De landbouwtentoonstelling te Bondowoso, 1902
In 1901, vrijwel gelijk met de invoering van de ethische politiek die de inlandse bevolking op termijn tot politieke en economische zelfstandigheid moest brengen, vatte men onder leiding van resident J.R. Couperus van Bondowoso het plan op de Javaanse Oosthoek in de schijnwerpers te zetten. Was men geïnspireerd door de wereldtentoonstelling in 1900 in Parijs? Of door de ethische politiek? We weten het niet. Met een beetje goede wil vinden we echter van beide iets terug in de voorgestelde landbouwtentoonstelling.
Bondowoso, een slaperig stadje met niet meer dan 8700 inwoners (volgens de volkstelling van 1905), waarvan 125 Europeanen, 800 Chinezen, 700 Arabieren en ongeveer 7000 inheemsen, maakte zich op voor een grote sprong voorwaarts. Een tentoonstellingscomité ging aan de slag voor de voorbereidingen.
“15, 16 en 17 Mei 1902 zal te Bondowoso een gewestelijke tentoonstelling gehouden worden van producten van landbouw, veeteelt en nijverheid. De tentoonstelling is verdeeld in drie afdelingen, terwijl iedere afdeling weder is onderverdeeld in 4 groepen: landbouw, bosbouw, tuinbouw, nutten en plagen, hulpmiddelen, gereedschappen, werktuigen daarop betrekking hebbende. Afdeling II vormt de groepen: veeteelt (runderen, paarden en geiten), hoenderteelt, in het wild levende viervoetige dieren, vogels enz. en ten slotte jacht en visserij. Alle soorten van ambachten en nijverheid worden vertegenwoordigd door Afdeling III.
Voor 1 Maart 1902 moeten exposanten een opgaaf indienen van de verlangde plaatsruimte, terwijl voor het vervoer langs de lijnen van de Staatsspoor op Java een reductie van 50 percent wordt verleend.”
Aldus De Locomotief op 25 oktober 1901. Die exposanten waren voor een groot gedeelte Europese ondernemingen van Oost-Java, maar ook detailhandel uit steden als Djember, Malang en Soerabaja, en karbouwhandelaren van Madoera. Veel ruimte werd gegeven – en dit was nieuw – aan lokale ambachten.
Een grote tentoonstelling liet natuurlijk niemand aan zich voorbijgaan, al waren er ook klachten. In het Soerabaijasch Handelsblad werd gesteld dat geen enkele koffieplanter de tentoonstelling zou kunnen bezoeken, omdat 15 mei midden in de pluk viel. Soortgelijke problemen had de suikerindustrie en tabak. De data lagen echter vast, en uiteindelijk zouden genoemde industrieën wel degelijk zijn vertegenwoordigd.
Begin april 1902 werd het programma gepubliceerd, dat wil zeggen, het programma der bijbehorende feestelijkheden: “Donderdag, 15 Mei: ’s namiddags 2 uur; volksspelen op de aloen-aloen; ´s namiddags 7 uur: gecostumeerd kinderbal in het gebouw der sociëteit ‘Ricordo’, na afloop gelegenheid tot dansen voor de grote mensen; s avonds: gandrong bali in de paséban. Vrijdag, 16 Mei: ´s namiddags 9 uur: soiré variée in bovengenoemd lokaal met medewerking van ons toneelgezelschap. Na afloop bal, gelukkig niet in rok en witte das, maar in toilette de ville. Zaterdag, 17 Mei: ’s namiddags 4uur : gamelan sroenen op de aloen aloen en s avonds gamelan sroenen topengan in de paséban ; ’s namiddags 9 uur: grand bal masqué, costumé, paré et travesti, ditmaal in het gebouw voor kunsten en wetenschappen, wederom in de soos. Zondag, 18 Mei: Na afloop van de kerapan sapi, die zal gehouden worden in de vroege ochtenduren op het terrein beoosten het station, gezellige bijeenkomst op een plaats die de feestvierders nog niet kennen, n.l. de sociëteit ‘Ricordo’.”
Op 15 mei 1902 was het dan eindelijk zo ver. Het Soerabaijasch Handelsblad plaatste de tentoonstelling duidelijk tegen de achtergrond van de nieuwe ethische politiek:
“Op onze reis van Soerabaja naar Bezoeki’s hoofdplaats, een reis van acht uren sporens -, lazen wij William Digby’s Prosperous British India en naarmate wij verder kwamen in dit grote sombere boek, voelden wij inniger de waarheid van de woorden van de Engelse dichter:
Earth is sick and heaven is weary
Of the hollow words that States and Kingdoms utter
When they talk of truth and justice.
Inderdaad, de hemel walgt van de holle woorden, door de vertegenwoordigers van het volk in ´s lands deftige vergaderzaal gesproken, waar zij zich warm maakten over de ‘opheffing’ van de Javaan. Driehonderd jaren waait hier de Hollandse vlag; sinds honderd jaren bemoeit zich een zelfbewuste staatkunde met Indië, wat is in dien tijd gedaan om de Javaan geestelijk en zedelijk sterker te maken; om hem op te voeden; om direct op hem in te werken, zijn kunstvaardigheid te leiden en te vervolmaken, zijn werkwijzen te vergemakkelijken en te verbeteren? Hoe moet op deze vragen het antwoord luiden? Wij hebben gelegenheden geschapen waar nuttige dingen kunnen worden aangeleerd – maar Frankrijk deed op Madagaskar in tien jaren tijd evenveel als wij op Java in een eeuw. Wij hebben mooie opstellen geschreven in tijdschriften en ook mooie speeches gehouden, ja zelfs een deel van ’s lands onmetelijke papiervoorraad bestemd voor gemoedelijke prentahs aan de bestuursambtenaren opdat de woorden: lering, leiding en onderrichting zouden repercuteren tot in de verste desa’s; ook hebben wij, blijvend in onze Europese gedachtengang, demonstratievelden aangelegd om de tani te laten zien hoe hij de patjol moet hanteren, – maar weer dringen zich vragen op: wat hebben wij bereikt? Wat is er gedaan voor de massa? (…)
Maar het stond geschreven, dat het anders zou worden. Voor de holle woorden zouden komen massieve daden. Tegen het slapende paleis werd geklopt: het ontwaken – gedééltelijk ontwaken – volgde. Het was een artistiek aangelegd aspirant-controleur, met een warm hart, die voorging; het was een fijn gevoelend, edel strevend resident die volgde. En zo werd te Bondowoso in het derde jaar der twintigste eeuw de eerste gewestelijke tentoonstelling geboren; in een klein bestek werd ondergebracht al wat de Inboorling van Bezoeki voor merkwaardigs in zijn desa, op zijn sawah en tegalan, en op zee kan laten zien, en duizenden en nog eens duizenden zijn samengestroomd om het in stilte te beschouwen en onder de bekoring van het opvoedingswerk te komen. De goede methode, door de pedagogen als de enig goede erkend, wordt gevolgd: men laat de massa zien en op een wijze, die zich aanpast aan de natuur van de Inlander: onder het ruisen der gamelanklanken.”
Na plechtige openingswoorden uitgesproken door resident Couperus, waarin een ode werd gebracht aan een vlijtige welvarende bevolking, werd het terrein ontsloten. Het publiek mocht naar binnen! In de woorden van De Locomotief, heel wat minder ethisch: “Wanneer wij nu hier nog aan toevoegen dat een groot Europees publiek zich over het gehele terrein beweegt, dat wat de dames betreft lieve gezichten en keurige kostumes te bewonderen vallen, dat de bruine broeder opgetogen over de raméh raméh ook in grote getale het geringe bedrag van f 0.10 offert om binnen te komen, dat de opwekkende muziek ons lustig tegenklinkt, dat, in één woord er een goede feeststemming heerst, terwijl de wapperende vlaggen lustig uitwaaien in de lichte ochtendbries, dan dunkt ons kunnen wij thans gevoegelijk binnen treden om te zien wat daar te koop is.”
De tentoonstelling was een groot succes. Vele prijzen werden uitgereikt voor de beste produkten en het mooiste vee. In totaal waren er een 20 duizend bezoekers, zó veel dat met name de spoorwegen er moeite mee hadden om iedereen te kunnen vervoeren. In alle belangrijke kranten van Indië, met name het Soerabaijasch Handelsblad en De Locomotief, werd uitgebreid verslag gedaan van het programma. De eerste bracht zelfs – een primeur! – een artikel uit met enige gegraveerde tekeningen om een en ander te illustreren. Publicatie van foto´s in de dagbladen zou eerst gangbaar worden in de jaren ´20.
Het zelfde blad publiceerde enkele weken later nog een berichtje onder de titel ‘Krenterig!’: “Op de vracht voor de goederen, die naar de gewestelijke tentoonstelling te Bondowoso werden verzonden, is een reductie verleend van 50 pct. Dit was een gewaardeerde tegemoetkoming van de regering. Maar nu de goederen, voor zover zij niet verkocht zijn, moeten worden teruggezonden, wordt de volle vracht gerekend: de spoorwegambtenaren hebben in het betrekkelijk besluit gelezen dat er staat: voor goederen náár de tentoonstelling, en durven hieruit niet afleiden dat de reductie ook geldt voor de terugzending.”
Het begrip ‘ethisch’ was nog nieuw, en werd misschien nog niet door iedereen begrepen.
x
x
Gearchiveerd onder:9. Java Post