Op 19 juli 1935 verscheen, onder de titel “Aanpassen of onveranderd blijven? Hoe de Hollander in Indië leeft”, in Het Nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië een artikel over de voor- en nadelen van aanpassing van de (blanke) Nederlander aan Indische gewoonten. Een vergelijking met de Britse benadering blijkt leerzaam.
´Het is een onmiskenbaar feit dat de Nederlander die na een Indische carrière repatrieert, zich van het moederland verre vervreemd voelt. Zijn verloven waren te kort, om zich van deze vervreemding rekenschap te geven, vaak ook weigerde hij, zich het gevoel te realiseren, luchtig denkend, dat het wel wennen zou als hij weer voorgoed in Holland was. Doch als het eenmaal zover is, als de begeerde tijd is aangebroken dat men voorgoed leven gaat in de omgeving die het vertrouwde middelpunt van zovele gesprekken was en waaraan te denken genezing gaf in uren van neerslachtigheid, komt de desillusie. De familie, de benden en kennissen van vroeger, die het kleine land niet verlaten hebben, zij zijn mensen geworden, met wie men slechts weinig gemeen heeft. Men vindt Nederland klein, benepen en ongastvrij, hoezeer er nuances in – zelfs uitzonderingen op – die depreciatie mogelijk zijn. Men verademt als men oud-Indischgasten ontmoet, kliekt weldra met hen bij elkaar, spreekt met weemoed van het goede land en gaat allengs de oude Indische levenswijze volgen: thuis in pyjama lopen, vroeg op, een borrel om 12 uur, 8 middags slapen, liefst een baboe als er kinderen zijn. Men kent ze wel, die Indische gezinnen in Den Haag.
Een wonderlijk Wezen
De Nederlander zijnerzijds, – laten wij het niet te diep zoeken, want de doorsnee mens is niet zo bijster diep, – de vaderlander zijnerzijds vindt de oud-Indischgast een wonderlijk wezen uit een andere wereld, waarvan in elk geval zeker is, dat men hem vooral niet te logeren moet hebben. Hij laat altijd alle deuren open, is grenzeloos slordig, want hij denkt dat er voortdurend een dienstbode achter hem aanloopt om zijn rommel op te ruimen, – “alsof het mens niets anders doen heeft!” – hij knoeit met zijn as op de grond, staat op een onmogelijk uur op, zodat je wakker schrikt en blijft als Je nog een paar kostbare uren te slapen hebt, hij is altijd aan het baden, zodat je nooit in je badkamer kunt, maakt er aanmerking op als Marietje ’s middags piano studeert, omdat hij slapen wil – “wie doet dat nu op zo´n tijd!” -, drinkt Jenever op onmogelijke uren, enz. Hij doorspekt zijn conversatie – die bovendien altijd over Indië gaat, wat niemand interesseert – met Maleise woorden die niemand verstaat, zegt achter elke zin “ja?”, en zijn kinderen praten dusdanig Indisch, dat je ze helemaal niet verstaat. Zijn vrouw is nog erger; vroeger mochten we haar wel, maar nu loopt zij in die rare Indische pakken en doet dan over de kou klagen; net of het lekker is het altijd warm te hebben!…
…Wij zouden op deze wijze nog een hele tijd door kunnen met het opsommen van wederzijdse grieven. Stellig zijn er oud-Indischgasten voor wie het bovenstaande niet opgaat en die het levende contact met de Nederlandse samenleving hebben hervonden. Stellig ook zijn er, die de vervreemding minder sterk gevoelen, Maar wie wat wij schreven niet naar de letter neemt, doch naar de geest, zal zover de meerderheid der oud-Indischgasten betreft, de juistheid er van erkennen.
Oorzaak der Vervreemding
Verscheidene romans werden reeds aan het onderwerp gewijd en hebben gepoogd de vervreemding psychologisch te vergaren. Wij voor ons zijn er van overtuigd, dat de oplossing vrij eenvoudig is. Ieder die twintig jaren of nog langer uit het vaderland weg is geweest en in totaal andere omstandigheden heeft geleefd, die zich heeft aangepast aan zijn nieuwe omgeving en haar gewoonten tijdelijk heeft geadopteerd, zal zich bij terugkeer in zijn land dusdanig onwennig gevoelen, dat een nieuw aanpassingsproces noodzakelijk is. Reeds dadelijk is dit moeilijker, omdat aanpassen zwaarder valt naarmate men ouder is, zodat ook hij, die 20 à 25 jaren in Amerika of in Zuid-Afrika is geweest, grote kans loopt zich nimmer meer in Nederland thuis te gevoelen. Voor de oud-Indischgast geldt dit nog veel sterker, omdat bij hem de aanpassing niet noodzakelijk is; hij vindt mensen genoeg in gelijke omstandigheden, is geen eenzame in de woestijn, is daarom des te eerder geneigd zich de inspanning van het aanpassingsproces te besparen. Hetgeen de grote meerderheid ook in de praktijk doet, althans deed. Althans deed, Want dat er een kentering gaande is, dat iemand die naar Indië gaat door zijn familie en vrienden niet meer als een verlorene behoeft te worden beschouwd, dat anderzijds de gerepatrieerde zich weer thuis zal kunnen gevoelen te midden van hen, die Nederland niet dan in hun vakantie verlieten, dat is het eigenlijke onderwerp van deze verhandeling. En dat is een rechtstreeks gevolg, niet van de verbinding door de lucht, al kan die in de naaste toekomst een heel belangrijke factor worden, doch van de verengelsing van het Indische leven, de hervorming van dit leven naar Europese trant, hetgeen naar Engels voorbeeld geschiedt.
De Engelse Opvatting
De Engelsman immers heeft een andere opvatting van kolonisatie dan wij hadden en deels – terecht! naar straks blijken mag – nog hebben. De Engelsman in de tropen begint als het ware met het aanleggen van een golflink en een tennisveld, bouwt vervolgens ergens in de omgeving – of het een beetje ver is, doet er niet toe, – een buitenhuis. Hij acht het onnodig de taal der Inlanders te leren – als die zo dom zijn dat ze niet eens Engels verstaan, moeten ze dat maar leren. Hij begint zijn werk laat, op een Europees uur, behandelt halfbloeden als paria’s, stuurde – nu is daar geen geld meer voor – zijn vrouw zelfs naar Engeland als ze bevallen moest, daar een in de tropen geboren kind niet zo Engels is als wel te wensen ware. Hij poogt kortom hardnekkig en tot de verst denkbare consequenties het aanpassingsproces aan de levenswijze in het vreemde land te vermijden, hij plant eenvoudig een stukje Engels leven over naar de tropen.
Liever dan direct op de bezwaren van dit systeem af te vliegen en het onder kritiek te bedelven, willen wij er de voordelen van opsommen, die straks tegen de nadelen kunnen worden afgewogen. Die voordelen zijn van psychologische aard en staan in onmiddellijk verband met wat wij hierboven geschreven hebben over de vervreemding tussen de oud-Indischgast en de Nederlander die in zijn land is gebleven. De vermijding dier vervreemding, ziedaar in het kort wat de Engelsman beoogt. Bij zijn terugkeer in Engeland zal zijn leven hetzelfde zijn als het in de tropen was, hij zal zich spoedig aanpassen, hij heeft door z’n levenswijze in de verre landen een nauw geestelijk contact bewaard met het moederland. Hij zal de taal horen, die hij altijd gesproken heeft, de sport bedrijven, die hij altijd bedreven heeft, in huizen wonen die bijna hetzelfde zijn als hij gewoon was, de pakken dragen die hij ook in de tropen droeg. Zijn land is hem even vertrouwd als toen hij wegging, hij voelt zich er thuis.
Dat dit voordelen heeft, dat het beter is dan het bij ons was, het behoeft eigenlijk nauwelijks nader betoog. De gevolgen toch der vervreemding zijn, dat men Indië beschouwt als een toevluchtsoord van mislukten, dat de kennis van de gemiddelden Nederlander van zijn prachtige koloniën bedenkelijk dicht het nulpunt nadert, tenzij er via effecten geld te verdienen valt, dat de gemoedsgesteldheid van de jongelui, die naar Indië gaan, somber is en dat hun ideaal is: vlug en veel geld te verdienen, dat in het zozeer noodzakelijke contact tussen moederland en koloniën kortsluiting komt, omdat de dynamische factor, de publieke opinie, al te zwak is.
Nu de nadelen van het Engelse systeem. Wij zeggen direct, dat die zo groot zijn, dat integrale navolging van het Engelse voorbeeld in Indië ten enenmale verwerpelijk is. Terecht zegt de Nederlander, dat een eerste eis voor een goede kolonisatie is, dat men de bevolking leert begrijpen en dit is slechts mogelijk, indien men haar taal spreekt; het gehele Engelse systeem trouwens bemoeilijkt het contact en de samenwerking met de Inlanders. Terecht redeneert de Hollander, dat in de tropen het fysieke weerstandsvermogen van eminent belang is, zodat een zekere mate van aanpassing aan het klimaat noodzakelijk is. Wanneer een huisvrouw, zoals wij vele Engelse dames in Singapore hebben zien doen, in de heetste middaguren gaat winkelen in stede van te rusten, moet dit op den duur fnuikend werken op het weerstandsvermogen. Wanneer men in een volmaakt Europees huis woont, iedere avond een Europese smoking draagt, negeert men de bezwaren van het klimaat op een wijze, die medisch niet verantwoord is.
Bezwaren der Ouderen
Ziedaar dus schematisch de voor- en nadelen van de Engelse opvatting. Er zijn in Indië Nederlanders te over, die er geen goed woord voor over hebben. Men vindt ze vooral onder de ouderen, en loos zijn hun argumenten niet. Zij zeggen, dat een tot de hals gesloten jas – een jas toetoep – in de tropen verreweg bet geriefelijkste kledingstuk is, dat het dwaasheid is om der wille van het Europees-doen een open jas met overhemd en das te dragen. Zij eten liefst rijst, doen niet aan sport, zijn voorstanders van de oude Indische huizen met een voorgalerij met schommelstoelen, zonder die warme kleden op de grond en aan de muur. Men zal reeds begrepen hebben dat wij het meeste heil zien in een middenweg tussen de Engelse en de Nederlandse opvatting. De gezondheid is in de tropen hoogst belangrijk, maar de band met het moederland is het ook. Het een brengt heil aan het lichaam, het ander aan de geest. De Nederlander in Indië moet zich aanpassen aan de andere omgeving, maar mag daar niet te ver in gaan.´
x
Gearchiveerd onder:9. Java Post