Quantcast
Channel: Java Post
Viewing all articles
Browse latest Browse all 529

‘De discussie over het welles of nietes van de oorlogsmisdrijven helpt ons geen steek verder’

$
0
0

Remco Raben (1962) is per 1 mei 2015 benoemd tot bijzonder hoogleraar Koloniale en postkoloniale literatuur- en cultuurgeschiedenis aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam (UvA). De leerstoel is ingesteld vanwege de Stichting Indisch Herinneringscentrum. De hoogste tijd voor een kennismaking. Java Post ging langs bij professor Raben om zijn mening te horen over de actualiteit met betrekking tot Nederlands-Indië.

Remco Raben, in een uitzending van NPO2 tijdens de nationale Indië-herdenking, 15 augustus 2015.

Remco Raben, in een uitzending van NPO2 tijdens de nationale Indië-herdenking, 15 augustus 2015.

U bent benoemd op voorspraak van het Indisch Herinneringscentrum, is het niet? Hoe gaat zo´n benoeming in zijn werk?

De hoogleraar wordt benoemd door de Universiteit van Amsterdam. Het IHC heeft een stem gehad in de selectie en er zijn enkele ruime afspraken gemaakt over het werkveld en een enkele activiteit. Daar houdt de bemoeienis van het IHC, formeel gezien, mee op. Overigens zijn de contacten meer dan prettig en is de samenwerking uitstekend. De aanstelling is voor vijf jaar, met mogelijkheid van verlenging.

Heeft u een persoonlijke band met Nederlands-Indië en Indonesië?

Uiteraard, door mijn onderzoek en verblijf daar ben ik Indonesië als een tweede thuis gaan zien. Maar je bedoelt of ik Indonesische voorouders heb? Vraag het mijn vader, die een anak Soerabaja is. Misschien dat je hem het geheim van de familie kunt ontfutselen. Mijn wedervraag zou trouwens zijn waarom die vraag van belang is.

Uw voorgangster, mevrouw Pattynama, is Indisch. Klopt het, dat uit Indische kring weinig historici van naam zijn voortgekomen? Hoe komt dat, denk u?

Welnee, we hebben toch Peter Keppy, Esther Captain, Margaret Leidelmeijer, Mieke Aerts, Jouke Turpijn, Wim Manuhutu, Amanda Kluveld, Lizzy van Leeuwen. Een indrukwekkend aantal, toch? En vast niet uitputtend. En Pamela natuurlijk. Nu ja, de laatsten zijn antropologe en literatuurwetenschapper, maar hebben wel een historische inslag. En wat is Indisch? Mogen witte Indischmensen ook? Cees Fasseur heeft toch een zekere naam. Maar ja, het Nederlandse hokjesdenken heeft nu eenmaal ook het Indische hokjesdenken voortgebracht. 

Het is wel waar dat voor mensen uit de Indische gemeenschap de carrièrepoorten pas laat zijn opengegaan – een lot dat veel immigrantengroepen treft. Indische nieuwkomers kwamen eerst in de lagere rangen in overheidsdienst terecht, en in de vrije beroepen en kunsten. In de muziek en de literatuur zie je wel snel de Indische migranten opkomen. Het duurde veel langer voordat de meer hiërarchische instituties zoals de ambtenarij en wetenschap zich openstelden. Je zult zien: pas over twee of drie generaties worden de eerste Syrische hoogleraren in Nederland aangesteld. Nederland is daar overigens extreem traag in. Sociale drempels in Nederland zijn hoger dan ze misschien lijken. Daarom is het met de diversiteit in allerlei instanties, zoals redacties, besturen en universiteiten, zo droevig gesteld.

Volgens de website van het IHC houdt u zich bezig met de dekolonisatie in een langetermijnperspectief en doet u onderzoek naar uiteenlopende onderwerpen als gevangenissen, mobiliteit, stedelijke ordening, recht en geweld, arbeidersorganisaties, ondernemerscultuur, democratie, onderwijs en kunst. Dat is nogal wat. Waarop legt u de nadruk?

RR_intellectuelenDe verklaring voor die waslijst is dat ik al enige tijd aan een boek werk over Indonesië tussen de jaren ’20 en ’60 – een periode die ik de lange dekolonisatie noem. Dat boek is een synthese van een reeks projecten waaraan ik op het NIOD heb gewerkt en omvat veel van de thema’s die op de IHC website zijn genoemd.

Voorts ben ik bezig met de postkoloniale cultuur in Nederland. Niet in de zin van: wat brachten de Indische of Surinaamse migranten mee, maar: hoe hebben het koloniale verleden en de postkoloniale migranten het Nederlandse wereldbeeld en de cultuur beïnvloed. Ook postkoloniale intellectuelen – mensen als Tjalie Robinson, maar ook Anil Ramdas en vele anderen – verdienen meer aandacht dan tot nu toe het geval is. Ik zal ook proberen de studie van koloniale en postkoloniale letterkunde – die ook onderdeel is van de leeropdracht – aan te jagen. De Indische literatuur is een belangrijk onderdeel van onze cultuur.

Hoe wilt u dat gestalte geven? Door publicaties? Lezingen?

Op alle denkbare manieren. Maar wat kan één mens? Ik wil vooral proberen andere mensen te stimuleren zich met de koloniale en postkoloniale cultuur bezig te houden. Ik zit te denken over samenwerking met kunstenaars – vooral fotografen, die het Indische toch weer op een andere manier benaderen dan historici. Ook ben ik bezig een website op te zetten over koloniale en postkoloniale kwesties. Want het blijkt dat de koloniën nog lang niet achter ons liggen; er gaat geen dag voorbij of je komt wel wat tegen dat een rechtstreeks verband met het koloniale verleden heeft, of het nu de backpaykwestie is of museale collecties betreft. Dat vergt duiding en begrip. Als mensen doordrongen raken van het koloniale karakter van ons wereldbeeld kan dat verhelderend, hoewel soms ook confronterend zijn.

Bestaat er ook een soortgelijke leerstoel in Indonesië? Heeft u contacten met historici uit dat land?

Alle historici die zich met de Indonesische vaderlandse geschiedenis bezighouden zijn in wezen koloniale en postkoloniale historici. Maar het is een schone gedachte dat iemand zich er nadrukkelijk met het koloniale erfgoed zou bezighouden en het op die manier voor Indonesië zou opeisen. Leuk of niet, de koloniale overheersing heeft een enorme invloed gehad op Indonesië. De witte kant van de koloniale overheersing – die minder wit is dan we ons vaak voorstellen — is dus ook Indonesische geschiedenis. Dat besef dringt heel geleidelijk door.

Het zou mooi zijn om tot een meer geïntegreerde geschiedenis te komen. Het is daarom van het grootste belang dat de geschiedenis samen met Indonesische historici wordt onderzocht. Ik heb veel contact met historici in Indonesië. In mijn tijd bij het NIOD hebben we bijvoorbeeld met veel jonge historici uit Indonesië samengewerkt en hen op het pad van nieuw onderzoek gebracht. Abdul Wahid en Farabi Fakih zijn jonge historici die oog hebben voor de verschillende kanten van de geschiedenis; ze laten een heel vernieuwende stem onder Indonesische historici horen.

De laatste tijd verschijnen steeds meer berichten in de media over Indië, maar ze gaan bijna steeds over geweld gepleegd door Nederlandse militairen, en dus worden de negatieve kanten van het kolonialisme steeds meer aangescherpt. Welke gevolgen heeft dat voor onze herinneringsgeschiedenis, voor het zelfbeeld van de Indische gemeenschap?

RR_discussieHet koloniale imago is altijd gespleten geweest, dus dit stootje kan het ook wel hebben. Beelden hebben altijd gelaveerd tussen trots, nostalgie en afwijzing. Maar laten we alsjeblieft onder ogen zien dat de dekolonisatieoorlog op veel momenten een vuile oorlog was. Daarmee hoef je nog niet alles pikzwart af te schilderen. Wat denk je: het was een koloniale strijd, zij het van bijzondere soort. In koloniale oorlogen wordt nooit omzichtig met geweld en de levens van de tegenstanders omgesprongen.

De discussie over het welles of nietes van de oorlogsmisdrijven helpt ons begrip van de oorlogsjaren geen steek verder. Je moet uitleggen waarom dingen gebeurden. Nu zingen historici sinds kort in koor dat het geweld structureel was, maar zonder kwalificatie zegt zo’n uitspraak helemaal niets. Overigens hebben Van Doorn en Hendrix in hun magistrale Ontsporing van geweld in 1970 al aangegeven wat die structuur was. We zijn dus nog niet heel veel verder.

Is dat brede onderzoek, waar KITLV, NIOD en NIMH enkele jaren geleden op aandrongen, wel zo noodzakelijk? Heeft het proefschrift van Rémy Limpach niet het belangrijkste motief om zo´n onderzoek te willen, weggenomen?

Onderzoek naar het geweld is hoogstnoodzakelijk. Niet om alle narigheid boven tafel te krijgen, want dat kan toch niet, maar omdat er zoveel mensen, slachtoffers en militairen bij betrokken waren en om duidelijk te maken waarom het vaak zo mis kon gaan. Ik heb een paar dingen van Rémy Limpach gelezen – het proefschrift is nog niet openbaar — maar ik geloof niet dat hij alle kanten van het geweld heeft laten zien. Ik denk eerder dat zijn werk de weg wijst naar nieuwe vragen en kwesties dan dat het alle vragen beantwoordt.

Volgens de vorige regering zou zo´n onderzoek niet opportuun zijn omdat `Indonesië´ het niet wilde. De laatste tijd lezen we in de media dat de Indonesische overheid ook niets wil weten van `1965´. Indonesië zal in de toekomst ook geen onderzoek willen steunen naar de gebeurtenissen in 1945. Toch doorgaan?

Natuurlijk. Maar ik zou geen overheidssteun meer vragen. De regeringen willen er de vingers niet aan branden. Overheden houden niet van kritische geschiedenis, want ze is verwarrend, past zelden lekker in nationale zelfbeelden, en kost vaak geld, omdat er oude rekeningen boven tafel komen. Dan maar niet. Het scheelt veel onnodig overleg en gemarchandeer. De betrokken instituten zijn groot genoeg om gezamenlijk zo’n onderzoek op te zetten. Of ze zouden kunnen proberen het onderzoek van Nederlandse en Indonesische historici te stimuleren en coördineren.

RR_samenhangDe gekozen methodiek van het lopende onderzoek naar het dekolonisatiegeweld lijkt echter wat onhandig. Het soort onderzoek waarbij men denkt alle archieven te kunnen doorbladeren en het aantal misdrijven te turven is weinig efficiënt en leidt niet per se tot nuttige analyse. Veel beter zou het zijn om het onderzoek te richten op bepaalde legeronderdelen en contactzones, en op specifieke geweldsvormen – de interneringen bijvoorbeeld, het mechanisch geweld, de rol van de inlichtingendiensten. Volgens mij kunnen we ook nog veel winnen bij een meer psychologisch getint onderzoek: wat was de pathologie van het geweld? We blijven nu erg in de ervaringen en feiten steken. Ook blijf ik van mening dat je het Nederlandse optreden slechts in samenhang met het Indonesische geweld kunt analyseren – niet om ze tegen elkaar af te strepen, maar omdat je de geweldsspiraal slechts kunt begrijpen als je naar alle partijen kijkt.

Nog iets over de backpay. Het lijkt erop dat het Indisch Platform zijn wensen niet zal zien ingewilligd, en dat hooguit sprake zal zijn van een compensatie aan een handvol overlevenden. Heeft de Indische gemeenschap recht tot klagen?

De Indische gemeenschap – althans dat deel dat het rechtmatig salaris over de oorlogsjaren is misgelopen – is schandelijk behandeld. Lees Hans Meijer’s Indische rekening maar. Het woord klagen vind ik dan niet zo op zijn plaats.

Moet zij daarmee doorgaan, of is het beter te berusten?

Natuurlijk moeten ze protesteren. Maar ze zouden gek zijn om naar mij te luisteren.

Staatssecretaris Van Rijn heeft gezegd dat hij initiatieven tot verbetering van de kennis van Nederlands-Indië wil steunen. Hoe zou die kennis volgens u het beste bevorderd kunnen worden?

RR_sleutelsAls we het hebben over een bredere bewustwording van het koloniale karakter van Nederland, moet je een speelfilm maken. Een goede blockbuster doet meer dan honderd lespakketten.

Maar laten we ons vooral niet opsluiten in onze eigen kleine discussies. We lijken het niet goed te beseffen, maar Indonesië is hard op weg een grote speler in de wereld te worden. Een van de sleutels tot het Indonesische verleden, en dus het heden, ligt in Nederland. We kunnen als kleinere broer een rol spelen in de vorming van de Indonesische historische cultuur. En vice versa. We leven in een postkoloniale wereld, in de zin dat de diepe sporen van het koloniale verleden nog overal zichtbaar zijn en de nationale en mondiale verhoudingen beïnvloedt. Dat doet aan alle kanten pijn, zoals de Pietdiscussie en debatten over diversiteit laten zien. Zoals in migrantenkringen terecht wordt opgemerkt: ‘Wij zijn hier omdat jullie daar waren.’ Dat geldt voor de Indische of Caraïbische migranten, maar ook bijvoorbeeld Syriërs. Je kunt hun komst niet los zien van de koloniale ordening van de wereld. Dat schept een band en de verplichting om in de koloniale spiegel te kijken. De spiegel van toen, maar ook die van nu.

x

Remco Raben is bijzonder hoogleraar Koloniale en postkoloniale literatuur- en cultuurgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, en universiteit hoofddocent aan de Universiteit Utrecht. Voor die tijd was hij onderzoeker bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie en docent geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Hij promoveerde op de geschiedenis van etnische verhoudingen in Batavia en Colombo in de VOC-tijd. Hij publiceerde over Indonesië en Zuidoost-Azië in de vroegmoderne en moderne tijd. Boeken van zijn hand zijn onder meer Beelden van de Japanse bezetting van Indonesië (1999), De oude Indische wereld (2003), The world of Jan Brandes (2004), De geschiedenis van Indische Nederlanders (2006), en Being “Dutch” in the Indies. A history of creolisation and empire, 1500-1920 (2007).


Gearchiveerd onder:9. Java Post

Viewing all articles
Browse latest Browse all 529