“Er is misschien niets, dat een volk beter typeert, dan de keuze en de wijze van viering van de nationale feestdagen. Voor de meeste landen zijn het glorierijke, beslissende momenten in de historie, die vorm hebben gegeven aan het nationale wezen. Het is echter niet toevallig dat de belangrijkste Nederlandse feestdag een verjaardag is, de verjaardag van een vrouw, die als Koningin en Oranje-vorstin méér is dan alleen maar staatshoofd, die Moeder is van Haar volk, en dat de viering van deze dag het karakter heeft van een familiefeest. ”
De omschrijving is afkomstig uit het programmaboekje ter gelegenheid van Koninginnedag 1952 in Soerabaja. Feesten kónden ze in Nederlands-Indië! Voor de blanke bevolking was het dansen en sjansen in de soos het ultieme medicijn tegen alles wat een verblijf in de tropen onaangenaam maakte, en voor de Indo-Europeanen de gelegenheid bij uitstek te netwerken.
De viering van Koninginnedag, Oranjejubilea en de geboorte van prinsesjes was misschien wel extra belangrijk. Niet alleen om de familieband met het vaderland te benadrukken, maar ook om de inheemse bevolking te laten zien hoe de machtsverhoudingen lagen. Er werden dagenlang optochten georganiseerd, erebogen opgericht en toespraken gehouden. De speech van de regent was zeker niet het minst belangrijk. De muzikale omlijsting was een combinatie van ´Wien Neêrlands bloed´ (volkslied tot 1932), het Wilhelmus, en gamelanklanken.
Het Wilhelmus ondergronds
Al dit gefeest was in één klap voorbij toen de Japanners kwamen. Toen de bezetting een feit was, zond de NIROM nog een week lang iedere dag het Wilhelmus uit, – tot de Japanners doorkregen welk lied dit was. Drie omroepmedewerkers werden geëxecuteerd. Het Wilhelmus en het huis van Oranje hadden voor de Europeanen opeens een welhaast sacrale betekenis gekregen. Zij stonden voor alles wat van waarde was.
In de kampen, misschien onnodig het te vermelden, was het natuurlijk verboden om het Wilhelmus te zingen of oranje te dragen. Tot de bevrijding dáár was: “Vrede!!! Vrede!!! 24 augustus Vrede!!! Ik kan haast niet”, schreef T. van Eyk-van Velsen in haar dagboek over Aik Pamienke, “ik kan het haast niet opschrijven, het is eindelijk vrede, de oorlog is afgelopen. Ik ben lam geslagen en kan het haast niet geloven. Een uur geleden is het kamphoofd ons de vrede bekend komen maken. Iedereen in de war, huilt, lacht en we zijn nerveus. Opeens zie je overal oranje dragen en hangen. Waar het vandaan komt, snap je niet. Het Wilhelmus werd gezongen. Ik kan haast niet meer. Juichen kan ik niet, loop als verdwaasd langs het prikkeldraad en een zuster neemt mij bij de arm en zegt dat de oorlog voorbij is.”
Vrijheid
Natuurlijk gaf de tekst van het Wilhelmus alle reden tot verheerlijking. Dat die betekenis óók kon slaan op de vrijheidsstrijd van het Indonesische volk, ook dát werd al snel duidelijk. “De werkelijke betekenis van het Wilhelmus in zijn verbeten strijd tegen de onmenschelijke vijand heeft het Nederlandsche volk waar gemaakt. Dat is wat het Wilhelmus bedoelt met zijn prachtige strophe over ´het verdrijven van de tyrannie die ons het hart doorwondt´. Het moet dat verlangen echter ook híer waarmaken, tegen de tyrannie in. Of het zal geen volk der vrijheid meer zijn!”, aldus Het Dagblad in april 1946.
Weer vijf, zes jaar later had het lied zijn symbolische betekenis misschien nog niet verloren; degenen die het zongen moeten er andere gevoelens bij hebben gehad.
“De verjaardag van koningin Juliana is in Djakarta en elders met grote opgewektheid gevierd”, schreef De Nieuwsgier over Koninginnedag 1953. “In de morgenuren reikte de Hoge Commissaris, graaf W. van Bylandt, in de ambtswoning decoraties uit aan te Djakarta wonende bij deze gelegenheid onderscheiden personen; te 12.00 ontving hij Indonesische autoriteiten en het corps diplomatique, bij welke gelegenheid minister Sunarjo de gebruikelijke toast uitbracht, des avonds was er een receptie voor Nederlanders. Elders, waar een commissaris is gevestigd, volgde men ongeveer hetzelfde programma. In Bogor waar de Nederlandse Vereniging de viering organiseerde, werd het Wilhelmus gereciteerd maar niet gezongen op grond van een circulaire van binnenlandse zaken. De HC heeft hiertegen protest aangetekend.”
Het Wilhelmus gereciteerd maar niet gezongen? Wat was er gebeurd? Het Wilhelmus opnieuw ondergronds?
Zó erg was het niet, maar het lied stond wel onder enige druk. “De voorzitter van de Nederlandse vereniging te Bogor, prof. L. W. Kuilman, deelde in de toespraak, welke hij op Koninginnedag in de Bogorse sociëteit hield, dat het ´krachtens een beslissing van het ministerie van binnenlandse zaken niet was toegestaan op deze dag en deze plaats het Wilhelmus te zeggen´. Prof. Kuilman achtte het noch de plaats noch zijn taak om daarover te discussiëren. Hij beëindigde zijn toespraak met het reciteren van het zesde couplet van het Wilhelmus”
Mijn schild ende betrouwen
zijt Gij, o God mijn Heer,
op U zo wil ik bouwen,
Verlaat mij nimmermeer.
Dat ik doch vroom mag blijven,
uw dienaar t’aller stond,
de tirannie verdrijven
die mij mijn hart doorwondt.
Opeens lijkt het anders te klinken… alsof het niet niet meer over de Japanners gaat, maar over de Indonesiërs.
Na ontvangst van het bericht uit Bogor wendde het persbureau PIA zich tot het hoge commissariaat te Djakarta. En ja, het was waar: volgens de Indonesische minister van buitenlandse zaken was het ten gehore brengen van het Nederlandse volkslied op de Nederlandse nationale feestdag uitsluitend toegestaan in de ambtswoningen van de hoge commissaris en van de commissarissen. Genoemd ministerie was door het HC gewezen op het discriminerend karakter van deze maatregel, welke alleen ten aanzien van het Nederlandse volkslied werd genomen, zomede op de omstandigheid, dat de Indonesische gemeenschap in Nederland ten aanzien van het Indonesia Raya aan generlei bijzondere beperking is gebonden.
“Deze protesten, zo werd voorts verklaard, hebben er tot nu toe niet mogen leiden, dat deze voor Nederland wel zeer pijnlijke maatregel, welke overigens voor zover bekend alleen te Bogor aan de Nederlandse gemeenschap werd bekend gemaakt, ongedaan is gemaakt.”
Met andere woorden, het verbod bestond al enige tijd, en er was tegen geprotesteerd door het Nederlandse HC.
Begrip voor de geest van de regeling
Een jaar later werd nogmaals uitleg gevraagd aan de Indonesische Minister van Buitenlandse Zaken. De Nieuwsgier:
“De minister van binnenlandse zaken, prof. mr. dr. Hazairin heeft aan PIA verklaard, dat de UPBA (Kantoor vreemdelingenzaken) op 26 Mei 1953 een instructie heeft uitgevaardigd, als richtlijn voor de daerahhoofden. Deze instructie werd uitgevaardigd in verband met het zingen van het Wilhelmus tijdens de dodenherdenking op 4 Mei 1953 op de erevelden. In de instructie wordt o.m. verklaard, dat het Wilhelmus slechts mag worden gezongen op nationale feestdagen en op officiële plaatsen, zoals de woning van de hoge commissaris, of de Nederlandse commissarissen. Minister Hazairin legde er de nadruk op, dat deze instructie slechts betrekkingen heeft op de dodenherdenking en niet bedoeld is als algemene maatregel ten aanzien van het Wilhelmus als volkslied. De richtlijn van de UPBA hield rekening met de omstandigheden waaronder deze werd vastgesteld. De minister van binnenlandse zaken zei voorts, dat de instructie is uitgevaardigd zonder medeweten van de minister van binnenlandse zaken of de secretaris generaal, hetgeen zeer betreurd wordt.
De door de UPBA uitgevaardigde regeling is sterk afhankelijk van plaats en tijd, en kan niet worden gegeneraliseerd. De minister voegde er aan toe, dat hij begrip heeft voor de geest van de regeling. Hij is ervan overtuigd, dat het zingen van het Wilhelmus op bepaalde plaatsen moeilijkheden kan veroorzaken in verband met de mentaliteit van het volk, dat nog van de geest van de revolutie bezield is.
Met het oog hierop, en om ongewenste reacties van net volk te vermijden, dat nog sterk door sentimenten wórdt beheerst, waar het Wilhelmus betreft, is minister Hazairin van mening, dat het tactvol is dat aan het ten gehore brengen van het Wilhelmus geen volledige vrijheid wordt gegeven, en dat het aanbevelenswaardig is deze kwestie eerst met het plaatselijk bestuur te bespreken.”
Aan het ten gehore brengen van het Wilhelmus werd dus geen volledige vrijheid gegeven, en was steeds afhankelijk van toestemming van lokale autoriteiten.
Voor zover bekend, zijn nadien geen nieuwe aanwijzingen gegeven voor het zingen van het Wilhelmus. We mogen echter aannemen, dat bij latere gelegenheden in de jaren ´50 steeds zachter werd uitgevoerd. Mogelijk kan iemand van de ambassade in Jakarta ons nog een keer mededelen of het volkslied thans wel weer met volle borst wordt gezongen.
x
Gearchiveerd onder:9. Java Post