Mijn grootouders aan moederskant hadden zes kinderen: vijf dochters en één zoon. En om die zoon is nogal wat te doen geweest. Niet alleen toen hij er was, maar ook toen hij nog geboren moest worden. Het probleem was namelijk dat mijn opa, een tuinder met nogal conservatieve opvattingen, heel graag een mannelijke opvolger wilde hebben en daar naar zijn zin veel te lang op moest wachten. Pas het voorlaatste kind was een jongen. Natuurlijk kreeg het kind de naam van zijn vader: Teun.
Later zal mijn opa zich nog wel een keer hebben afgevraagd of hij hier nu zo lang op had zitten wachten. Mijn Ome Teun leek in niets op zijn vader en had een gezonde lak aan de barse buien van zijn ouwe heer. Zodra hij kon, ontvluchtte hij het ouderlijk huis en werd verpleger bij de Koninklijke Marine. Dat was twee keer mis voor mijn opa. Het beroep van zijn zoon zal hem niet hebben aangestaan, en de Marine betekende natuurlijk ook dat de jongen bijna nooit thuis was.
Op weg naar Indië
Voor de oudste dochter was een liefde van een maand al genoeg geweest om twee belangrijke beslissingen te nemen: ze trouwde en vertrok naar Amerika. Teun, die zijn zus om haar daadkracht had bewonderd, hoorde aan boord van de schepen waarop hij voer over het wonderschone Indië. Dáár wilde híj naartoe. Hij trouwde toen hij drieëntwintig was en boekte een paar jaar later een overtocht naar Tandjoeng Priok voor zichzelf, zijn vrouw Hetty, en zijn dochtertje Marije.
Hier raakt de persoonlijke geschiedenis van Ome Teun het wereldgebeuren. Het schip waarmee het jonge gezin uit Rotterdam vertrok, was ter hoogte van het Suez Kanaal toen de Duitsers Nederland binnenvielen. Bij mijn grootouders viel eind mei 1940 nog een briefkaart uit Genua op de deurmat, met de tekst “Alles goed”. Toen hij dit las is mijn opa waarschijnlijk de tuin ingelopen om zijn tranen te bedwingen. Nederland was in oorlog, en zijn enige zoon op weg naar Indië.
De terugkeer
Als bij mokerslagen zo hard werden de idealen van de jonge Teun om zeep gebracht. Eerst werd híj geïnterneerd, en korte tijd later zijn vrouw en beide dochtertjes. Toen de oorlog voorbij was, was het gezin gebroken. Ze hadden het overleefd, maar daar was dan ook alles mee gezegd. De toekomst in Indië was in ieder geval voorbij. Mijn oom schreef een brief naar zijn ouders dat ze de boot namen, terug naar Nederland.
Mijn opa moet de brief wel honderd keer hebben gelezen. Zijn zoon kwam terug! In zijn geluk vergat hij de botsingen die ze zo vaak hadden gehad, en de reden waarom de jongen van huis was gegaan. En hij mócht gelukkig zijn, want een tweede dochter had ook al aangegeven te willen emigreren. Nee, dan dít! Een kind dat terugkwam! En dan ook nog zijn zoon!
Het feest kan beginnen!
Op een donkere februaridag in 1947 stond de hele familie voor het huis in het geboortedorp te wachten op de taxi die Teun met zijn gezin uit Rotterdam zou komen brengen. “Jullie hoeven ons niet op te halen, pa”, had Teun nog laten weten. Het liefst zou hij helemaal onopgemerkt zijn aangekomen, zó ellendig had hij het gevonden terug te moeten keren.
Zijn vader daarentegen trok zenuwachtig aan zijn sigaar. Niet alleen stond hij te wachten op de terugkeer van zijn zoon, maar ook op de bestelde dorpsfanfare. Het was immers feest! Gelukkig, de fanfare was op tijd. Juist toen de dorpelingen klaar stonden om te spelen, draaide de auto de dijk af.
Vanaf hier lopen de versies van het gebeuren uiteen. Sommige familieleden zeggen dat de jonge Teun bij het zien van de fanfare eerst niet uit de auto wilde komen. Anderen zeggen dat hij zijn moeder omhelsde maar zijn vader negeerde. Over één ding is iedereen het eens: als de relatie tussen vader en zoon al niet goed was geweest, dan was Indië daar óók nog eens tussengekomen.
x
Nawoord
Kort geleden overleed mijn nichtje Marije, de oudste dochter van Ome Teun. Haar hele leven had in het teken gestaan van die paar Indische jaren. Ondanks het feit dat zij op haar achtste al weer was teruggekeerd naar Nederland, noemde zij zichzelf steeds een ´Indisch meisje´. Moge zij rusten in vrede.
x
Een andere versie van dit artikel verscheen eerder in Java Post, 4 juli 2011.
Gearchiveerd onder:9. Java Post