Quantcast
Channel: Java Post
Viewing all articles
Browse latest Browse all 529

We kunnen er niet meer omheen

$
0
0

De discussie over het verleden van Nederlands-Indië is nog lang niet geluwd, in tegendeel. Bij de zoektocht naar een meer integrale en inzichtbiedende geschiedschrijving moeten echter meerdere problemen worden overwonnen. Het woord is aan de academici.

Door Bert Immerzeel

De laatste tijd lijkt het steeds onrustiger te worden in de wereld. In de media volgen beelden van angst en woede elkaar in hoog tempo op. We ontkomen er niet meer aan over alles een mening te moeten hebben. Of het nu gaat om de economie, om de immigratie, om de jihad of Oekraïne.

Nederlandse troepen, het Eerste Mitrailleur Bataljon, vertrekken welgemoed vanaf de Sumatrakade in Amsterdam per schip, de Nieuw Holland, naar Nederlands-Indië, 29 oktober 1946.

Nederlandse troepen, het Eerste Mitrailleur Bataljon, vertrekken welgemoed vanaf de Sumatrakade in Amsterdam per schip, de Nieuw Holland, naar Nederlands-Indië, 29 oktober 1946.

x

De geschiedenis komt dichterbij, of we dat nu willen of niet. Voorbij zijn de tijden waarin we alleen maar vooruit keken en trachtten het verleden het verleden te laten. Door de recente politieke en economische ontwikkelingen, breed uitgemeten in de media, worden we iedere dag geconfronteerd met vragen over hoe het zover is gekomen. Ook onze eigen – koloniale – geschiedenis wordt hierbij onder de loep genomen. Denkt u maar aan de recente discussies over de Coentunnel, over Zwarte Piet, over de Nederlandse rol in de slavernij, en over de Politionele Acties in Indië.  Zelfs een film over Michiel de Ruyter ontlokt protesten.

Drie problemen

We zullen de vragen die de komende jaren op ons af komen niet alleen met emotie, maar vooral ook met rust en kennis tegemoet moeten treden. Wat de geschiedenis van Indië en de Indo’s betreft, drie heikele punten lijken in de weg te staan voor een positieve verwerking:  

Ten eerste, de kloof tussen oud en jong, tussen eerste en latere generaties. Het grote ‘Indische zwijgen’ heeft ertoe geleid dat de kennis van de eerste generatie, onlosmakelijk verbonden met Nederlands-Indië zowel in goede als in slechte tijden, nauwelijks is doorgegeven aan de volgende generaties. De vele kampdagboeken ten spijt, trauma’s voortgekomen uit het leed van oorlog, bersiap en repatriëring werden door velen onvoldoende verwerkt om ruimte te kunnen maken voor positief geschiedbeeld bij de kinderen. Deze laatsten hebben nu een kennisachterstand die moeilijk kan worden ingelopen.

Ten tweede, de verschillen tussen ‘Indische’ bloedgroepen. We kunnen enigszins simplificerend stellen dat de eerste generatie bestond uit 100 duizend in Indië woonachtige blanken, 100 duizend Nederlandse militairen en 300 duizend Indo´s. De eersten lijken – althans als groep – geen trauma´s te hebben opgelopen. De twee andere groepen des te meer, zij het dat de verwerking van die trauma´s volledig onafhankelijk van elkaar heeft plaatsgevonden. Terwijl de Indo´s zich op veel meer punten hadden te confirmeren dan de militairen, hadden zij het relatieve voordeel af te kunnen reageren binnen eigen kring. De Nederlandse veteranen hadden herinneringen die bijna per definitie niet konden worden begrepen.
De geschiedschrijving over deze eerste generatie is vrijwel nooit onderling samenhangend; steeds gaat het óf over de ene groep, óf over de andere groep. De verkokering van de officiële historische instituten lijkt hier mede debet aan.

Soevereiniteitsoverdracht, 27 december 1949

Soevereiniteitsoverdracht, 27 december 1949

Ten derde, de kloof tussen geschiedschrijving en geschiedenisbeleving in Nederland en Indonesië. Terwijl wíj hier al decennia bezig zijn om in het reine te komen met ons eigen koloniale verleden, heeft de Indonesische samenleving tot dusverre weinig interesse getoond in breder onderzoek. Misschien omdat dat afbreuk kan doen aan de Serajah Nasional Indonesia, de officiële staatsgeschiedenis. Misschien omdat het aanleiding zou kunnen geven voor nieuwe media-aandacht met betrekking tot de communistenmoorden in 1965. Liever niet, zo heet het. Toch valt niet aan de conclusie te ontkomen, dat het hanteren van twee totaal verschillende benaderingswijzen niet goed houdbaar is. Gelukkig zijn er aanwijzingen, dat de interesse in Indonesië voor de koloniale periode groeiende is, zowel bij historici, als bij de jongeren.

De academici

Een sleutelrol bij dit alles lijkt te zijn weggelegd voor de academici. Of het nu historici zijn of andere wetenschappers: ze hebben het te lang laten liggen. Mogelijk daartoe aangemoedigd door de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, werd door hen steeds minder gepubliceerd in het Nederlands, en werd slechts gedebatteerd onder vakgenoten. Als de laatste jaren al een bijdrage werd geleverd aan de publieke discussie: het kwam vrijwel steeds van de hand van journalisten, schrijvers of gepensioneerde historici. De professionele academici hebben te lang de indruk gewekt dat geschiedenis waardenvrij is, zij sloten zich te lang op in hun ivoren torens. Gelukkig lijkt het tij zich enigszins te keren. Recente activiteiten van, met name, het KITLV in Leiden en het NIOD in Amsterdam, wekken althans de indruk dat de wil aanwezig is datgene te doen wat zo hard nodig is: uitleggen en verklaren hoe het allemaal zo ver is gekomen. Misschien laat, maar nooit té laat.

x

x


Gearchiveerd onder:6. Onderzoek, Aanspraken en Verwerking Tagged: KITLV, Nederlands-Indië, NIOD, wetenschap

Viewing all articles
Browse latest Browse all 529