maar halverwege ben met mijn onderzoek naar de monumenten in Indië’. ‘Jammer, omdat ik, als ik mijn project had afgerond met een publicatie, misschien een bijdrage had kunnen leveren aan de discussie, en tegelijkertijd aandacht had kunnen vragen voor het (verloren) erfgoed in Indonesië.’

Jammer. Niet meer dan dát, want ik heb niet overwogen om mijn zoektocht naar monumenten vroegtijdig te staken. Waarom zou ik?

‘Glorification’

…tot dat ik, een week geleden, opnieuw begon te twijfelen. De aanleiding was een artikel, getiteld ‘The dark history of slavery and racism in Indonesia during the Dutch colonial period’ in het tijdschrift The Conversation (‘academic rigour, journalistic flair’) van de Indonesische bodemexpert Budiman Minasny, verbonden aan de Universiteit van Sydney.

In dit artikel gaat Minasny in op de geschiedenis van de tabaksplantages op Noord-Sumatra. Hij verhaalt van de grondleggers van de tabakscultuur Jacob Nienhuys en Jacob Theodoor Cremer, en het door hen ontworpen arbeidsstelsel van contractarbeid en de ‘poenale sanctie’. Ooit werden voor deze ‘slavenhandelaren’ zelfs monumenten opgericht: voor Nienhuys een fontein, en voor Cremer een standbeeld, beide in Medan.

Deze geschiedenis, aldus Minasny, heeft te weinig bekendheid gekregen. De huidige Wikipedia-pagina´s, gewijd aan Nienhuys en Cremer, maken geen melding van het misbruik van hun arbeiders, en hun geschiedenis wordt ten onrechte geromantiseerd: Along with this beautiful fairy tale, Nienhuys is narrated as the founder of the modern city of Medan. The Dutch Colonial Monument website glorifies Cremer as the colonial with the highest ideals that brought civilization, prosperity, peace, and order.

Hier moest ik even pauzeren en het nóg een keer lezen. Het gaat dus om die laatste zin: mijn eigen www.kolonialemonumenten.nl zou dus Cremer vereren ‘als koloniaal met de hoogste idealen, die beschaving, welvaart, vrede en orde bracht?’

Ik kon me dat niet goed voorstellen, en heb mijn eigen stukjes over Nienhuys, en vooral dat van Cremer, nog een keer goed gelezen. Dat van Nienhuys bestaat uit enkele citaten uit de dagbladen van toen, ten tijde van de onthulling van de Nienhuys-fontein. Dat van Cremer is voornamelijk een kopie van een biografietje van de man, geschreven door historicus Cees Fasseur voor het Biografisch Woordenboek van Nederland. In beide gevallen richtte ik me echter voornamelijk op de aanleiding en onthulling van de desbetreffende monumenten: dátgene waar mijn website over gaat. Door de omvang van mijn project moet ik me beperken tot enkele contemporaine verslagen, een enkele keer aangevuld met iets actuelers.

Wat ik in het geval van Nienhuys en Cremer echter zeker níet heb gedaan, is hen te vereren en neer te zetten als brengers van beschaving en geluk.

Dus heb ik Minasny aangeschreven. Om hem te vertellen dat ik het met de strekking van zijn artikel eens was, maar dat zijn opmerking over mijn website niet correct was.

Zijn antwoord: ‘Ik begreep wel dat de tekst die je gebruikte gebaseerd was op krantenartikelen uit die tijd, maar het ontwerp met de vele foto´s geeft wel degelijk aan dat hier een koloniaal standpunt wordt verheerlijkt. Iedereen die je site bezoekt zal denken dat de man die de poenale sanctie heeft uitgevonden wordt verheerlijkt.’

Ik begon aan mezelf te twijfelen. Misschien had hij gelijk. Was de foto van de KNIL-militairen die ik in kop gebruik verwarrend? Of misschien de foto van het standbeeld van Cremer bij de oproep aan mijn lezers om me te helpen? Misschien had hij wel gelijk en moest ik een disclaimer gebruiken. Aan de andere kant vond ik het wel vreemd dat een academicus zo zeer afging op de plaatjes, en niet de inhoud van de artikelen op waarde wist te schatten.

Ik heb hem terug geschreven dat mijn site over monumenten ging, en niet over slavenarbeid. En dat hij zich niet moest laten afleiden door de plaatjes. En dat ik niet alleen aandacht schenk aan plantage-houders, maar ook aan andere sectoren.

Zijn slotwoord liet me in vertwijfeling achter: ‘Zowel de inhoud als de afbeeldingen laten zien dat je je laat leiden door koloniale gedachten. Je moet je misschien bedenken, nu overal beelden van slavendrijvers worden neergehaald, of het wel juist is dit soort monumenten te doen herleven. Bedenk dat honderdduizenden hebben geleden door de daden van dit soort mensen.

Tot zoverre onze gedachtenwisseling.

Minasny gaat dus nog een stap verder dan mij bekritiseren om mijn toon, nee, hij vindt dus dat ik mijn project moet stopzetten. Ongeacht die toon, ongeacht de afbeeldingen. Iedere aandacht voor dit soort monumenten uit de koloniale periode is contraproductief.

Nu is Budiman een bodemspecialist, en geen historicus, bedacht ik me. Maar toch, het is zíjn geschiedenis, het gaat over zíjn land. Misschien heeft hij wel een punt. Of niet?

 

 


Viewing all articles
Browse latest Browse all 529