Het debat over Indië kent vele onopgeloste kwesties, en het maatschappelijk debat verandert regelmatig van kleur. Met die veranderingen wordt de overheid gevraagd van standpunt te wijzigen. De vraag is óf en wanneer dat werkelijk wenselijk is.
Door Bert Immerzeel
Eind maart wordt de definitieve uitslag bekend van het project Tweede Wereldoorlog in honderd foto´s. De voorselectie is al gemaakt, 50 foto´s per provincie, waarbij Nederlands-Indië en de West samen voor de gelegenheid tot extra provincie zijn gebombardeerd.
De voorselectie van Indië, ik verklap het al vast, is niet spectaculair. De hoofdreden, zonder twijfel, ligt in het feit dat Japanners onze foto-toestellen heeft afgepakt. In bezet gebied werden slechts zeer weinig foto´s gemaakt: een enkele keer door individuele Japanners, en een enkele keer door de door de bezetter goedgekeurde kanalen zoals de Maleistalige pers. En natuurlijk hebben de Japanners veel vernietigd, maar hoevéél, en wát, dat weten we niet precies. Het gevolg hiervan is dat de voor het project gekozen foto´s bijna alle van kort vóór of van kort ná de Tweede Wereldoorlog zijn.
Natuurlijk zult u foto´s missen, maar da´s onontkoombaar bij een jury-oordeel. Zelf mis ik ook enkele van mijn lievelingsfoto´s, zoals bijvoorbeeld die van vliegenier Paul van Breen, staande voor zijn Curtiss Hawk. Het is een klassieke propagandafoto van vlak voor de oorlog, die welhaast uitschreeuwt dat – natúúrlijk! – wij zullen winnen. Of een soortgelijke Japanse foto van Japanse vliegeniers, die uitstraalt dat zíj – natúúrlijk! – zullen winnen. Uiteindelijk, maar dat weet u, verloren beide partijen.
Onze manier van kijken verandert met het tijdperk waarin we leven. En – bijzonder genoeg – denken we dat we steeds dichter bij de waarheid komen. Maar da´s nog maar de vraag… Misschien dat we het over een jaar of tien, twintig, weer anders zien. Wat zeker is, is dat het oordeel achteraf heel vaak afwijkt van het oordeel van de betrokkenen op het tijdstip van het gebeurde.
Voortschrijdend inzicht
Natuurlijk is vaak sprake van voortschrijdend inzicht. Bij de Holocaust-herdenking heeft minister-president Rutte aan de laatste overlevenden zijn excuses aangeboden voor het feit dat de overheid tijdens de bezetting te weinig heeft gedaan om de rechten van de burgers te beschermen: “Toen het gezag een bedreiging werd, zijn onze overheidsinstanties tekortgeschoten, als hoeders van recht en veiligheid”. Eindelijk! – was de reactie in Joodse kring. Historici waren lovend over Rutte´s woorden.
Misschien dat nu ook in Indische kring nieuwe hoop is gewekt op een opening in het debat over de ´Indische Kwestie´, hoop dat de overheid ook hier een draai zal maken van 180 graden. Die kans lijkt me uitgesloten.
Ten eerste, het te kort schieten van de overheid tijdens de bezetting ten gevolge waarvan duizenden Joodse landgenoten het leven lieten in Duitse kampen is niet te vergelijken met het twijfelachtig optreden van regeringen in vredestijd ten gevolge waarvan duizenden Indische landgenoten hun salaris niet ontvingen.
Ten tweede, de standpunten staan te ver uit elkaar. In het geval van het excuus jegens de Joodse overlevenden ging het slechts om een excuus, en niet om een schuldbekentenis met daaruit mogelijk voortvloeiende schadevergoeding, terwijl de actievoerders van de Indische Kwestie harde valuta eisen (36 miljard).
Overigens, de slachtofferrol van een deel van de Indische gemeenschap lijkt zijn oorsprong te vinden in transgenerationele PTSD-problematiek van de ouders. Welke excuses of compensatie ooit nog zullen worden aangeboden, die rol blijft. Volledig herstel van reële of ervaren schade is daarom slechts een illusie.
Achteraf
De vraag of je achteraf bepaalde standpunten moet of kunt repareren, komt ook terug in het debat over de erkenning van de onafhankelijkheid van Indonesië. Voor de meeste Nederlanders zal de datum op 27 december 1949 liggen: de datum van ondertekening van de soevereiniteitsoverdracht in het paleis in Amsterdam. Voor de Indonesiërs zegt deze datum echter niets; zij kennen slechts 17 augustus 1945 als de datum waarop Soekarno de onafhankelijkheid uitriep. De laatste tijd wordt in anti-koloniale kringen steeds luider geroepen dat de Nederlandse overheid deze tweede datum moet erkennen.
Een dergelijke erkenning – en ´reparatie´ van eerdere standpunten – is hopeloos gecompliceerd. Deze zou lijnrecht ingaan tegen bestaande juridische afspraken, en allerlei nieuwe problemen opwerpen. De verantwoordelijkheid voor orde en gezag zou dan per augustus ´45 bij de Indonesiërs hebben gelegen en het Nederlands ingrijpen in na-oorlogse jaren zou moeten worden gekwalificeerd als ongeoorloofde aanvalsoorlog op onafhankelijk gebied.
Het meest wijze lijkt hier te accepteren dat beide volken hun eigen geschiedenis schrijven en niet proberen om er samen uit te komen. Zíj gelukkig met 17 augustus 1945, en wíj gelukkig met 27 december 1949. De periode tussen deze twee data beschouwen we dan een soort historisch niemandsland. Misschien is een dergelijk ´vredesakkoord´, wat bestaat uit niet-repareren, op zich ook wel weer een vorm van repareren. Achteraf.
x